Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Schattenseite » 7. Menschen suchen Menschen

Schattenseite

24 okt 2009 - 19:48

1265

0

231



7. Menschen suchen Menschen

Het was iedereen duidelijk dat ik nooit een erg optimistische persoonlijkheid was geweest. Al toen ik klein was had ik pijn gevoeld, nagedacht over dingen waar ik te jong voor was. Ik had me altijd anders gevoeld, ouder. Ik leefde in een eigen wereld en had nooit ergens bij gehoord. Hoewel ik altijd ambities had gehad en verder was gekomen dan ik me ooit had durven voorstellen, kon je me nog altijd een zwaarmoedig persoon noemen. Vaak vond ik het moeilijk de mooie kant van het leven te zien, hoewel ik alles had dat ik me ooit gewenst had. Soms vroeg ik me wel eens af, of ik me gelukkig kón voelen zonder daar allerlei verslavende middelen voor nodig te hebben. Misschien kickte ik soms wel eens op de uitputting, vond ik het een prettig gevoel om zielig gevonden te worden. Maar voldoening, voelde ik nooit.

Tom had me aangekeken, ik zag zijn ogen de situatie inschatten, maar hij was opgestaan en weggelopen zonder me te troosten. Hij was geen persoon die zijn arm om me heen zou slaan en fluisterend mijn tranen weg zou vegen. Hij was bang om me te zien huilen, bang voor emotie. En ik vond het niet zo erg. Ik schaamde me voor mijn zwakte. Om films mocht ik huilen, films waren niet echt. Ik haatte het om pijn te voelen, om de realiteit onder ogen te zien en toe te geven dat ik een reden had om te huilen. Ik haatte het om zo breekbaar te zijn.
Ik had geslikt, was overeind blijven zitten zonder mijn gezicht in mijn handen te verbergen en er was slechts één traan over mijn wang naar beneden gerold. Met mijn rechterhand veegde ik de druppel van mijn kin. Ik pakte mijn glas van tafel, nam een slok, en voelde de alcohol in mijn keel branden. Ik hoorde het toilet doorspoelen en Tom kwam terug de kamer in gelopen. Hij keek schuldig.
Toen hij naast me kwam zitten zeiden we op hetzelfde moment dat het ons speet, waarna we glimlachten. Tom zuchtte. “Ik zie je gewoon zo lijden, terwijl ik had verwacht dat je op zou knappen nu we even uit de schijnwerpers zijn.” Ik knikte: ook ik had verwacht rust te hebben, mijn leven op orde te krijgen en me weer heel even normaal te voelen. Maar nu we al maanden op onszelf aangewezen waren, snakte ik naar aandacht, naar de rol die ik speelde wanneer ik op het podium stond. Op het podium voelde ik me een compleet mens. Ik kon niet tegen de stilte na concerten. Ik kon sowieso niet tegen stilte.

Wat dat betreft was alles heel dubbel: het liefst werd ik de hele dag gezien, wilde ik dat mensen mijn naam schreeuwden en ons overal waar we kwamen supportten. Aan de andere kant had ik zo ongelofelijk veel behoefte aan een normaal leven, een leven waarop ik niet hoefde te letten op elk woord dat ik zei, op elke beweging die ik maakte. Ik had echter voor de eerste manier van leven gekozen en hoewel dat absoluut hetgeen was dat ik het allerliefste wilde, waren er te veel momenten waarop het me volledig opbrak. Sterker nog: op de zeldzame momenten dat ik rust had, raakte ik vaak volledig in paniek wanneer ik mijn leven probeerde te overzien. Eigenlijk was ik voortdurend bezig om dingen in mijn hoofd achter te houden, te vermijden. Een soort censuur in mijn gedachten. Ik was zo verschrikkelijk bang dat ik me nooit gelukkig zou voelen.

“Denk je dat het ooit voorbij zal gaan? Met de band?” vroeg ik aan mijn broer. Hij heek bedenkelijk. “Ik denk niet dat wij er ooit mee zullen stoppen, niet vrijwillig.” Meteen voelde ik steken in mijn hart toen ik dacht aan de keer dat ik tijdens een concert mijn stem was verloren. Ik was bang geweest, doodsbang, dat alles in één klap voorbij zou zijn. “Maar haast elke band heeft een houdbaarheidsdatum, weet je, ik weet niet of mensen ons voor altijd leuk zullen vinden.” Het voelde zowel als een opluchting als een bedreiging. Ik kon me niet voorstellen ooit door een drukke winkelstraat te lopen, mijn eigen boodschappen te doen. Hoe moest ik aan geld komen? Had ik een kans om het te maken in de modewereld? Zou ik een tattooshop kunnen beginnen? Mijn stem was alles wat ik had, waar ik op bouwde en vertrouwde, en verder kon ik niets.

“Ik hoop zo dat je op een dag gelukkig wordt, Bill.” Ik keek mijn broer aan, maar zijn ogen hadden alleen maar aandacht voor de hond die naast hem lag. Ik voelde een steek in mijn keel. “Ik ben zo verschrikkelijk blij dat ik jou heb, Tomi.” Meestal gebruikten we geen woorden om te zeggen hoe veel we om elkaar gaven, maar drukten we ons uit in subtiele gebaartjes. Hij keek op en ik deed alle moeite om mijn opwellende tranen weg te slikken. “Kom eens hier.” Tom spreidde zijn armen en ik schoof naar hem toe. Hij sloeg zijn handen langs mijn middel en vouwde ze samen op mijn buik. Zijn hoofd legde hij op mijn schouder. Hij zei niets, hield me gewoon even stevig vast. Zijn warmte, zijn wang tegen de mijne; ik voelde me vreselijk geliefd en gezegend. Vanaf de andere kant van de bank keken twee zwarte kraaloogjes me jaloers aan.

We hadden nog een uur lang zitten praten en Tom had me al die tijd in zijn armen gehouden. Mijn broer wist me altijd zonder ook maar één woord te zeggen volledig rustig te krijgen. Hij was een soort persoonlijke mental coach, waar ik dag en nacht op kon vertrouwen. Toen we om vier uur naar bed gingen, had ik hem nog even stevig omhelsd en hem bedankt. Dank, voor zijn lieve woorden, voor zijn bezorgdheid om mij. Maar vooral dank om het feit dat hij bestond.

Mijn relatie met mijn broer was op zijn zachtst gezegd bijzonder. Hoewel er een wereld van verschil tussen ons leek te zijn - voor de buitenwereld waren we eerder tegenpolen dan een identieke tweeling- kwam het niet zelden voor dat we hetzelfde dachten. Te vaak begonnen we tegelijk te praten om hetzelfde antwoord te geven, te vaak kon de één een zin afmaken waar de ander even niet op kon komen. Ik hield zo onmenselijk veel van Tom. Ik was zelfs wel eens bang dat het me hinderde. Dat mijn liefde voor hem me in de weg stond bij het vinden van de ware. Dat ik iedereen met hem zou meten, om steeds weer tot de conclusie te komen dat niemand me ooit zo zou begrijpen als Tom dat deed. In sommige slapenloze nachten was ik ervan overtuigd geweest dat hij, wanneer hij niet uit dezelfde moeder geboren zou zijn, de ware voor me was. Maar we waren ruim twintig jaar geleden uit dezelfde cel ontstaan, waren samen gegroeid, op de wereld gekomen en hadden ons hele leven samen doorstaan. Ik vond niet dat we nog als twee aparte personen gezien konden worden. We deelden elke gedachte, ervaring, herinnering. Ik kon me niet voorstellen ooit zo’n band met een vreemde op te kunnen bouwen. Ik was bang om Tom achter te stellen. Ik wist dat ik voor altijd aan hem vast zou zitten, maar in tegenstelling tot het beklemmende gevoel dat het me zou moeten geven, maakte die gedachte me zielsgelukkig.

Toen ik uit de badkamer kwam ging ik snel even langs mijn broers kamer. “Slaap lekker, Tom”, fluisterde ik zachtjes. Vanuit het bed was slechts een regelmatige ademhaling te horen en binnen een kwartier was ik zelf in een diepe slaap verzonken.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.