Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Schrijfwedstrijd » Zielen

Schrijfwedstrijd

24 sep 2010 - 20:43

1914

0

343



Zielen

Ze zeggen dat het einde begint, zoals het begin eindigt.
Maar waar is het begin geëindigd en waar is het einde begonnen.

Het laatste wat ik me herinner is doc, de pijn weg en daarna niets meer. Een leeg zwart gat.
Een voorstelling van wat er is gebeurd, kan ik wel maken. Ik ben er talloze andere keren bij geweest. Ik heb de mensen alles uitgelegd. Alles geleerd over onze medicijnen, over ons denken, onze samenleving, onze geschiedenis. Ze weten alles wat ik weet.

In mijn negen levens is er geen kennis verloren gegaan. Iedere planeet heeft zijn eigen verleden en vooral iets wonderlijks. Iedere soort van leven heeft zijn eigen kenmerken. Toch verkiezen velen van ons de mensen boven alles. Ze zijn ingewikkeld, dat zeker. Gevoelens, emoties zoals die van de mensen, hebben niet veel andere levenssoorten. Hoewel het soms verwarrend is, is het toch geweldig. Vooral de liefde is geweldig. Die kennen ze nergens anders. Ik ben zo blij dat ik het toch nog heb gevonden voor mijn dood. Als ik nu al dood ben.

Ik weet niet precies wat er na doc is gebeurd. Voor de eerste keer maak ik leegte mee. Het enige wat werkt zijn mijn hersenen. Voor de rest voelt leegte raar. Maar zodra je iets voelt, is er al geen leegte meer.

Het eerste wat ik echt merk aan verandering is de warmte. De warmte die mij als ziel raakt. Het komt als een grote golf over me heen. Even later voel ik mijn tentakels, mijn huid de warmte overnemen. De gevoelens die ik als mens had, voel ik nu in hoog tempo door mijn tere lichaam glijden. Jaloezie, angst, hoop, blijdschap, woede, liefde, haat, schaamte, kracht en vooral verwarring. Het laat me schrikken. Deze kracht van emoties heb ik zo nog nooit gevoeld. Wel apart maar niet allemaal tegelijkertijd. Hoe moet ik er op reageren. Wat betekend het precies. Melanie is er nu niet meer om het me uit te leggen. Voor het eerst verlang ik terug naar haar. Maar zij is voorgoed verleden tijd. Ik voel voor het eerst de lengte van mijn eigen ledematen. Mijn lichaam strekt zich verder en verder uit. Ik probeer me erop te richten en binnenin me wordt het langzamer rustiger.

Het volgende dat me opvalt, zijn de geuren. De heerlijke geuren. Vers gemaaid gras en regen. Ik haal diep adem en voel de frisse lucht in mijn neus prikken. Ik neem alle heerlijke geuren in me op. Bloemen, zand, bomen. Ik heb nog nooit zoveel heerlijke verschillende geuren bij elkaar geroken. En vooral niet zo puur. Sommige geuren ken ik nog niet eens. Alles neem ik in me op. Langzaam, want ik heb tijd genoeg.

Dagen, weken, maanden geniet ik ervan. Het besef van tijd ben ik echter allang verloren. Wat ooit het simpele woordje tijd voor betekenis had, is de betekenis allang vervlogen. De vraag of ik meer zintuigen terug ga krijgen, houd me echter wel bezig. Ik geniet van wat ik nu heb, maar meer zou mooi zijn.

Nadat ik de hoop zo’n beetje heb opgegeven, voel ik weer verandering. Ik rook het zout al een tijdje. Het werd plotseling versterkt door de smeek ervan. Het brandt even op mijn tong. Ik kan niet bepaald zeggen dat het lekker smaakt, maar zelfs zout is beter dan niets. Na verloop van tijd proef ik ook andere dingen. Het zand is ook niet het voornaamste, maar de regen is heerlijk. Het geeft me een tevreden en vol gevoel. Misschien dat hier eten en drinken ook nodig is. maar als dat is, waarom leef ik dan nog, na zolang niets binnen te hebben gekregen.

‘Omdat het niet essentieel is.’ De woorden schieten mijn gedachte binnen. Ik lijk ze te horen, maar aan de andere kant ook niet. Ik hoor toch ook niets anders. Ik voel de regen, ik proef de regen, maar ik hoor geen regen. Ik probeer me extra op mijn gehoororganen te concentreren. Het lijkt wel of ik het aanspoor om iets aan geluid op te vangen. Heel zachtjes hoor ik het beginnen te tikken. Steeds duidelijker. Al snel hoor ik de regen op hetzelfde ritme tikken, als dat ik het voel. Ik begin ook op andere geluiden te letten. De zee die tegen een dijk beukt, de vogels die hun mooiste lied zingen, de bomen die heen en weer waaien.

‘Het is prachtig, niet?’ De woorden die mijn hoofd inschieten zijn niet van mij. Ze klinken zoals de stem van Walter klonk. Maar Walter is overleden, hij is weg, toch? ‘Het klopt, ik ben Walter.’ Even denk ik na. Hoe kan Walter hier nou ook zijn. ‘Hoe gaat het me je?’ Het is eigenlijk niet echt veel meer dan een beleefdheidsvraag. Toch stel ik hem, benieuwd of hij nog steeds pijn heeft. ‘Het gaat prima met mij. Ik heb mijn vrouw ook gevonden. Na al die tijd zijn we eindelijk weer verenigd.’ ‘Wat fijn voor je.’ Ik ben ook echt blij voor hem. Zou ik ooit nog een keer Ian zien of Jamie. Hoeveel zou ik daar wel niet voor op geven. ‘Walter, mag ik je iets vragen?’ ‘Natuurlijk mag je dat Wanda.’ Wanda, mijn naam. Hij stamt af van wandelaar. Iets wat nu pas tot me door lijkt te dringen. ‘Krijg ik ooit mijn zicht nog terug. Ik bedoel, zou ik ooit weer kunnen zien, zoals een mens kan kijken?’ ‘Sorry Wanda, maar dat kan ik je helaas niet vertellen. Niet iedereen krijgt hier alle gaven. Dat ligt aan je eigen weg. Maar ik weet zeker dat jij als wandelaar, hier nog veel zult ontdekken.’ De stem van Walter vervaagt langzaam. ‘Nee niet weggaan.’ ‘Ik kom terug Wandelaar, ik kom terug.’ Ondanks de belofte kan ik niet voorkomen dat ik me even eenzaam voel. Dat ik Walter terug hoorde, doet me goed.
Het blijkt dat je hier elkaar met je gedachte kunt horen. Je hoeft alleen maar aan diegene te denken en aan wat je wilt zeggen. Niemand anders kan het horen en de andere kan jouw verdere gedachte ook niet horen. Het lijkt een beetje op telepathie.

Het zou fijn zijn om te kunnen zien waar ik ben. Om te zien waar die heerlijke geuren vandaan komen, waar die warmte vandaan komt. Wie of wat de geluiden veroorzaakt. De schoonheid van dit paradijs, van de dieren om me heen te mogen bewonderen. Te mogen genieten met mijn ogen van dit alles.

De hoop op zicht heb ik al opgegeven. Waarschijnlijk wou Walter me niet teleurstellen, toen hij zei dat hij niet wist of ik mijn zicht terug zou krijgen. Hij weet ook hoe erg ik het vind om geen zicht meer te hebben. Hij was niet voor niets een van mijn eerste aanhangers. Een van de eerste die mij vertrouwde. Ik geniet voor de rest van mijn zintuigen. Zoveel ik maar kan. De tijd in de grot heeft me geleerd, dat je moet genieten van wat je hebt. Treurig zijn over wat je niet hebt, heeft namelijk gaan zin. Het maakt het leven alleen maar moeilijker.

Mijn leven gaat maand na maand door. Walter vertelt me dingen van de plaats waar ik ben, legt me alles precies uit, want ik wil leren. Leren is iets wat bij een ziel hoort. Soms denk ik dat hij wel kan zien. Dan wordt ik zo jaloers dat ik de gedachte snel van me af duw. Hij is een mens. Hij controleert zo al heel zijn leven zijn gevoelens, zijn zintuigen. Walter heeft me geleerd met mijn tentakels te kijken. Te voelen en zo te weten wat iets is. Gewoon door de structuur. Hij leert me verschillende bloemen te onderscheiden, door de geur. Vruchten herkennen door smaak. Want eten is niet verplicht, maar meer een gewoonte. Ik herken de soorten vogels aan hun gezang. Sommige maken zelfs geluiden, die ik nog nooit heb gehoord. Alles gecombineerd heb ik de hele omgeving gereconstrueerd. Er is een zee, met vlak daarnaast het bos. In het bos is een open plek, waar de bloemen volop bloeien. Walter vertelt dat ze het hele jaar door in bloei staan. Dat je alleen de seizoenen kunt herkennen door de zachte sneeuw die er valt. Want er zijn nog maar twee seizoenen. De winter en herfst zijn gecombineerd en de lente en zomer zijn gecombineerd. Zo is het klimaat ook veel zachter.

Ondanks ik me bij mijn nieuwe levensstijl heb neergelegd, vind ik het missen van mijn zicht erg. Stiekem ben ik ook bang om weer te zien. Wat als het allemaal niet zo mooi is, als wat ik nu denk. Nu doet mijn verbeelding het. Met ogen kan heel je verbeelding eraan gaan. Dan zie je de werkelijkheid en die is niet altijd zo mooi, als dat het lijkt. Het is dan ook schrikwekkend als het zwart begint te verhelderen. Er komen steeds meer grijstinten bij. Ik begin steeds beter de vormen te herkennen. Het beangstigd me. Niets is zoals ik het me voorgesteld heb. Door het zwart en grijs worden de vormen nog enger. Het liefste wil ik nu voor de rest van mijn leven mijn ogen sluiten. Helaas kan het niet. Mijn nieuwsgierigheid overwint het van mijn angst. Al snel leer ik om ook van de vormen te genieten.

Al blij met het beetje zicht dat ik heb, gaan er nog eens maanden voorbij. Ik heb Walter nu ook in levende lijve kunnen zien. Hij heeft zijn vrouw aan mij voorgesteld. Ze was zo blij dat ik hem heb kunnen helpen. Dat zoiets teers als ik dat kan doen. Ik moet zeggen dat ik niet precies weet waar ze het over heeft. Ik heb mezelf nog niet echt bekeken. Ergens ben ik bang voor wat ik aan zal treffen.
Als ik op een dag gewoon bij het water zit, herken ik vaag de kleur blauw. Met iedere golf die tegen de kant op slaat, wordt het feller, helderder. Een opgetogen gevoel gaat door mij heen. Ik richt mijn blik op de andere dingen. Het zand wordt gelig, de bomen bruin en de bladeren groen. Ik sta op en begin te rennen. Nou ja rennen, eerder zweven. Ik zweef dus naar het huis van Walter. Die doet meteen de deur open. ‘Vanwaar deze opheffing?’ ‘Ik kan zien.’ Ik durf te wedden dat mijn wangen een rode glans zouden uitstralen, als ik een mens was geweest. Zijn vrouw komt achter hem staan. ‘Dat moeten we vieren.’ Ze ontvangt me met open armen. Uit haar oventje tovert ze het lekkerste eten wat er bestaat.

Na een volledig feestmaal kijkt Walter me aan. ‘Heb je jezelf al gezien?’ Ik schud mijn hoofd. Hij stuurt me meteen naar huis. Stiekem voel ik me wel een beetje zenuwachtig. Dit is de eerste keer dat ik in een spiegel ga kijken. Op mijn kamer blijf ik met mijn rug naar de spiegel staan. Stiekem te bang om me om te kunnen draaien. Het is nu of nooit. Ik draai me beetje bij beetje om. Het beeld verrast me. Ik had nooit gedacht zo mooi te zijn. Mijn huid heeft een lichte zilveren glans, die alles om me heen verlicht. Ik zie er teer en zeer lief uit. Vanaf dat moment ben ik steeds meer van mezelf gaan houden. Gewoon om wat ik ben. Hoe heb ik me ooit zo kunnen verafschuwen.

Mijn beginfase is eindelijk volledig vervuld. Ik kan gaan genieten van dit mooie land.

En toch betekende dit einde ook een nieuw begin van mijn leven. De dood is mijn laatste en tiende leven.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.