Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Oorzaak en Gevolg [TC] » [51] Bill – Friend To Monster

Oorzaak en Gevolg [TC]

20 aug 2011 - 15:41

1878

6

644



[51] Bill – Friend To Monster

Drama, drama...

Hoe maak ik het goed? Al twee weken lang speelt die zin als een mantra door mijn hoofd. Het maakt me gek en het helpt niet, ik kan niets verzinnen. Ik ken Tom van kop tot voeten, vanbinnen en vanbuiten, tot het laatste sproetje op zijn armen, maar ik weet niet hoe ik hem moet laten zien dat het me spijt. Dat ik van hem houd. Dat ik hem nodig heb.
Elke dag opnieuw sta ik op met tranen in mijn ogen, die ik wegpoets en verstop achter mijn make-up. Ik doe mijn best om te lachen en te praten alsof alles normaal is - de blikken die iedereen me toewerpt zijn getuigen van mijn dagelijkse mislukking. Zelfs de jongens die meereizen om kabels te slepen hebben door dat er iets flink fout zit. Volgens alle tijdschriften die me onder ogen komen lijd ik aan anorexia en ben ik mogelijk verslaafd aan heroïne, omdat ik zelfs in het gloeiend hete Rome nog met lange mouwen rondliep. Zogenaamd om de sporen van injecties te verbergen; in werkelijkheid omdat ik het tegenwoordig altijd koud heb, zo zonder Tom die zijn armen om me heenslaat.
Inmiddels liggen Italië, Zwitserland, Kroatië en Oostenrijk achter ons; we hebben Tsjechië bereikt en het is dertig graden tussen de oude gebouwen van Praag. In mijn hotelkamer staat de airconditioning aan, maar dat is niet mijn keuze. Als ik zou weten hoe dat ding uit moet, zou ik dat allang gedaan hebben, maar ik snap niks van de afstandsbediening en nog minder van het Tsjechisch. Dus draag ik een trui onder mijn vest en warm mijn handen aan een beker thee.
Het is avond en ik ben alleen. Tom slaapt in de kamer naast de mijne, Georg en Gustav hebben elk een kamer aan de andere kant van de gang. David en de rest verblijven in de bus. Alleen Jessica niet - Jessica slaapt bij Tom. Elke keer dat ik daaraan denk - en ik denk er vaak aan - scheurt mijn hart een stukje meer. Het is mijn eigen schuld, ik weet het. Het schuldgevoel vreet aan me.
De thee brandt in mijn keel en smaakt naar niks. Ik hoest, tranen springen in mijn ogen. Waar de anorexiaroddels vandaan komen is niet moeilijk te raden, ik ben dunner dan ooit en zelfs in de crew word ik met bezorgde ogen bekeken. Tijdens het ontbijt moet ik mijn koffie naar binnen worstelen, eten lukt me al helemaal niet. ’s Middags heb ik na een paar happen meestal al genoeg en ’s avonds begin ik bij de gedachte aan een tweede snee brood wanhopig te kijken, nadat ik de eerste meestal kokhalzend naar binnen heb gewerkt.
Hoe kan ik eten als Tom niet naar me kijkt? Hoe kan ik eten als ik moet zien hoe Jessica hem hapjes voert? Hoe kan ik eten terwijl ik het gevoel heb dat mijn slokdarm eindigt in het niets? Mijn binnenste is één groot gat, met uitzondering van mijn hart; dat is er nog, maar het valt langzaam in brokkelende stukken uiteen. Hoe houdt Tom dit vol? Waarom lijkt dit hem zoveel makkelijker af te gaan? Hij lacht, praat, speelt de stoere gitarist. Ik ben plotseling de schaduw van de band, ziekelijk en stil. Is Tom werkelijk zo’n goede toneelspeler? Het doet pijn om hem zo te zien - en het is mijn eigen schuld. Het is mijn eigen schuld.
Mijn moeder klinkt aan de telefoon steeds bezorgder en Andi sms’t me elke dag tien keer. Gaat het wel? Heb je gegeten? Wat is er aan de hand? Bill, klootzak, praat met me! Als je terugkomt zal je wat beleven! Bill, kom op, straks ga ik met dingen gooien! Wat is er aan de hand? Ik sms nooit terug en als hij belt, druk ik hem weg. Wat kan ik ook zeggen?
Met een zucht zet ik de kop thee opzij en sta op. Doelloos en houterig dwaal ik door de kamer, die te groot is voor iemand met mijn humeur. Waarschijnlijk is hij zelfs te groot voor iemand die gelukkig is, maar nu voel ik me piepklein, onbeduidend en vooral heel erg eenzaam.
Hoewel ik dat ook al was voor ik hier binnenstapte.
Boven de wastafel in de badkamer hangt onvermijdelijk een veel te grote spiegel. Als in een trance haal ik de make-up van mijn gezicht en trek mijn T-shirt uit. Mijn spijkerbroek volgt, dan klim ik op de enorme wastafel en kniel voor de spiegel, enkel gekleed in mijn boxershort. Mijn haar valt sluik en licht golvend om mijn schouders, ik heb er niets aan gedaan - de stijltang ligt ongebruikt onderin mijn koffer.
Zwijgend staar ik naar mijn spiegelbeeld. Ik heb mezelf altijd mooi gevonden, hoe arrogant dat ook mag klinken. Alleen mijn oren en mijn voeten bevallen me niet, maar voor de rest ben ik altijd tevreden geweest met mijn lichaam en gezicht. Ik pronk graag met mezelf, ik geef het toe.
Er is niets over om mee te pronken. Voor de eerste keer in mijn leven vind ik mezelf lelijk.
Ik leg mijn handen tegen de spiegel en kijk naar de tranen die langs de wangen van mijn reflectie glijden. Ingevallen wangen, donkere schaduwen onder de ogen. Bloedeloze lippen. Futloos haar. De tranen vallen op knokige knieën, benen als Chinese eetstokjes. Ik kan mijn ribben tellen; mijn wasbleke huid spant akelig over mijn botten. Een anorexiapatiënt, inderdaad.
Ik ben zo lelijk.
Mijn hoofd zakt omlaag, raakt het koele spiegelglas. Ongecontroleerd gesnik scheurt door mijn keel. Mijn schouders schokken zo hard dat het pijn doet en mijn handen, inmiddels tot vuisten gebald, slaan tegen de spiegel alsof ik mijn reflectie probeer te verjagen. Misschien doe ik dat ook wel. Ik haat mijn spiegelbeeld. Dat schreeuwende, jankende, afzichtelijke wezen dat mij voor moet stellen. Weg moet het. Weg, weg, weg!
Met een schreeuw haal ik uit naar het glas. Dan - een hand verschijnt uit het niets en houdt me tegen. Door een waas van tranen zie ik hoe de vingers zich om mijn pols sluiten en als in slowmotion mijn arm omlaag duwen. Krachteloos laat ik me naar achteren vallen; twee armen vangen me op en ik zak dankbaar weg in de duisternis.

Als ik mijn ogen opendoe, zie ik eerst alleen maar zwart. Ik raak niet in paniek; het zwart is welkom. Kalmerend. Dan trekt het langzaam weg en het plafond van mijn hotelkamer komt in zicht. Ik zucht zacht. Helaas, het welkome beeld laat me in de steek. In elk geval ben ik niet meer in de badkamer; mijn handen strijken over de zachte dekens van het tweepersoonsbed, mijn hoofd zakt haast weg in het enorme kussen.
Twee armen en een hand om mijn pols. Wie heeft me hierheen gebracht? Tom? Even springt mijn hart op, maar nog geen oogwenk later besef ik dat dat niet kan. Tom is met Jessica in zijn kamer verdwenen. Die komt vandaag niet meer buiten - en bij mij heeft hij helemaal niets te zoeken. Een volgend stukje hart breekt af; het gat wordt groter.
‘Bill?’ hoor ik dan. ‘Bill? Reactie?’
Gustav. Het is Gustav.
Ik draai mijn hoofd opzij, naar waar ik de stem vermoed, en zie hem naar me kijken. Rustig als altijd, maar bezorgd. Mijn stem klinkt rauw als ik antwoord: ‘Gus… Was jij dat?’
Hij knikt en schetst met een paar woorden wat er gebeurd is. Blijkbaar stond hij juist op de gang toen hij me hoorde schreeuwen en kon meteen naar binnen; ik had de deur niet op slot gedaan, te gewend aan hotelkamers die automatisch sluiten. Gustav vond me gezeten op het badkamerkastje, krijsend tegen mijn spiegelbeeld, op het punt mezelf in het glas de schedel in te slaan.
‘Je bent flauwgevallen,’ zegt hij. ‘Ongeveer een kwartier geleden. Kan je rechtop zitten?’
Ik probeer het. Mijn hoofd gonst, maar het lukt. Met het kussen in mijn rug en de deken om mijn schouders getrokken kan ik rechtop zitten. Gustav reikt me een bord aan; een fruitsalade, samengesteld uit het fruit dat eerst in de schaal op het salontafeltje stond. Ik slik, wil niet eten, maar Gustav heeft niet voor niets al die appels staan schillen. Dus sluit ik mijn tegensputterende vingers om een stukje nectarine en knijp mijn ogen dicht. Eten is makkelijker als ik niet hoef te zien wat ik doe.
‘Bill,’ zegt Gustav. ‘Weet je zeker dat je geen anorexia hebt?’
Alleen hij kan deze vraag zo direct stellen zonder tactloos en grof over te komen. Ik zucht van schaamte en ontken. ‘Heel zeker. Het… Er is iets anders.’
Ik kan niet zeggen wat het echt is, maar hoe moet ik hem anders verklaren dat ik echt geen anorexia heb?
‘Wat dan?’ vraagt hij en komt op bed zitten, in zo’n positie dat hij me aan kan kijken. En dat doet hij, ernstig en bezorgd.
‘Dat… Dat kan ik niet zeggen. Het spijt me.’ Ik buig beschaamd mijn hoofd, staar naar het fruit op mijn bord. Tranen prikken in mijn ogen: ik wil hem alles vertellen, wil mijn probleem zo graag kwijt, maar ik kan het gewoon niet. Ik mag niet. Hij zal me haten als ik het hem zeg.
‘Heeft het met Tom te maken?’ vraagt hij. Ik schiet een stukje overeind, twee druiven rollen van mijn bord over de dekens. Gustav vangt ze op en geeft ze aan me terug; hij heeft antwoord genoeg. ‘Je gaat kapot op deze manier, Bill,’ zegt hij zacht. ‘Iedereen ziet het. Daarnet was je hysterisch, soms ben je een zombie. Zelfs op het podium doe je raar.’
Die zit. Ik krimp ineen, de volgende eerste traan rolt over mijn wang. Op het podium doe ik nog erger mijn best dan anders, gooi al mijn zelfbeheersing en acteerkunsten in de strijd, maar het is nooit genoeg. Gustav heeft gelijk: ik ga kapot. Ik val langzaam in stukken uiteen. Omdat ik Tom niet meer voel - het is net alsof de band tussen hem en mij is doorgeknipt. Ik ben een schip, dolend op een nachtelijke zee, en de vuurtoren aan de kust brandt niet meer, zodat ik langzaam maar zeker op de klippen afsteven…
Dan legt Gustav een hand op mijn schouder. ‘Luister, Bill. Als je wilt, ga ik wel met Tom praten. Misschein luistert hij nu eerder naar mij dan naar jou, als jullie zulke ruzie hebben.’
Waar heb ik dit aan verdiend? Waar heb ik Gustav aan verdiend? Ik begin bijna harder te huilen, dring de tranen terug en grijp naar zijn hand. ‘Dank je, dank je, dank je…’
Hij drukt kort mijn vingers. ‘Daar heb je nu vrienden voor, Bill.’
Ik knik heftig, blijf als een idioot “dank je”ť herhalen tot hij opstaat. ‘Eet dat op,’ zegt hij nog, gebarend naar de fruitsalade. Dan verlaat hij de kamer.
Met een zucht laat ik me onderuit zakken, dieper in het kussen. Gustav is mijn wake-up call. Hij heeft gelijk, ik maak het mezelf op deze manier alleen maar moeilijker. Ik moet eten. Uit dit gat klimmen. Of in elk geval omhoog klimmen, dichter naar de rand toe - want ik weet dat maar één iemand me helemaal uit dit gat kan trekken. Alleen Toms armen kunnen mij nu dragen. Maar Gustav heeft me wel iets anders duidelijk gemaakt: ook zonder alle feiten te verraden, kan ik om hulp vragen. Hij heeft me begrepen zonder dat ik iets hoefde te zeggen. Want daar is vriendschap voor.
Kom op, Bill. Fruitsalade. Eten. Werk jezelf er weer bovenop. Verjaag het monster uit de spiegel. Je wapens liggen op dit bord.


Reacties:

1 2

beertje
beertje zei op 25 juni 2013 - 22:55:
wow goed


Sweet
Sweet zei op 7 dec 2011 - 21:59:
Wauw ik heb vandaag alle hoofdstukkies gelezen en ik vind echt dat je Mega-Super-FenomenaalTastisch schrijft!! Echt Eerlijk waar joh! Ik ben net een verslaafde junkie hieraan, ga je PLEASE heel snel verder ????


BJORNOOOOO
BJORNOOOOO zei op 24 sep 2011 - 23:09:
Wauw. Het is zo zielig, zó mooi geschreven... Bill wordt met de dag zwakker, en sterker en volgens mij gaat Tom vanbinnen ook helemaal kapot. Hij doet gewoon alsof, hoop ik in ieder geval.

xx verder


YarahartBill
YarahartBill zei op 23 aug 2011 - 20:14:
Bill is zo zielig.
Hij wil het goed maken met Tom maar die zit de hele tijd bij die Jessica.
En dan komt de reddende engel Gustav. Die het wel even gaat regelen.
Gelukkig hoeft Bill niet al te veel te zeggen om Gustav het duidelijk te maken.

xxxxxx.

Snel verder


KaulitzFreak
KaulitzFreak zei op 20 aug 2011 - 22:43:
Goh, dit is zo zielig...
Gelukkig is er Gustav nog ^^
Pff, ik kan nu echt geen reactie verzinnen die goed genoeg is voor dit verhaal... :/

Snel verder!!