Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Idiot-Savant » Idiot-Savant

Idiot-Savant

16 jan 2010 - 14:20

2704

2

249



Idiot-Savant

Idiot-Savant is eigenlijk iemand die heel goed is in iets, maar dan zonder er ooit iets over te hebben geleerd. In dit geval gaat het over muziek... Enjoy ;)

Ik doofde mijn sigaret onder mijn schoenzool en strook met mijn vingers door mijn haar, een gebaar dat meer en meer op een gewoonte begon te lijken. Als ik niet oplette raakte ik er nooit meer vanaf.
De luide bassen deden de grond trillen, ik kon ze horen tot buiten het kleine concertzaaltje, in een donker steegje. Mechanisch haalde ik een nieuwe sigaret uit het pakje en stak hem aan. Ik rookte teveel, de laatste tijd.
“Kom je nog, of blijf je het hele concert buiten staan, man?”¯ vroeg Jack geïrriteerd.
“Ja maat, doe niet zo moeilijk.”¯ Wat kon hij zagen, die Jack. Ik had helemí í l geen zin om terug in dat muffe zaaltje te gaan, met op en neer springende mensen die veel te dicht op elkaar stonden en een rockbandje dat beter met zijn haar kon zwaaien dan juist spelen. Ik zuchtte.
“Ik ben het beu,”¯ zei ik kortaf. “Ik ga weg.”¯
“Weg?”¯ riep Jack, maar ik was het steegje al uitgelopen, naar mijn brommer. Een dronken meisje klampte mij aan.
“Een biertje!”¯ smeekte ze. “Eentje, ik heb zo een dorst!”¯
Ik negeerde haar en liep gewoon door. Ik startte mijn brommer, de motor kwam tot leven en met een luid gebrul stoof ik de straat door. Overal uit cafés steeg gelach en gezang op, maar het huilen stond me nader dan het lachen.
Ik mocht eigenlijk niet rijden nadat ik zoveel had gedronken en gerookt, maar dat kon me nu even niets schelen. De frisse lucht die in mijn gezicht waaide en mijn ogen deed tranen maakte mijn gedachten helderder.
Na een paar minuten rijden met een veel te hoge snelheid kwam ik in de buurt waar ik woonde. De smerigste buurt van de stad, met allemaal rijtjeshuizen die veel te dicht naast elkaar stonden en afval op de stoep. Ik stapte af bij nummer zeventien. Ik parkeerde mijn brommer in de tuin, en kroop door het raam naar binnen, hopend dat mijn moeder me niet zou horen. In mijn veel te kleine kamer gekomen kleedde ik mij haastig om en ging moe op mijn bed liggen.
Hoe moe ik ook was, de slaap kwam niet.
Ik ging recht zitten en stak mijn zoveelste sigaretje aan. De muziek die door het lawaai was verstikt kwam terug boven, alles overschaduwend. Ik hoorde de heldere klanken van de hoogste stem, en de tweede stem die hem zou ondersteunen. Ik hoorde het ritme dat door de bas werd aangegeven, en de trompetten die boven alles uittorenden met de melodie, die al snel werd overgenomen door de violen. Het klonk allemaal zo goed, zo mooi.
Ik kon, ik hoorde elke noot die elke stem in een orkest zou moeten spelen om er een mooi stuk van te maken. Als ik ooit notenleer had mogen volgen zou ik ze kunnen benoemen, ja misschien zelfs op papier zetten!
Maar ik had nooit notenleer gehad, en de melodie was niets dan een opeenvolging van tonen zonder naam. Het was het derde stuk dat ik “componeerde”¯, als wat ik deed die naam waardig was. Een compositie was namelijk iets dat was geschreven en gespeeld, en dat was bij mij niet het geval. De muziek was er, maar niemand anders dan ik hoorde ze. En toch was ze niet te stoppen.
Ik wou dat ik een instrument speelde. Maar als mijn moeder maar het woord muziek hoorde begon ze te roepen en te schreeuwen, dus zweeg ik er maar over. En de muziek in mijn hoofd bleef bestaan, werd luider en opdringeriger met de dag. Ik zou er nog gek van worden.
De slaap die eerst niet wou komen overviel mij nu, ik doofde mijn sigaret en ging liggen, meegesleurd door donkere dromen.

“Jasper, wakker worden!”¯ schreeuwde mijn moeder van beneden. Ik ging rechtzitten, probeerde mijn vermoeide ogen te openen. De geur van sigaretten hing zwaar in de kamer, en ik opende mijn raam om wat frisse lucht in de muffe kamer te laten komen.
Ik waste en kleedde mij haastig. Ik ging naar beneden, op zoek naar iets eetbaars. De ijskast was leeg, zoals gewoonlijk.
“Verdomme, waarom hebben wij hier nooit iets te eten in huis?”¯ klaagde ik. “Ga naar de winkel!”¯ beval ik mijn moeder.
“Doe het zelf,”¯ antwoordde ze kortaf. “Alsof ik niets beters te doen heb…”¯
Met een diepe zucht pakte ik een appel en vertrok naar school. Ik zou weer veel te vroeg op school aankomen, maar alles was beter dan thuis te blijven zitten.
Ik stak een sigaret aan en wachtte tot er mensen aankwamen die ik kende. Niet dat ik veel zin had om ze te zien, maar de gewoonte zat er te diep in.
“Jasper!”¯ riep Jack van over de speelplaats. Hij was echt wel de laatste persoon die ik wou zien, besefte ik toen hij aan kwam lopen.
“Jack,”¯ knikte ik hem toe, iets minder enthousiast dan hij was.
“Wat was het probleem gisteren? Je liet me zomaar in de steek.”¯
Ik slikte het gemene antwoord dat ik hem eigenlijk wou geven in, en zei in de plaats maar: “Ja, sorry. Teveel gedronken denk ik.”¯
Jack keek me wantrouwend aan. “Het heeft toch niets te maken met…”¯ en met belachelijke, overdreven gebaren begon hij een violist te imiteren.
We konden goed opschieten, ik dacht dat ik hem kon vertrouwen en ik had hem mijn geheim verteld. Stom van mij. Hij liet geen kans voorbij gaan om me uit te lachen. Hij had het nog aan niemand verteld, maar dat was slechts een kwestie van tijd.
“Kop dicht,”¯ zei ik agressief. Jack bulderde het uit van het lachen. Op dat moment kwamen er andere mensen bijstaan.
“Dag Jack, Jasper,”¯ begroette Tyler ons. “Wat is er zo grappig?”¯
“Niks,”¯ zei ik snel, te snel. Tyler keek verwachtingsvol naar Jack, hopend dat die iets meer ging zeggen.
Ik keek dreigend naar Jack, mijn handen tot vuisten gebald van ergernis. Hij mocht het niet zeggen, hij zou het niet zeggen, hij…
“Moet je nu wat weten,”¯ begon Jack, een gemene grijns op zijn gezicht. “Jasper heeft me een interessant weetje verteld,…”¯ verder kwam hij niet. Woedend had ik hem een harde dreun tegen zijn gezicht gegeven, waardoor hij naar achterviel.
“Jasper? Wat bezielt je nu?”¯
Jack zijn neus bloedde, was misschien wel gebroken. Net goed.
“Hé man, wat is jouw probleem?”¯ vroeg Tyler kwaad, terwijl hij me tegenhield. Zonder hem een antwoord te geven duwde ik hem ruw opzij, waardoor hij tegen Florian botste die ook omver viel.
Het was het soort moment waarop alles wat verkeerd kon gaan verkeerd ging, dus verbaasde het me eigenlijk niet eens dat op dat moment de onderdirecteur voorbij liep.
“Jasper Smith! Hoe durf je? Kom onmiddellijk mee. Het is een schande, ik ga naar je moeder bellen. Kom mee!”¯
“Sorry, geen zin,”¯ antwoordde ik koud. Ik draaide me om en liep weg, zonder nog om te kijken. Ik hoorde de onderdirecteur nog roepen, de jongens schreeuwen maar het kon me allemaal niets schelen.
De lucht leefde met me mee, en grijze wolken trokken samen. Zware regendruppels vielen op de grond, en met een zucht trok ik mijn kap over mijn hoofd. Met mijn handen diep in mijn zakken wandelde ik door de grijze lege straten van mijn geboortestad. Na een tijdje merkte ik dat ik zonder erover na te denken naar een plaats was gewandeld waar ik als kind vaak ging.
Ik was er al jaren niet meer geweest, maar ik kreeg weer het gevoel dat ik thuiskwam.
Het muziekconservatorium.
Toen ik klein was stond ik hier soms uren te luisteren aan een raam naar het gespeel en gezang van de muzikanten die vlijtig oefenden, en wat er ook was gebeurd, dat maakte mijn dag terug goed. Maar dat was lang geleden. Ik was hier niet meer gekomen sinds mijn moeder me duidelijk had gemaakt dat ik nooit muziekles zou krijgen, dat muziek geen toekomst voor me was.
En nu… Ik liep langzaam naar voor, en deed wat ik als kind nooit had gedurfd. Ik ging naar binnen door de glazen deuren.
De sfeer binnen was zo anders dan buiten. Het was warm en gezellig in de hal, en zelfs hier hoorde je de heldere noten die werden gespeeld. Het was druk, dus viel mijn aanwezigheid niet op. Ik ademde verrukt in.
“Het lijkt wel of je de muzieknoten bent aan het inademen,”¯ grinnikte een stem naast me. Ik keek verbaasd om. Er stond een meisje naast me. Ze had zwart haar met paarse mèches, dat deels voor haar gezicht hing. Ze was redelijk klein en fijn, met lange dunne vingers. Haar grote groene ogen keken me spottend aan.
“Nou?”¯
“Ik… Nee hoor. Ik was gewoon… Nou ja, maakt niet uit.”¯
Het meisje keek me openlijk nieuwsgierig aan. Het soort blik waar je bij mij op school in elkaar voor werd geslagen.
“Welk instrument speel je?”¯ vroeg ze.
“Waarom weet je zo zeker dat ik een instrument speel?”¯
Ze leek verbaasd. Nooit geweten dat ik er zo muzikaal uitzag.
“Doe je dat dan niet?”¯ Ik schudde mijn hoofd.
“Wat speel jij?”¯ vroeg ik.
“Piano. En viool. Wil je wat horen? Ik speel net een mooi stuk op piano.”¯
Voor ik kon antwoorden was ze al vertrokken, een gang door en een trap op. Ik wist niets beters te doen dan haar te volgen. We liepen langs een gang met deuren.
“Wat is er hier?”¯ vroeg ik nieuwsgierig.
“Studio’s,”¯ legde het meisje uit. “Maar dit zijn er goeie, die zijn allemaal bezet voor lessen.”¯ We liepen de gang door, een andere gang in. De deuren stonden hier dichter bij elkaar. Ze ging een lege studio binnen, met daarin niets dan een piano en een stoel.
“Vind je het erg om even recht te blijven staan?”¯ ik schudde mijn hoofd. “Hoe heet je?”¯ vervolgde ze.
“Jasper. Jij?”¯
“Joekio. Ben je altijd zo spraakzaam?”¯ Ik haalde mijn schouders op.
Ze glimlachte en draaide zich naar de piano. Geconcentreerd begon ze te spelen. Haar vingers vlogen over de toetsen, te snel om te kunnen volgen. De heldere klanken van het stuk stegen op in de lucht, en de verschillende noten die ze met haar handen speelden verweven zich tot een volmaakt geheel.
Toen ze klaar was keek ze mij afwachtend aan. Ik probeerde wanhopig een interessante zin te vinden om te zeggen.
“Mooi,”¯ zei ik. “Van wie is het?”¯
Dat klonk wel goed.
“Chopin. Ken je die?”¯
Ik had moeten zwijgen. “Van horen,”¯ loog ik snel.
“’Tuurlijk,”¯ antwoordde ze ironisch. Ze geloofde me niet.
“Maak je ook zelf muziek?”¯ vroeg ik.
“Niet echt. Jij?”¯
“Ik speel geen muziekinstrument, hoe zou ik dan muziek kunnen maken?”¯
“Dat is geen nee,”¯ merkte ze op. Veel te scherpzinnig.
“Ik heb wel eens wat ideeën,”¯ bekende ik. Waar was ik toch mee bezig? Ik moest hier weg, en wel nu.
“Zing.”¯ Beval ze. Ik keek haar aan, mijn wenkbrauwen opgetrokken.
“Alsjeblief?”¯ smeekte ze.
Ik aarzelde. Waarom niet? Zelfs al maakte ik me belachelijk, ik zou Joekio hoogstwaarschijnlijk toch niet meer zien. En de muziek in mijn hoofd werd zo luid dat ik er koppijn van kreeg, hij moest er gewoon uit. Met aarzelende stem zong ik het thema van mijn derde compositie. Ze luisterde aandachtig, maar onderbrak mij in het midden.
“Je zingt mooi, zing toch wat luider!”¯
Toen ik klaar was probeerde ze het uit op de piano, en ze speelde na wat ik had gezongen. Het voelde vreemd om iemand anders mijn muziek te horen spelen.
“Dat klinkt goed,”¯ vond ze. “Heb je een tweede stem?”¯
“Ja. Maar ik heb het niet voor piano in gedachten.”¯
“Niet? Voor wat dan wel?”¯
“Een heel orkest.”¯
Ze zweeg even, verbluft.
“Kun je dat?”¯ Ik knikte alleen maar. Ze speelde het melodietje weer op de piano met haar rechterhand, en met haar linkerhand begon ze akkoorden te spelen als begeleiding.
Dat klonk goed. Niet hetzelfde als het orkest in mijn hoofd, maar toch…
Ik verbeterde bepaalde dingen, raadde haar iets anders aan bij bepaalde noten, vond nieuwe stemmen uit.
Opeens, na wat amper een paar minuten leek, zei ze:
“Het is al laat, Jasper. Ik moet naar huis. Maar het was heel gezellig! Kom je morgen terug?”¯
Ik keek op mijn uurwerk. Zes uur al? De tijd was voorbij gevlogen.
Ik had de volgende dag afgesproken met een paar vrienden, en als ik niet zou gaan zouden ze niet bijster gelukkig zijn, om maar te zwijgen over het feit dat ik liever naar het muziekconservatorium ging dan naar hun. Dat kon ik niet maken, vooral niet na die ruzie vanochtend. Ik moest gaan.
Joekio’s groene ogen keken me nieuwsgierig aan, ze vroeg zich af wat er allemaal in me omging.
“Goed, morgen,”¯ zei ik uiteindelijk.
“Rond vijf uur?”¯ Ik knikte alleen maar.
Ik wandelde naar huis, en stak nog een sigaretje aan. Ik had een hele dag niet gerookt, ik had er niet eens meer aan gedacht. Die muziek was toch nog ergens goed voor. Ik had ook niets gegeten, behalve een stuk chocola dat Joekio uit een automaat had gekocht, en dat voelde ik wel. Mijn maag knaagde en rommelde, en thuis moest ik waarschijnlijk naar bed zonder eten.
Ik kreeg nog gelijk ook. Mijn moeder schreeuwde en tierde, en na een preek van een kwartier moest ik naar mijn kamer. Ik had zo een honger!
Ik zocht heel mijn kamer af naar iets eetbaars, maar behalve wat ouwe sokken onder mijn bed en een paar bics achter de verwarming vond ik niets. Niets, niets, niets.
Honger, honger, honger.
Puur om de tijd te doden stak ik nog een sigaret aan. Na een tijdje hoorde ik mijn moeder sloffend naar haar kamer gaan. Zodra ik de deur hoorde dichtgaan sloop ik uit mijn kamer, naar de keuken.
Hm, weer niks in de ijskast.
In de kast vond ik nog wat oude chips, die ik opat terwijl ik zocht naar meer eten.
Na wat koekjes en een reep chocola uit de geheime voorraad van mijn moeder had ik genoeg. Ik kon nog altijd niet slapen, veel te opgewonden met de nieuwe wending die mijn muziek had gekregen. Hij was zachter ook, minder storend. Hoewel ik het spijtig vond dat het niet met orkest was, was dit al heel goed, ik had nooit gedacht dat het zover zou komen.
Met die gedachte viel ik in slaap.
Toen ik wakker werd merkte ik dat ik helemaal opgewonden was, dat ik zin had in deze dag. Ik had me al lang niet meer zo gevoeld.
Na een gesprek met de directeur waar ik het grootste deel niet van heb gehoord en lessen die eindeloos leken te duren was de school eindelijk over. Ik haastte me naar het muziekconservatorium.
In het conservatorium aangekomen zocht ik Joekio. Waar zou ze zitten? Ze zou toch wel komen? Ik had net besloten dat ik eens ging kijken in de studio waar we gisteren hadden gezeten toen ik ze zag, babbelend met een groep vrienden. Ik leunde naar achter tegen de muur, de kap over mijn hoofd getrokken. Zou ze nu komen zeggen dat ze vandaag geen tijd had, dat ze geen zin meer had? Of zou ze niet eens komen? Misschien moest ik naar haar toe gaan.
Maar ik durfde niet. Al die mensen leken zo op hun gemak, zo… Zichzelf.
Het viel me nu ook voor het eerst op dat ze heel speciale kleren droeg. Heel wat anders dan ze bij ons op school droegen, maar wel mooi, het stond haar goed.
Ik werd ongeduldig, kreeg zin in een sigaret. Opeens merkte ik dat de groep rond Joekio naar mij was aan het kijken, en een jongen stootte haar aan om mij aan te wijzen. Joekio draaide zich om en keek me aan. Ze herkende me en wuifde naar me.
“Kom!”¯ riep ze. Langzaam, met tegenzin, liep ik naar haar toe.
“Jongens,”¯ zei ze. “Dat is dus die componist waar ik het over had, Jasper.”¯
Ik zakte door de grond van schaamte. Nu zouden ze me allemaal vierkant uitlachen en dan weggaan. Maar dat gebeurde niet. Een paar mensen keken twijfelend, anderen vriendelijk maar de meesten keken gewoon nieuwsgierig.
“Hallo,”¯ mompelde ik, verlegen.
Ze knikten me toe, enkelen glimlachten.
“Goed dan, gaan we beginnen?”¯ vroeg Joekio mij vrolijk.
Ik knikte.
“Wat heb je tegen hun gezegd?”¯ vroeg ik haar, benieuwd.
“Van alles en nog wat.”¯
“Je zou het me moeten vertellen,”¯ meende ik.
“En jij zou moeten stoppen met roken,”¯ antwoordde ze glimlachend.
Ik glimlachte terug. “Komt in orde.”¯
En voor de eerste keer in heel lange tijd had ik het gevoel dat het echt wel in orde zou komen.


Reacties:


Astarte
Astarte zei op 6 maart 2010 - 17:07:
Erg goed geschreven!


JustaStory
JustaStory zei op 9 feb 2010 - 21:05:
goed geschreven,
hoop dat er nog een verder deel komt!