Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » De Wens {af} » hoofdstuk 19

De Wens {af}

7 nov 2009 - 14:12

1313

0

175



hoofdstuk 19

Hoofdstuk 19

Ik vouwde de brief weer dicht en zuchtte diep. Alles is mogelijk, als je het maar echt wil. Ik zuchtte nog een keer. Waarschijnlijk zou ik terug naar Aarde moeten...
‘Wat valt er te zuchten?’, vroeg Jasmijn.
‘Als ik hier wil blijven moet ik mijn ware Liefde vinden’, zei ik.
Ik probeerde niet naar Thomas te kijken, maar ik deed het toch. Hij glimlachte en ik dwong mezelf weer weg te kijken.
‘Hé, dat is toch niet zo moeilijk!’, zei Lars. ‘Want… Au!’
Jasmijn stompte Lars en keek hem waarschuwend aan. Ik bloosde en draaide me om. Mijn blik ging vanzelf naar de Donkerblauwe hemel met witte sterren. Eén daarvan was Aarde. Daar zou ik over minder dan een week moeten zijn… Op school. Met eindeloze herinneringen. Ik zou daar nog dromeriger zijn dan dat ik hiervoor was. Ik kreeg tranen in mijn ogen. Over een paar dagen zou ik afscheid moeten nemen van Lars, Jasmijn en Thomas… Er rolde een traan over mijn wang. Ik had nog nooit zulke goede vrienden gehad, daar kon zelfs Mara niet tegenop. Nog een traan. Wat zou ik ze gaan missen. De tranen bleven maar komen. Ik merkte niet eens dat Thomas naast me kwam staan. Hij pakte mijn hand en kneep er zachtjes in.
‘Hé, niet huilen’, zei hij.
Ik keek hem aan, wat me alleen maar meer tranen bezorgde. Met een snelle beweging veegde ik ze weg, maar het hielp niet, ze bleven maar stromen.
‘Ik… Ik moet over een paar dagen weg… Dan… Dan kan ik jullie nooit, nooit meer zien…’
‘Wie zegt dat je weg moet?’, zei hij lief.
‘Wat denk je zelf?’, zei ik door mijn tranen heen.
Thomas omhelsde me stevig en ik had het vreemde gevoel van geluk en ongeluk tegelijk. Voorzichtig sloot ik mijn ogen.
‘Als je echt weg moet gaan, zal ik je nooit vergeten’, zei hij zacht. ‘Nooit.’
‘Ik jou ook niet’, zei ik nog zachter.
Thomas liet me los en Jasmijn stormde op me af en knuffelde me.
‘Je bent mijn aller-aller-allerbeste vriendin ooit! Ik laat je echt niet zomaar gaan hoor!’
Ik glimlachte.
‘Jij ook die van mij.
‘Je bent altijd bij ons, ook al ben je 500 planeten verder’, zei Lars en hij grijnsde. ‘Het is natuurlijk beter als je op deze planeet blijft, dus laten we maar snel die ware Liefde van jou gaan zoeken!’
‘Makkelijker gezegd dan gedaan. Misschien loopt hij wel op Aarde rond.’
‘Daar geloof ik helemaal niks van’, zei Jasmijn en ze knipoogde heel onopvallend (maar niet heus) naar me.
Ik bloosde zo hard dat ik bijna ontplofte.
De dag die volgde was een Donkere dag. We liepen door het bos wat niet eens meer op een bos leek. Er waren wel bomen, maar een groot deel ervan was half afgebrand of omgevallen. Als iemand iets zei, was het amper te verstaan. Het was net alsof de helft van de zin die je zei opgeslokt werd door de Duisternis.
‘We moeten bij elkaar blijven’, zei Thomas.
Hij probeerde zijn woorden zo verstaanbaar mogelijk te zeggen.
‘Als we niet bij elkaar blijven kunnen we het wel vergeten, onze overwinning. Bovendien is het gevaarlijk hier…’
Thomas had zijn zin nog niet uitgesproken of er stond een leger met Duistere elfen voor ons.
‘Ken je me nog?’, vroeg de elf vrolijk.
Oh nee… Daar gaan we weer...
‘Laat me raden…’, zei ik. ‘De elf die stomverbaasd was omdat ik geen aandacht aan hem schonk.’
Het gezicht van de elf betrok.
‘Ja…’, zei hij. ‘Dat was ik. Maar ik laat me nu niet zo behandelen, zowaar ik werk voor de Duistere Broers!’
Hij wilde zijn elfenkrachten gebruiken, maar ik snoerde hem de mond.
‘Ik geloof niet dat ik zin heb om hier aandacht aan te besteden’, zei ik met een Luana-achtig stemmetje.
De elf flipte.
‘Op een dag! Op een dag…!’, zei hij dreigend.
‘Op een dag wat?’, vroeg Jasmijn.
‘Genoeg!’, zei een andere Duistere elf. ‘Ik handel dit af.’
‘Komt niks van in!’, zei Thomas en hij wilde de elf aanvallen, maar ik hield hem tegen.
‘We vechten tegen de Duistere Kracht’, zei ik wijs. ‘In iedereen zit iets goeds. Misschien werkt het hetzelfde als bij de Nachtwakers.’
‘Waar heeft ze het over?’, zei een kleine, dikke elf.
Ik keek vastberaden naar het elfenleger en riep mijn krachten op. Ik moet ze samenvoegen, zei ik in mezelf. Genezing en Liefde… Laat deze elfen alsjeblieft weer het Licht zien en verlos ze van de Duisternis. Ik voelde hoe mijn krachten bij elkaar kwamen en er ontstond een krachtexplosie. Een beetje verward keek ik naar wat er gebeurde. Eerst kregen de Duistere elfen weer kleur, ze krompen en ten slotte konden ze weer vliegen. Het waren gewone elfjes, de elfjes uit sprookjes.
‘Je hebt ons gered!’, piepte een elfje. ‘Je hebt ons gered van jarenlang Duisternis!’
‘Wat is je naam?’, vroeg een ander elfje.
‘Sophie…’, zei ik.
‘Leve Sophie!’, zei weer een andere elf. ‘3 Hoeraatjes voor Sophie! Hiep, hiep…!’
‘Hoera!’, riep de rest.
‘Hiep, hiep!’
‘Hoera!’
‘Hiep, hiep!’
‘Hoera!’
Ik schoot in de lach. Het was zo’n komisch gezicht: Eerst waren het Duistere, chagrijnige en gewelddadige elfen die niet eens konden vliegen en nu waren het de meest zachtaardige wezentjes die ik ooit had gezien.
‘Dank je wel…’, mompelde ik verlegen.
‘Nee, jij bedankt!’, piepte de eerste elf.
‘Hoe hebben ze jullie in Duistere elfen verandert?’, vroeg Thomas.
‘Het was vreselijk!’, zei de tweede elf. ‘Eerst stopten ze ons in kooien, toen namen ze onze magie af en propten ons vol met Duistere kracht!’
‘Wat vreselijk!’, zei ik geschrokken.
Zouden ze dat ook met Marit gedaan hebben?
‘Hoe kunnen we je ooit bedanken?’, piepte de eerste elf.
‘Door weg te vliegen’, zei ik. ‘Ver weg. Waar de Dims jullie niet kunnen vinden. Waarschuw alle wezens die je tegenkomt. Zoek een verstopplek. Blijf daar totdat we de Dims verslagen hebben.’
De ogen van het kleine elfje werden steeds groter. Even dacht ik dat ze uit haar oogkassen zouden springen.
‘Gaan jullie de Dims verslaan?’, piepte ze. ‘B-ben jij de uitverkorene?’
Ik knikte.
‘Oh! Wat een eer je te ontmoeten!’, riep de tweede elf.
Ik schoot weer in de lach.
‘Ik ben ook gewoon maar een mens hoor’, zei ik.
Het tweede elfje glimlachte.
‘Laten we doen wat de jonge uitverkorene zegt! Vliegen, waarschuwen, verstoppen!’
Het elfje vloog weg en de rest van de groep ging er haastig achteraan.
‘Succes!’, piepte het eerste elfje nog en daarna waren ze verdwenen.
Ik haalde diep adem en zei:
‘Laten we verder gaan.’
‘Goed gedaan, Sophie!’, zei Lars.
Ik glimlachte en we vervolgden onze reis. Honderdduizenden vragen zweefden door mijn hoofd. Hoe was het met Larissa en Marit? Was mijn moeder bezorgd? Ging het ons lukken? Kon ik hier blijven? Wat is er met Sarah gebeurd? Er was maar één iemand die antwoord kon geven op de vragen en dat was ikzelf. Ik was zenuwachtig, ontzettend zenuwachtig en bang was ik ook. Niet voor het gevecht, niet voor Victor en Paul, maar voor Lucas. Doodsbang was ik voor hem. Wat zou er gebeuren als ik hem weer zag? En wat zou er gebeuren als ik de Duisternis opnieuw uit hem weghaalde? Hij zou sorry zeggen en ik zou hem niet geloven, niet meer. 1 Keer was al te veel. Er was zo veel Duisternis dat ik het begon te voelen. Zo koud, zo eenzaam. Ik kon er niet meer tegen en pakte Thomas’ hand, hij liep naast me.
‘Te veel Duister’, fluisterde ik. ‘Mijn kracht wordt zwakker.’
‘Die van mij ook’, zei Thomas terug. ‘We moeten alle vier dicht bij elkaar blijven.’
Ik zag dat Jasmijn Lars’ hand gepakt had en stilletjes liepen we verder.
‘Ik kan de Duisternis voelen’, zei Jasmijn.
‘Ik snap wat je bedoelt’, zei ik. ‘Dit wordt een zwaar gevecht.’
Ineens stond Lars stil.
‘Wat is er?’, vroeg Jasmijn bezorgt.
‘We moeten nu kiezen’, zei Lars. ‘Als we verder gaan kunnen we niet meer terug.’
‘We gaan door’, zei Thomas vastbesloten. ‘Ik vind dat we nu ook niet meer terugkunnen.’
‘Ik ook’, zei ik. ‘Voor deze wereld…’
‘En voor alle andere werelden’, zei Thomas.
‘Voor Iris’, zei Jasmijn.
‘En voor Joris’, zei Lars.
Alle vier zetten we een stap naar voren. De eindeloze Duisternis in. We konden niet meer terug. Dit was het begin van een zwaar gevecht.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.