Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » De Wens {af} » hoofdstuk 20

De Wens {af}

7 nov 2009 - 14:13

3173

3

204



hoofdstuk 20

Final chapter ^^

‘Halt! Stop! Geen stap verder!’, riep een stem vanuit de Duisternis.
‘W-wie is dat?’, vroeg Jasmijn met een trillende stem.
‘Ik denk niet dat ik dat wil weten…’, zei Lars.
De Duisternis verdween een beetje en er verscheen een leger van Duistere elfen. Het waren er niet tien, zoals daarvoor, maar wel vijftig, nee… Wel honderd.
‘Oké, nu weet ik eindelijk waar we aan begonnen zijn’, zei Thomas.
Opnieuw wilde hij aanvallen, maar weer hield ik hem tegen.
‘Ik kan ze helpen’, zei ik.
Thomas schudde zijn hoofd.
‘Het zijn er te veel, je moet je krachten sparen voor bij de Dims.’
‘Maar ik wil niet dat er onnodig slachtoffers vallen’, zei ik koppig.
‘Oké, probeer het. Maar als het niet lukt, helpen wij je’, zei Lars.
Ik zuchtte en raapte mijn krachten bij elkaar.
‘Pas op!’
Thomas trok me mee. Geschrokken deed ik mijn ogen open en ik keek naar de plek waar ik net stond. 3 Pijlen.
‘Dit gaat niet lukken, Soof’, zei hij.
‘Ik denk dat je gelijk hebt’, zuchtte ik. ‘Maar wat moeten we dan doen…?’
‘Bukken!’
Thomas trok me tegen de grond.
‘Focus, Sophie!’, zei hij.
‘Oké, ik heb een… Soort van idee’, zei Lars.
Snelheidskracht brandde om hem heen. Hij flitste naar een elf, pakte met en ruk de pijl en boog uit de handen van de elf en flitste weer terug.
‘Hier.’
Hij gooide me de pijl en boog toe en ik ving hem op. Ik stAarde vol afgrijzen naar het ding.
‘Moet ik…?’
‘Sophie, ik weet dat je niet wil dat er onnodig slachtoffers vallen, maar anders wordt jij het slachtoffer.’
Ik zuchtte diep.
‘Oké…’
Ik maakte de pijl klaar en schoot hem richting een elf.
‘Raak!’, zei ik blij.
Thomas glimlachte.
‘Oké…’, zei Jasmijn. ‘Jullie elfen zijn zo hopeloos en levenloos dat jullie voor de Dims werken!’
De elfen deden met een verbaasd gezicht een stap achteruit. Ik schoot nog een pijl en opnieuw was hij raak. Nog steeds vond ik het vreselijk. Die Duistere elfen… Het waren gewone elfen. Misschien kon ik, zodra we dit gevecht hadden gewonnen, de slachtoffers genezen en terugveranderen. Opnieuw trok Thomas me tegen de grond. Een pijl suisde 5 centimeter langs mijn hoofd.
‘Waar zit je met je hoofd?’, siste Thomas.
‘Ik… Ik’, stotterde ik.
‘Laat ook maar’, zei Thomas en hij rende op het elfenleger af om aan te vallen, net als Lars.
‘T-Thomas! Kijk uit!’
Thomas draaide zich om en glimlachte even.
‘Geen zorgen.’
Ik knikte en vastbesloten schoot ik weer een pijl af.
‘Jullie zijn allemaal laf! Jullie kunnen je niet eens verzetten tegen de Dims!’, gilde Jasmijn naast me.
Alweer gingen de elfen een stap achteruit.
‘En jullie zijn lelijk!’, voegde ze eraan toe.
De elfen vluchtten één voor één weg.
‘Goed zo, Jasmijn!’, gilde ik blij.
Jasmijn grijnsde. Ik zag dat Thomas naar zijn schouder greep, dus ik rende er meteen naar toe.
‘Gaat het? Ben je, ben je oké?’
Thomas draaide zich naar me toe en glimlachte.
‘Het is maar een schrammetje.’
‘Nee… Laat is zien!’
Voorzichtig duwde ik zijn hand weg. Het was een enorm litteken. Geschrokken keek ik hem aan.
‘Het is niks, dit had ik hiervoor al’, zei hij, maar zijn gezicht kleurde rood. Hij wilde zijn mouw weer oprollen, maar ik hield hem tegen.
‘Sophie… Geen genezing gebruiken’, zei hij.
‘Waarom niet?’
‘Daarom niet! Alsjeblieft, geloof me.’
Zijn gezicht stond heel bezorgd. Ik vroeg me af wat er met dat litteken was.
‘Waarom heb je dat litteken?’
Thomas gaf geen antwoord.
‘Thomas! Waarom heb je dat litteken?’
‘Dat hoef je niet te weten!’, zei hij bits.
Ik schrok. Er is echt iets met dat litteken… Flitste door mijn hoofd. Maar wat? Ik sloeg mijn ogen neer.
‘Kom, we gaan verder’, mompelde ik.
‘Sophie… Het spijt me. Ik vertel het je wel een keer. Maar nu niet’, zei hij.
‘Morgen zit ik al op Aarde!’, zei ik.
Ik voelde een traan, die ik ruw wegveegde. Thomas legde zijn hand op mijn schouder, maar ik duwde hem weg en ik liep naar Jasmijn en Lars.
‘Sophie, wat is er?’
Thomas volgde me.
‘Jij bent het, waar ik mee zit’, zei ik.
Ik verborg mijn ogen onder mijn pony.
‘Wat is er met je?’
‘Dat kan ik niet zeggen’, zei Thomas. ‘Kom, we gaan.’
Ik draaide me even om. Ik wilde geen ruzie met Thomas als ik bijna terug naar Aarde moest. Ik glimlachte.
‘Oké, het geeft niet.’
‘Is het opgelost?’, vroeg Lars. ‘Mag ik dan even?’
‘Ga je gang’, zei Thomas.
Lars gaf Jasmijn een pijl en boog die de elfen hadden achtergelaten.
‘Da’s wat sneller dan praten’, zei hij met een knipoog.
Jasmijn glimlachte.
‘Ja, dank je.’
We liepen weer verder de Duisternis in, tot ik vaag een soort van deur zag. Ik bleef stil staan.
‘Wacht is, ik zie iets’, zei ik.
De rest bleef meteen stilstaan.
‘Wat dan?’, vroeg Jasmijn. ‘En waar?’
‘Daar.’
Ik wees naar de “deur”ť. Eigenlijk was het niet echt een deur, meer een opening, maar van wat?
‘Ik denk dat je de schuilplaats van de Dims gevonden hebt’, zei Thomas. ‘Ik zie het ook.’
‘Waar dan?’, vroegen Jasmijn en Lars tegelijk.
‘Volg ons maar’, zei Thomas.
We liepen in de richting van de opening, die nu al een stuk beter te zien was.
‘Ja… Nu zie ik hem ook’, fluisterde Jasmijn.
Toen we recht voor de opening stonden, bleef ik weer stilstaan. Ik wist niet echt waarom. Ik was bang. Wat zou er gebeuren? Een gevecht, ja, maar hadden we enige kans?
‘Soof…?’, vroeg Jasmijn bezorgt.
‘Hebben we geen plan nodig?’, zei ik aarzelend. ‘Ik bedoel… We kunnen toch niet gewoon naar binnen stormen en aanvallen?’
‘Sophie heeft gelijk. Als we dat doen hebben we geen schijn van kans’, zei Lars.
‘Zien jullie die stapel dozen daar?’, vroeg Thomas.
Hij wees naar binnen. Er lag inderdaad een stapel met dozen, maar voor de rest zag ik niets. Het was te Donker daarbinnen.
‘We verstoppen ons daarachter zodra we binnen zijn. We luisteren de Dims af en op een goed moment vallen we aan. Als ik “nu”ť zeg vallen we aan, oké?’, vroeg Thomas.
Jasmijn en ik knikten en Lars stak zijn duim op.
‘Oké, laten we gaan. Is iedereen er klaar voor?’, vroeg ik zenuwachtig.
‘Ik wel’, zei Jasmijn zacht.
‘Ik ook’, zei Lars.
‘Ja, ik ook’, zei Thomas. ‘Hoe zit het met jou?’
Ik zuchtte even.
‘Beetje zenuwachtig, maar ik ben er klaar voor.’
‘Goed. Het gaat ons lukken’, zei Thomas.
‘Ik hoop het’, zei Jasmijn. ‘Kom op, we gaan.’
Eén voor één slopen we naar binnen en schoten achter de dozenstapel. Eerst Thomas, toen ik, daarna Jasmijn en Lars als laatste. Voorzichtig gluurde ik om het hoekje. Het was net licht genoeg om te zien wat er daar gebeurde. Ik zag 2 personen. Waarschijnlijk de broers Victor en Paul. Ik keek nog eens goed, maar ik zag Lucas niet. Er liep een rilling over mijn lichaam. Eén van die twee… Was degene die mijn kracht bijna had opgezogen. Wacht eens… Nog een derde persoon… Sarah! Ze zat vastgebonden met haar handen en voeten. De ruimte was, behalve de stapel dozen, helemaal leeg en Donker. Er waren ontelbaar veel deuren. Ik zou hier echt verdwalen.
‘Ik vraag je nog één keer: Hoe ben je ontsnapt?!’, zei één van de twee Dim broers. Het was degene die mijn kracht bijna had opgezogen.
‘Dat zeg ik niet, Victor. Dat weet je!’, riep Sarah.
‘Ik wed dat die uitverkorene je bevrijdt heeft’, mompelde Victor.
‘Victor, houdt je liever met andere dingen bezig’, zei de andere. Waarschijnlijk Paul. ‘Bijvoorbeeld: Waar is ons kleine broertje?’
Opnieuw kreeg ik een rilling.
‘Weet ik veel’, mopperde Victor. ‘Ik ben bang dat hij zijn Duistere kracht weer kwijt is. Wat zei hij ook alweer? Hij had de uitverkorene gezoend ofzo?’
Ik kreeg het misselijk en duizelig tegelijk.
‘Ja, die uitverkorene doet iets met hem!’, zei Paul.
‘Doe niet zo dom, Paul. Je weet dat Sophie de kracht Liefde heeft!’, zei Sarah.
‘Bemoei je er niet mee!’, zei Paul.
‘Nooit geweten hoe het is om verliefd te zijn?’, zei Sarah. ‘Ik denk van niet namelijk!’
‘Wil je eindigen als Nachtwaker?’, zei Paul dreigend.
Sarah hield snel haar mond.
‘Waar is Lucas nou?’, zei Victor geïrriteerd.
‘Stil eens’, zei Paul.
Er viel een doodse stilte. Ik was zo bang dat ik amper adem haalde.
‘De uitverkorene is hier, ik voel het!’, zei Paul.
Angst. Die vreselijke angst. Ik kon er echt niet meer tegen.
‘Kom tevoorschijn! Ik weet dat je hier bent!’
Toen Paul geen antwoord kreeg, zetten hij zijn zwaard op Sarahs keel. Sarah kromp ineen.
‘Als je niet tevoorschijn komt, gaat deze hier eraan!’
‘Nu!’, riep Thomas.
Jasmijn schoot een pijl richting Paul, maar die strekte zijn arm uit en de pijl viel op de grond.
‘Hier zijn we hoor’, zei Jasmijn. ‘En als je het ook maar wí¡í¡gt Sarah te vermoorden!’
Paul liet grijnzend zijn zwaard zakken.
‘Ben jij de uitverkorene?’, vroeg hij.
Opeens kreeg ik weer moed. Vastberaden trapte ik de dozen om.
‘Nee! Dat ben ik’, zei ik.
Paul grijnsde.
‘Zozo. Sterf!’
Hij stak zijn hand uit en er kwam een dodelijke straal uit. Ik schrok zo dat ik stijf stond van angst. Vaag hoorde ik een deur openslaan.
‘SOPHIE!!!’
Het was Lucas’ stem. Hij rende en rende en hij… Ging voor me staan. Met een harde klap raakte de straal Lucas.
‘LUCAS!!!’
Lucas viel op de grond. Ik zakte op mijn knieën.
‘Lucas! Hoor je me?!’
Hij mag niet doodgaan! Hij mag niet doodgaan! Bonsde door mijn hoofd.
‘Dit was het minste wat ik voor je kon doen, na wat ik je heb aangedaan’, zei hij zwak. Daarna was hij zo stil als de nacht.
Tranen stroomden over mijn wangen. Ik voelde me zo ellendig. Lucas was dood! Door mijn schuld!
‘Je hebt je eigen broer vermoord!’, schreeuwde ik tegen Paul. ‘Hoe diep kun je zinken!?’
Ik moet doorgaan, dacht ik. Ik moet alle Duisternis weghalen. Ik moet ze laten voelen wat Liefde is… Ik zag hoe Sarah zich uit de touwen brandde. Ze rende naar me toen.
‘Weet je nog wat ik tegen je gezegd heb?’, vroeg ze.
Ik knikte. Sarah pakte mijn hand. Branden… Bij elkaar rapen… Ik voelde mijn energie. Ik voelde Sarahs energie. Samen konden we het. Uitbarsten! Een enorme energie-explosie ontstond. Maar… Paul grijnsde terwijl hij de explosie tegenhield. Sarah en ik keken elkaar geschrokken aan.
‘Dat had ik niet verwacht van mijn zusje’, zei hij.
Hij strekte zijn arm uit en richtte die op Sarah. Duistere kracht omsingelde haar. Sarah gilde.
‘Stop!’, riep ik.
Ik trok Sarah zo hard als ik kon het Duister uit.
‘Kom op, nog één keer!’
Sarah knikte zwakjes.
Branden,
Bij elkaar rapen…
Nu moest het lukken!
UITBARSTEN!!!
Ik hoorde Victor en Paul schreeuwen en Sarah knielde naast Lucas neer. ‘Is… Is het ons gelukt?’, vroeg ik verward.
‘Ja!’, gilde Jasmijn en ze omhelsde me.
‘Wat… Wat heb ik gedaan…?’, zei Paul verward.
Hij knielde naast Lucas.
‘Ik heb mijn broertje vermoord!’
Ik draaide me om naar Paul en ik keek hem recht in zijn ogen aan.
‘Maak je geen zorgen. Jij was het niet. Het was de Duistere kracht. De Duistere kracht heeft Lucas vermoord.’
‘Victor, Paul, Sarah? Ik stuur jullie naar de Strijders’, zei Lars. ‘Verteld ze dat jullie Duistere kracht weg is.’
‘Dat doen we’, zei Victor, hij keek schuldig. ‘Sophie, ontzettend bedankt.
‘Ja…’, zei Paul.
‘Ik deed het niet alleen’, zei ik en ik keek naar Sarah.
Sarah glimlachte, maar de tranen bleven over haar wangen stromen.
‘Daar gaan jullie’, zei Lars en hij stuurde Paul, Victor, Sarah en Lucas naar de Strijders.
‘Sophie…’
Thomas omhelsde me. Ik glimlachte. Opeens dacht ik: Er zou toch een blauw licht komen? Waar is het dan? Ik keek om me heen maar er was echt niks blauws te zien.
‘Zoek je iets?’, vroeg Thomas.
‘Ik zoek iets wat ik eigenlijk niet wil vinden’, zei ik vaag.
Hij keek me vragend aan.
‘Het blauwe licht’, zei ik met een zucht.
Toen klAarde mijn gezicht op.
‘Maar hé, zolang er geen blauw licht is, hoef ik niet terug naar Aarde!’
Thomas lachte.
‘Wil je niet terug naar je ouders en je vriendinnen… Ze zijn allemaal op Aarde.’
Ik dacht even na, maar ik schudde mijn hoofd.
‘Ze begrijpen dat ik me hier beter voel. Mijn ouders én mijn vriendinnen. Ik weet zeker dat ze het ook zullen begrijpen als ik hier blijf. Maar ik weet niet wat het blauwe licht denkt…’
‘Misschien bestaat het niet eens’, zei Lars.
‘Maar dan zou de Leider me er toch niet zo voor waarschuwen?’
Lars haalde zijn schouders op.
‘Ik flits ons naar de Strijders’, zei hij en dat gebeurde ook.
Terwijl ik stevig de handen van Lars en Thomas vasthield zag ik de schuilplaats van de Dims verdwijnen en het huis van de Strijders verschijnen. Toen pas besefte ik eigenlijk wat Sarah en ik gedaan hadden, we hadden deze wereld gered. Ik liet de handen van Thomas en Lars los.
‘Thuis…’, mompelde ik zacht.
‘Ja, lang geleden, hè?’, zei Jasmijn net zo zacht. ‘Het is ongeveer 6 weken geleden maar het voelt als 6 jaar.’
‘Sophie!’, klonk een bekende stem.
Vanuit het huis van de Strijders kwam een klein meisje met Donkerblond haar en hemelsblauwe ogen aangerend.
‘Larissa!’
Ik omhelsde mijn kleine zusje.
‘Je bent terug, je bent terug! Oh, Soof! Ik dacht dat je nooit meer terug zou komen!’
Ik grijnsde.
‘Natuurlijk ben ik terug.’
Larissa keek plotseling heel verdrietig.
‘Moet je nou weg?’, vroeg ze.
‘ik weet het niet Laris’, zei ik. ‘En jij dan?’
Larissa schudde langzaam haar hoofd.
‘De Leider zegt dat ik hier al te lang ben. Ik kan niet meer terug. Weet je, ik heb een nieuwe vriendin!’, veranderde ze van onderwerp.
‘Vertel!’
‘Marit!’, zei Larissa. ‘Ze kwam zo: Floep! Uit het niets en ze zei dat ze een Nachtschaker ofzo iets was…’
‘Nachtwaker!’, zei ik lachend.
‘… Ja dat. En dat jij haar gered had en dat Lars haar naar ons gestuurd had. Dus nou is ze hier. En ze is héél aardig!’
Ik glimlachte.
‘Weet ik.’
‘Larissa!!! Kom je nog?!’, klonk een stem.
‘Oh. Marit roept me, ik moet gaan!’
Larissa rende het huis weer in. Lachend schudde ik mijn hoofd.
‘Kom, wij gaan ook naar binnen’, zei Jasmijn.
Dat deden we. Het huis was van binnen niks verandert. Helemaal niks. Even leek het alsof we nooit weggeweest waren.
‘Hé, jongens!’
Zoë kwam de trap afgerend.
‘Godzijdank leven jullie nog’, zei ze. ‘Zo goed gedaan!’
‘Waar zijn de Dims?’, wilde Lars weten.
‘Boven’, zei Zoë. ‘Ze praten met de Leider. Weet je, vanavond wordt er een feest georganiseerd’, ratelde ze. ‘Een feest voor jullie! Het hele dorp komt!’
‘Wauw’, zei Jasmijn. ‘Ik voel me vereerd!’
Ze lachte.
‘Het is goed om weer terug te zijn.’
Vanavond… Ik keek naar de grond. Misschien was ik dan niet meer bij het feest, misschien was ik dan al weer op Aarde… Thomas kneep even in mijn hand.
‘Dat blauwe licht wacht wel, geloof me.’
En hoe weet jij dat nou zo zeker? Wilde ik vragen, maar ik slikte de woorden in. Hij probeerde me op te vrolijken en dat was heel lief van hem. De avond viel en ook het feest. Gelukkig was het blauwe licht nog niet verschenen. Ik moest toegeven, het feest was leuker dan ik verwacht had. Er was heel mooie muziek, wel heel anders dan op Aarde, maar… Toch heel mooi. En inderdaad, het hele dorp was er, inclusief de Dims. Ze waren gelijk geaccepteerd door iedereen en ik had Sarah nog nooit zo zien stralen en dat terwijl Lucas dood was… Ik voelde me nog steeds schuldig over Lucas’ dood. Maar ik wilde het feest niet bederven, dus ik dacht er niet meer aan. Thomas zat bij Mick en de anderen jongens en Jasmijn was samen met Lars iets te drinken halen, dus ik stond even alleen. Maar even later kwam Sarah bij me staan.
‘Heey!’
‘Hoi’, zei ik. ‘Gaat ’t een beetje?’
Sarah knikte.
‘Het is hier echt geweldig!’
Ik glimlachte.
‘Weet je, ik vind jou en Thomas echt supergoed bij elkaar passen!’, zei Sarah.
‘Ja?’
Ik pulkte zenuwachtig aan mijn haar.
‘Zo meteen gaan ze een langzaam nummer draaien, ik zorg er wel voor dat je met hem gaat schuifelen!’
Weg was ze.
‘Nee! Sarah!’, riep ik haar nog na, maar ze hoorde het niet.
Oh… Dacht ik. Als ze maar niet tegen hem gaat zeggen dat ik verliefd op hem ben! Ik kreeg het benauwd toen er inderdaad een langzaam nummer uit de speakers kwam. En nog benauwder toen Thomas en Sarah naar me toe kwamen… Ik keek naar Thomas en ik werd rood.
‘Hup!’, zei Sarah en ze duwde ons naar de dansvloer.
Sarah de koppelaarster. Dacht ik met een glimlacht. Sarah kreeg haar zin, want even later was ik, Sophie aan het schuifelen met Thomas. Ik kreeg het echt elke seconde benauwder en volgens mij had ik intussen het wereldrecord “hoe lang kun je rood zijn?”ť verbroken.
‘Sophie?’
‘Ja?’
‘Ik moet je iets zeggen, maar niet hier.’
Thomas pakte mijn hand en hij trok me mee naar buiten. Mijn hart bonsde zowat mijn ribbenkast uit. Hij wilde iets zeggen! Zou hij…? Nee joh! Mijn gedachten werden verbroken door een licht. Maar het was niet zomaar een licht. Het was een fel, blauw licht…
‘Nee…’, mompelde ik.
‘Wat is er?’, vroeg Thomas.
‘Kijk.’
Ik wees naar het licht. Opeens was blauw mijn lievelingskleur niet meer.
‘Het blauwe licht. Ik… Ik moet weg…’
Er rolde een traan over mijn wang.
‘Ik wil niet weg! Ik hoor niet thuis op Aarde!’
Ruw veegde ik mijn tranen weg.
‘Weet ik’, zei Thomas.
Hij duwde zachtjes een haarlok uit mijn gezicht.
‘Ik denk niet dat je weg hoeft’, fluisterde hij.
Hij sloot zijn ogen en boog zich naar me toe…
Ik sloot mijn ogen en ik hield mijn adem in…
Hij zoende me.
Eén zin bleef door mijn hoofd bonken: “Alleen ware Liefde kan de kracht van het blauwe licht weerstaan”ť.
Maar opeens flitste het beeld van mijn ouders voorbij. Mijn moeder, mijn vader. Ze zouden 2 kinderen verliezen. Ik moest terugkeren! Ik kon hier echt niet blijven, het kon gewoon niet. Ik was eerst vastbesloten om hier te blijven, 1 minuut geleden nog. Ik wilde hier blijven, voor Thomas. Mijn Liefde voor hem was te groot om nog iets anders te kunnen zien. Maar er is meer Liefde… Voor mijn ouders, mijn vriendinnen op Aarde… Alles vervaagde. Ik zag alleen nog Thomas’ gezicht. Verbaast, maar geruststellend. Zijn mooie blauwe ogen waarin ik nog steeds verdwaalde. Het spijt me, wilde ik zeggen. Maar er kwam geen geluid over mijn lippen.
BOEM! Alles werd zwart.
Even dacht ik mijn ogen niet meer te kunnen openen, maar gelukkig lukt het nog.
‘Soof…’
Ik keek opzij. Larissa lag naast me.
‘Laris! W-waar zijn we?’, vroeg ik verbaast.
Larissa keek om zich heen.
‘Noem me maar weer Lara’, zei ze zacht. ‘We zijn op Aarde.’
‘Aarde?’
Ik wist niet of ik blij of verdrietig moest zijn. Lara had gelijk. We waren inderdaad op Aarde. Dit was de straat waar mijn school stond.
‘Je vleugels zijn weg’, zei ik.
‘Die van jou ook’, zei Lara.
Ik maakte me eigenlijk niet zoveel zorgen over vleugels. Thomas. Thomas. Zijn blik… Ik had met hem gezoend. En toen was ik weg. Was ware Liefde niet genoeg? Diep van binnen wist ik waarom ik weer op Aarde was. De gedachte aan mijn ouders had me teruggestuurd. Eigenlijk gaf het niet. Ik had veel geleerd in de andere wereld en Jasmijn, Lars en Thomas redden zich wel. Ik had geleerd hoe belangrijk Liefde was. Thomas zou altijd bij me zijn. Diep in mijn hart.
‘Hé, gaat het wel?’
Ik keek omhoog en ik keek in de ogen van een jongen. Ze waren blauw en hij had lichtbruin haar. Ineens kreeg ik een flashback. Ik kneep mijn ogen stijf dicht en deed ze langzaam weer open.
‘Thomas?’, floepte ik eruit.
De jongen glimlachte.
‘Ik ben Martijn.’
Hij stak zijn hand uit om me overeind te helpen.
‘Ik ben Sophie’, zei ik. ‘Dit is mijn zusje Larissa, eh Lara.’
Lara sprong overeind.
‘Dat ben ik!’
Martijn lachte.
‘Jullie lijken op elkaar.’
‘Weet ik’, zei ik.
Ik wilde bijna zeggen dat hij op Thomas leek, maar die zin slikte ik nog net in. Het was wel fijn om terug op Aarde te zijn, dacht ik. Maar ik zou Jasmijn, Lars en Thomas nooit, nooit, nooit meer vergeten.


EINDE


Reacties:


shania13
shania13 zei op 9 sep 2012 - 11:36:
Zon mooi verhaal.
echt geweldig


missxangel
missxangel zei op 26 dec 2009 - 0:07:
Wow dit is echt een mooi verhaal, zeker een aanrader en geen cliche zoals ik verwachtte
Ik ben benieuwd wat je nog meer gaat schrijven of al hebt geschreven! Je hebt dit goed gedaan en mooi verwoord
Complimenten


takuyaxmy
takuyaxmy zei op 5 dec 2009 - 20:35:
OMG het is wondermooi.. het heeft iets emotioneel vind ik.. omg en dat laatste stukje omg ik moest echt mijn tranen inhouden

je moet het echt opsturen naar een uitgever ik meen het en en en dan moeten ze er een boek van maken i kmeen het nah en als die boek uit is gekomen koop ik hem nah' dus succes xoxo linsoo <3<3