Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Schattenseite » 11. Geisterfahrer

Schattenseite

3 nov 2009 - 19:52

1646

0

289



11. Geisterfahrer

Voor het eerst waren Tom en ik co-producers van het nieuwe album. Wat dat inhield, was niet heel moeilijk te beschrijven; er was niets waar we niet in betrokken werden, waardoor we directe invloed hadden op elke toon die in het eindproduct te horen zou zijn, op de vormgeving van het boekje, op alles wat er rond Humanoid te regelen viel. Dit was ook de reden dat we dit jaar eigenlijk elke dag in de studio te vinden waren. Beiden hadden we ons hart er volledig ingelegd, wat het met voorsprong het meest persoonlijke album maakte. Ik had getwijfeld of ik mezelf zo bloot wilde geven, of ik de wereld wilde laten weten hoe mijn leven eruit zag, hoezeer ik naar liefde smachtte. Maar hoe meer nummers ik schreef, hoe meer ik me bewust werd van het feit dat juist dit was wat me bezig hield, dat elk woord dat ik schreef op ons zelf gericht was. Mijn leven leek grenzeloos, maar wat er in mijn hoofd omging was heel beperkt geworden. Ik leefde continu tussen vier muren, op de enige plaats waar ik veilig was. Ik kwam overal ter wereld zonder echt iets te zien.
Af en toe, wanneer we onderweg waren, verlangde ik naar avontuur. Dan waren we bijvoorbeeld in Italië, zaten we met acht man in een geblindeerd taxibusje gepropt en staarde ik naar de wereld buiten het raam. Zo vaak had ik de persoon die op dat moment naast me zat de hele reis lang lastig gevallen met de honderden dingen die ik zag. Er waren smalle straatjes waarin ik gegarandeerd zou verdwalen, oude vrouwtjes die op de zesde verdieping van een gebouw de was aan lange lijnen boven de straat hingen, ijssalons, water dat tussen de huizen door stroomde. Ik zag zo veel dingen waar ik niet bij kon komen. Ik zag een wereld die niet de mijne was. Mijn leven speelde zich op zo’n moment af in een donkere auto met mensen om me heen die mijn collega’s en werknemers waren. Ik leefde met beveiligers die ik, ellendig genoeg, ook nog echt nodig had. Ik werd beschermd, zo beschermd dat er geen vrijheid meer over was.

Tom lag al in bed. Ik was doodop maar zat wezenloos wat internetpagina’s door te klikken. ’s Avonds was het vaak stil in huis. Soms zette ik een koptelefoon op, maar over het algemeen had ik niet de rust om alles om me heen los te kunnen laten. Dan was ik bang dat er opeens iemand achter me stond die me zou laten schrikken, of dat er fans voor de ramen stonden. Ik vond het vaak lastig om te ontspannen. Zelfs wanneer iemand van de crew tijdens de tour aanbood me te masseren, kon ik mijn schouders soms niet laten zakken. Mensen wisten te beschrijven hoe ik mijn kaken op elkaar klemde en hoe mijn donkere ogen alle kanten op schoten. Het was vermoeiend om voortdurend alert te moeten zijn.

Toen ik mijn eigen gezicht te vaak langs had zien komen - er leek soms wel een vloek op mijn computer te liggen - klapte ik mijn laptop dicht en pakte een jas van een stoel. Ik trok de capuchon over mijn hoofd, zette de enige zonnebril die binnen handbereik was op mijn neus en verdween naar buiten. Ik zag dat het licht in de kamer van mijn broer nog brandde en ik vermoedde dat hij tv keek. Op het moment dat ik de deur van mijn Audi dichtsloeg zag ik hem voor het raam verschijnen. Hij maakte een niet-begrijpend gebaar naar me, maar ik deed alsof ik hem niet zag en reed de oprit af.

Het was behoorlijk koud buiten, maar ik had de airconditioning in mijn auto op de hoogste stand gezet en genoot van de koude lucht die in mijn gezicht blies. Ik trok mijn capuchon van mijn hoofd en zette mijn zonnebril af toen ik op de snelweg was beland. Ik keek in de zijspiegel, ging links rijden en drukte het gaspedaal verder in dan eigenlijk verstandig was. De muziek klonk hard uit de speakers en ik voelde me eindelijk even rustig.

Snelwegen deden me denken aan touren. Dan zaten we uren in een bus, onderuitgezakt in de heerlijke lounge die we hadden, terwijl het asfalt aan ons voorbij schoot. Zelden was ik me bewust van de borden die we passeerden en ik moest zeggen dat ik weinig verschil zag tussen de steden waar ik kwam. Snelwegen zagen er overal hetzelfde uit: zwart, afgebakend met vangrails, daarbuiten bomen, heuvels of weilanden. Het was een deel van de roem dat ongelofelijk overschat werd. Ik had ervan gedroomd om rond de wereld te reizen, maar het bleek meestal oncomfortabel te zijn en vaak zaten we meer te wachten dan dat we daadwerkelijk onderweg waren.

Ik schakelde, vouwde mijn rechterhand weer om het stuur en legde mijn andere arm tegen het raam. Mijn vingers tikten mee op de muziek. Ik had geen idee waar ik heen ging. Ik was geneigd de route naar Berlijn te volgen aangezien ik me daarop de laatste maanden zo vaak had bevonden. Maar ik was niet van plan lang weg te blijven - ik zou snel weer omkeren en terug naar ons huis rijden. Links van me schenen tientallen witte koplampen me tegemoet. Het brandde in mijn ogen.
Het was heerlijk om met een noodvaart over het asfalt te schieten zonder dat er iemand naar me omkeek. Ik was de afgelopen vijf jaar nooit echt alleen geweest. Zelden was er niemand in dezelfde ruimte als ik was, wanneer we als band onderweg waren werden we zelfs tot op het toilet gevolgd door onze security. In de openbaarheid waren we simpelweg nooit veilig. Soms was ik een beetje jaloers op Georg en Gustav, die er bewust voor gekozen hadden zo veel mogelijk uit de aandacht te blijven. Zij konden nog gewoon over straat in Magdeburg, uitgaan zelfs. Het incident waarbij de drummer tijdens een bezoek aan een club ernstig verwond was door een dronken man, was eigenlijk een uitzondering. Wanneer mijn broer en ik ergens onbeschermd verschenen, waren problemen eerder regel dan uitzondering. Altijd al hadden we bij veel mensen haat opgeroepen met ons extreme uiterlijk, met de rebelse ideeën die we hadden. Voordat we überhaupt in een band zaten waren we al bedreigd, en dat was met de jaren alleen maar erger geworden.
Ik probeerde ontzettend hard om mijn ogen te sluiten voor alles wat er over ons geschreven werd. Natuurlijk hadden we honderdduizenden fans die ons overal in steunden, maar het was niet moeilijk om een van de vele haatclubs op internet te vinden. De roddelpers was misschien nog wel onze grootste en meest vervelende vijand. Wanneer ik het niet kon laten wat te lezen, zag ik honderden positieve woorden, maar het was altijd dat ene kritiekpuntje dat me bijbleef. Ik kon er wakker van liggen, hoe hard ik mezelf ook vertelde dat ik me er niet mocht laten beïnvloeden. Zelfs wanneer ik van mijn eigen crew goedbedoeld advies kreeg voelde dat als een afwijzing. Alsof er alleen maar gewezen werd naar wat ik fout deed. Ik was bang dat ik liever hoorde dat ik geweldig was.

Het begon te regenen en ik voelde dat mijn oogleden steeds zwaarder werden. Rondom de koplampen aan de andere kant van de weg verschenen grote sterren, dus zodra ik een afslag zag die me weer terug richting Hamburg zou leiden, verliet ik de snelweg. Ik zag het witte licht van mijn auto in het water weerspiegelen. Het pijltje van de brandstofmeter stond laag. Het was een veilig tijdstip om te tanken.

Ik voelde me ongemakkelijk toen ik stopte bij het tankstation waar mijn broer afgelopen jaar problemen met een fan had gekregen. Al maanden had een groep vermomde meisjes ons lastiggevallen, op het ergste moment was zelfs onze familie bedreigd, waarna veel van onze kennissen ondergedoken waren. Het meisje dat haar sigaret had uitgedrukt tegen Toms auto toen hij niet met ze wilde praten was de druppel geweest. Hoewel het een hoop heibel en papierwerk had opgeleverd, was ik van mening dat mijn broer niet fout was geweest toen hij een van de Franse stalkers geslagen had. Er was steeds meer van hun zieke verhaal naar buiten gekomen en we mochten blij zijn dat ze ons nog niet fysiek hadden aangevallen.

Ik stapte uit, maakte de tankdop open en liet de auto vollopen. Ik keek om me heen, maar buiten een dikke man die geparkeerd stond om sigaretten te kopen was het tankstation verlaten. Een gaap ontsnapte aan mijn mond. Voordat ik naar binnen liep om af te rekenen zette ik mijn bril op en pakte mijn portemonnee uit mijn tas. Het personeel hier had ons nu wel vaker gezien en er werd godzijdank niet meer om handtekeningen gevraagd. Ik vroeg om nieuwe sigaretten, nam een Bounty uit het rek en betaalde met mijn pinpas. Behalve de beleefde “bitte” en “danke” zei ik nooit wat tegen winkelpersoneel. Ik wilde niet overkomen alsof ik open stond voor een gesprek. Ik wist precies hoe het aan hun neefjes en nichtjes verteld zou worden. Haast iedereen kende ergens wel een fan.

Toen ik thuis kwam, sliep Tom. Ik rookte een sigaret, trapte hem uit op de grond en sloot de deur af. Pas toen ik in bed was neergestreken zag ik de bezorgde “Wo bist du?” van Tom op mijn telefoon, en glimlachte. Het was die kant van Tom die hij liever niet uitte. Hij mompelde in interviews altijd zacht mijn naam als hem gevraagd werd waar hij niet zonder kon, of vervolgde het snel met onzinnige dingen of namen. Hij had zo’n grote mond, maar een ontzettend klein hartje als het om mij ging. Ik stuurde een berichtje terug dat ik nu weer veilig in bed lag en legde mijn telefoon weg. Toen Tom een paar minuten later kwam kijken of ik in orde was, was ik al in een diepe slaap verzonken.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.