Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » De Wens {af} » hoofdstuk 14

De Wens {af}

7 nov 2009 - 14:09

1545

1

211



hoofdstuk 14

‘Dit is het dan’, zei Lucas.
Hij duwde een tak opzij, bukte en liep er onderdoor. Het was alweer 2 weken geleden dat Lucas bij onze groep kwam en het ging nou niet bepaald goed. We volgden hem en voor ons stond een heel groot kasteel.
‘Dit is de gevangenis van mijn broers, Luana zit hier gevangen.’
‘En hoe komen we erin?’, vroeg Thomas.
‘Jaja, ik kan niet alles tegelijk!’, zei Lucas chagrijnig. ‘Kom, hierheen!’
Thomas en ik keken elkaar aan. Ik wist meteen wat hij dacht: Lucas probeerde de hele tijd de baas te spelen, echt super irritant. Hij dacht dat hij alles beter wist, onze groep was niet zoals hij was voor Lucas. We waren stiller, spraken elkaar amper en ik had niet meer het gevoel dat het ons ging lukken.
‘Nou, komt er nog wat van?’, zei Lucas ongeduldig.
‘Ja baas’, fluisterde Lars.
Thomas lachte zacht.
‘Lucas?’, zei hij, nu wel serieus.
‘Wat?’
Lucas kwam teruggelopen.
‘We moeten even praten.’
‘Oh. Hoezo?’
‘Ik eeh… Weet je, het gaat minder goed met onze groep.’
‘Hoezo?’
‘Nou. Sinds jij erbij bent gekomen…’
‘Je vind dat ik weg moet.’
‘Nou… Eerlijk gezegd…’
Lucas keek geschrokken naar mij. Ik keek naar de grond en ik zei niks. Thomas had gelijk. Het ging echt slechter met Lucas erbij.
‘Ik heb jullie wel naar het kasteel gebracht!’, zei Lucas boos.
‘Daar zijn we ook heel blij om. En we vinden het fijn dat je ons wil helpen, maar het gaat gewoon niet, snap je. We waren al vanaf het begin bij elkaar en jij kwam er later bij. Sorry Lucas, maar ik denk dat het echt beter is als je gaat.’
Lucas knikte langzaam.
‘Maar… Waar moet ik dan heen?’
‘Je kunt je bij de Strijders aansluiten’, stelde Jasmijn voor. ‘Die zijn nu meer dan nodig.’
‘Goed’, zei Lucas. ‘Ik snap het. Misschien hebben jullie wel gelijk. Succes en misschien… Tot ziens.’
Hij verdween. Ik vroeg me af of hij ook de kracht snelheid had. Thomas zuchtte diep.
‘Het moest echt gebeuren’, zei hij zacht.
‘Ja!’, zei Jasmijn. ‘Die 2 weken waren de langste van mijn leven!’
Lars kuchte.
‘Zullen we Luana is gaan redden?’
‘Zal wel moeten hè’, zei Jasmijn sip.
‘Hoezo?’, zei Lars verontwaardigd.
‘Jongens!’, zei Thomas. ‘Geen ruzie nou! We zijn eindelijk van Lucas af. Luana moet gewoon gered worden. Of we dat willen of niet. Ze is de enige troonopvolgster.’
‘Denk dat je gelijk hebt’, zei Jasmijn. ‘Kom op, beter nu dan nooit, hoe laat is het?’
Lars keek omhoog.
‘Nog voor twaalf uur’, zei hij.
Jasmijn keek hem verbaasd aan.
‘Hoe wéét je dat?’
Lars grijnsde.
‘Dat zie ik aan de zon…’
Opeens ging hij zachter praten.
‘Ik leerde het van Joris.’
Heel even kwam er iets van de oude Lars terug. Zijn grijns en wat hij zei over Joris. Dat was de echte Lars. Daar kon Luana niks aan veranderen.
‘Ik heb meer macht dan je denkt, uitverkorene’, zei Luana in mijn hoofd.
Jaja, rustig. We redden je zo. Dacht ik.
‘Sophie?’
Thomas brak Luana’s stem.
‘Ja?’
‘Luana. Is ze in je hoofd?’
‘Ja, heel even maar. Nu is ze weer weg.’
‘Oké. Zullen we maar gaan?’
Enkele minuten later stonden we in het kasteel. Het was niet helemaal wat ik had verwacht. Er was geen één Duistere elf te bekennen, het kasteel was helemaal leeg. Na een tijdje lopen werd de weg gesplitst. Elke stap werd het Donkerder.
‘Zullen we ons opsplitsen?’, vroeg Lars.
‘Nee, het lijkt me veiliger om samen te blijven’, zei Thomas vastbesloten.
‘Maar dan duurt het veel langer!’
‘Wie weet wat we tegen kunnen komen’, zei Thomas waarschuwend.
‘Nou, wat dan?’
Lars klonk niet meer als Lars, maar als de Lars die betoverd was door Luana.
‘Nou, demonen of andere nachtwezens.’
‘Thomas’, zei Lars droog.
‘Wat?’
‘Demonen zijn heel zeldzaam.’
‘Dit is een Dimgevangenis weet je nog! Wie weet wat hier allemaal verborgen zit!’
‘Sst!’, zei Jasmijn. ‘Ik hoor iets.’
Plotseling was het muisstil. Een gedaante kwam steeds dichterbij. Ik kon niet goed zien wat het was, maar toen zag ik de felrode ogen. Ik keek het wezen recht in zijn ogen.
‘Niet aankijken!’, riep Thomas.
Zijn stem leek langzaam te verdwijnen in de Duisternis. Het werd licht in mijn hoofd, voorzichtig zette ik een stap in de richting van het wezen. Het was alsof ik ernaar verlangde, alsof ik alleen nog maar naar die rode ogen kon kijken. Het leek alsof het wezen me wenkte. Ik zette nog een stap en nog één. Kom maar met me mee, dan is alles goed, leek het te zeggen. De stemmen van Lars, Jasmijn en Thomas waren alleen nog maar ruis. Ik hoorde niet wat ze zeiden, ook al schreeuwden ze nog zo hard. Ik voelde dat iemand me tegen probeerde te houden.
‘Laat me gaan’, zei ik, maar het was niet mijn eigen stem.
2 Armen hielden me tegen.
‘Sophie, stop! Ga hem niet achterna!’
Hoofdpijn, barstende hoofdpijn.
‘Au, au, au! Laat me gaan!’
‘Nee, dat doe ik niet, nooit van mijn leven.’
Alles was weg. De rode ogen, de hoofdpijn, het wezen. De armen waren er nog wel. Ik leek weer normaal te zijn.
‘Wat… Wat was dat?’, zei ik verward.
Voorzichtig draaide ik me om en ik keek naar Thomas. Hij was het die me tegen had gehouden. De hoeveelste keer was dit dat hij mijn leven had gered? De zesde, zevende, achtste? Ik hield de tel niet meer bij.
‘Dat, dat was een nachtwaker’, zei hij.
‘Wat deed hij…’
Ik voelde me zo vreselijk zwak…
‘Hij probeerde je in zijn macht te krijgen. Dat kan hij doen als je in zijn rode ogen kijkt. Als je met hem meegaat, word je net zoals hem en dan weet je niks meer, je kent alleen nog de Duisternis.’
‘D-dat was gebeurd als jij er niet was…’
Een traan prikte in mijn ooghoek.
‘Hé, het is niet gebeurd, toch?’
Hij pakte mijn hand.
‘Je trilt helemaal!’
‘We komen er toch niet nog meer tegen hè?’
‘Ik blijf bij je’, zei Thomas. ‘Als je niet in de rode ogen kijkt, komt alles goed.’
‘O-oké.’
Ik klappertandde. Nou had ik echt een trauma aan die nachtwakers! Ik wist niet of ik nog wel verder durfde, maar ik voelde Thomas’ hand. Hij gaf me weer moed, die ik zo ongelooflijk hard nodig had.
‘Thomas, denk je, denk je dat die nachtwaker een mens was?’
‘Grote kans van wel.’
‘Wat vreselijk…’
‘Ja…’
Oplettend liepen we verder, in de hoop Luana te vinden. Ik vond het zo erg dat die nachtwakers mensen konden veranderen in andere nachtwakers. Kon ik niet iets doen? Met mijn kracht, Liefde?
‘Sophie…’, fluisterde Thomas. ‘Niet opzij kijken.’
‘Nachtwaker?’
‘Ja.’
Oké, het is nu of nooit. Ik raapte al mijn energie bij elkaar en draaide me naar de nachtwaker toe.
‘Sophie, wat doe je!?’, gilde Jasmijn.
Ik zei niks en probeerde alle energie die ik bezat aan de nachtwaker te geven. Tot mijn grote verbazing verdween de nachtwaker. Toen ik een kleine gedaante zag liggen, rende ik er meteen op af.
‘Alles oké?’
Het was een meisje van ongeveer 10 jaar, ze trilde heel erg. Voorzichtig knielde ik naast haar neer. ‘
‘Wat is er gebeurd?’, fluisterde ze. ‘Het was… Het was alsof ik een nachtmerrie had… Maar dan een hele lange.’
‘Herinner je je nog wat er daarvoor was gebeurd?’
Het meisje keek nadenkend en toen schudde ze haar hoofd.
‘Ik weet alleen nog 2 felrode lichtjes, verder niks.’
‘Dus toch…’, zei ik zacht.
‘Dus wat?’
‘Een nachtwaker. De felrode lichtjes waren de ogen van een nachtwaker. Als je in die ogen kijkt word je ook een nachtwaker.’
Het meisje begon te huilen.
‘W-was ik ook zo’n eng ding met r-rode ogen…?’
Ik sloeg een arm om haar heen.
‘Het geeft niet. Nu ben je weer gewoon. Hoe heet je?’
Ze keek me met grote ogen aan.
‘Marit’, zei ze met een snik.
‘Ik ben Sophie’, zei ik. ‘En dit zijn Thomas, Jasmijn en Lars.’
Ik stond op en trok Marit zachtjes overeind.
‘Waar woont je familie, Marit?’
‘Zoë. Zoë is een strijder. Ze is mijn zus.’
Ik draaide me om naar de anderen.
‘Iemand moet haar naar de Strijders brengen, maar…’
‘Ik kan het proberen’, onderbrak Lars me. ‘Met mijn kracht snelheid.’
‘Maar is het hier niet te Duister?’
‘Ik… Ik weet niet… Ik kan het proberen. Marit?’
‘J-ja?’
Lars stak zijn hand uit.
‘Pak mijn hand. Ik breng je naar je zus Zoë.’
Marit keek met grote, verbaasde ogen naar Lars. Maar toen Lars verlegen glimlachte pakte Marit zijn hand vast. Lars sloot zijn ogen en ik zag hoe hij al zijn kracht samenraapte. Om hem heen brandde een fel wit licht. Lars opende zijn ogen en met een blik die zo vastbesloten was dat het hem wel moest lukken, liet hij zijn kracht uitbarsten.
‘Daar ga je, Marit’, zei hij.
Marit knikte verward.
‘B-bedankt Sophie en Lars.’
Met die woorden verdween ze.
‘Zorg goed voor haar, Zoë’, fluisterde ik zo zacht dat alleen Lars, die naast me stond, het kon horen. ‘Komt ze veilig aan?’, vroeg ik bezorgd.
Lars knikte.
‘Zeker weten. Maar Sophie, hoe komt het dat je Marit kon redden?’
‘Ik, ik weet niet.’
‘Het was een combinatie van je twee krachten, genezing en Liefde. En Lars, jij kon Marit bij de Strijders brengen door een combinatie van moed en snelheid’, zei Thomas.
‘M-maar hoe weet je dat allemaal?’
Hij glimlachte.
‘Ik heb het ooit gelezen en de Leider vertelde me erover. Laten we verder gaan.’
Na urenlang lopen kwamen we uit bij een klein, afgesloten kamertje.
‘Mooi. En hoe krijgen we die dit open?’, zei Lars sarcastisch.
‘Sarcast’, zuchtte Jasmijn.
‘Laat mij het proberen.’
Ik legde voorzichtig mijn hand op de deur en ik sloot mijn ogen. Ik zal Luana redden, koste wat kost, dacht ik en met een zwaai vloog de deur open, maar daar zat niet alleen Luana, met haar zwarte haar en Donkerbruine ogen, maar ook een ander meisje, met lang, zwart, golvend haar en felblauwe ogen…


Reacties:


missxangel
missxangel zei op 25 dec 2009 - 23:15:
Omg, dat is vast het zusje van de dimbroers. Maar welke imbiciel sluit zijn eigen zusje nou op??
Ik ga snel verder!!