Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Het nieuwe Atlantis » 1. Een verloren stam

Het nieuwe Atlantis

24 feb 2010 - 22:09

1649

1

331



1. Een verloren stam

[b]Verloren en gestrand op de Noorse Landen. Het is koud en de sneeuw dwarrelt zonder stoppen naar beneden. De handen van de overgebleven Atlantiërs zijn blauw en er zijn amper grondstoffen te vinden. Daarom proberen ze te ontsnappen, misschien zullen ze zegevieren.

‘We kunnen hier niet blijven. Er zijn niet genoeg bomen om huizen en schuilplaatsen te maken of om vuur te stoken tegen de kou! Gewassen zullen hier niet groeien. En de wilden verderop worden gewelddadiger!’ zei Cleatus. Cleatus deed zijn gouden helm af en krabde even in zijn korte donkerbruine haren. Hij keek met zijn lichtblauwe ogen vanonder zijn lange bruine wimpers naar de soldaat naast hem. Iets in hem, zei hem dat het niet de persoon was, dat de persoon pretendeerde te zijn.
‘De Goden hebben ons verlaten! We waren beter afgeweest om samen met Atlantis te zinken, dan hier verzeild te zijn geraakt. We moeten weg!’ riep Zeno. Ondanks dat Zeno altijd de kalmste was, leek hij nu wanhopig.
‘Wat is hier gaande? Zeno, wat heb ik gezegd, je zou iedereen aan het werk zetten!’ brulde de sergeant. Hij kneep zijn ogen half dicht. Zijn ogen waren donker als kolen. Hij fronste met zijn grote zwarte en borstelige wenkbrauwen. ‘Het is goed sergeant, hij heeft gelijk, we moeten weg,’ zei Krios.
‘Hoe Krios? We hebben geen schepen meer en niemand heeft nog een beter plaats dichtbij gezien!’ riep Zeno.
Om Krios mond speelde een glimlach en met zijn vrije hand streek hij even door zijn grijze baard. ‘De Goden hebben me een verlaten Tempel laten zien in mijn droom vannacht, het is me verteld dat het de sleutel is tot ons vertrek van deze plaats. We moeten het vinden!’ zei hij.
Boven hen cirkelden nog steeds de donkergrijze sneeuwwolken. Nadat Krios dat gezegd had liep hij weg, richting de grote stenen poort. De stenen waren vergrijst door de kou en sneeuw.
Cleatus zuchtte. ‘Maar, als we op zoek gaan naar de Tempel, wie weet wat op ons pad tegenkomen! We moeten een klein leger creëren, maar hoe?’ vroeg hij. De soldaat naast hem tikte hem aan en wenkte hem te volgen. Cleatus knikte toen de soldaat hem naar een paar dorpelingen had geleid. Daarachter stond een grote kazerne. ‘Wat is je naam?’ vroeg Cleatus toen de soldaat wegliep. Die antwoordde niet maar trok zijn zwaard. ‘Zeva?’ vroeg Cleatus verbaasd toen hij zag op wat voor een manier de soldaat zijn zwaard trok. Eindelijk deed de soldaat zijn helm af. Lange zwarte haren vielen tot op de schouders. De bruine ogen keken hem twinkelend aan. ‘Precies,’ zei ze. Hij bekeek haar. ‘Je hebt…dit is…’ hij kwam niet uit zijn woorden. ‘Blijf in je uitrusting en laat ze niet merken dat jij het bent Zeva, het is gevaarlijk. Ik zal op je letten, zo lang het nodig is. Nu, help me met de dorpelingen en het trainen van infanterie en misschien als het mogelijk is cavalerie. Maar dat denk ik niet, maar ik heb nog niet in de kazernes gekeken. Maar het lijkt me onmogelijk, we zijn de enige overgeblevene’
Zeva lachte naar Cleatus die er onhandig bijstond te kijken en zich geen raad wist met de situatie. Maar het maakte haar niet uit, stiekem was ze dichtbij hem gebleven toen Atlantis zonk. Ze voelde iets voor hem. Alleen nu waren het geen tijden om dat te laten zien. Nu zou ze hem helpen en wanneer de victorie aan hen was, dan pas…
‘Kom!’ drong hij aan. Ze knikte en zette haar helm op. ‘Wat als Krios, Zeno of Kastor het gezien hebben?’ vroeg ze plots. ‘Dat hebben ze niet’. Daarna liep hij naar een van de dorpelingen. Het was een oudere man met gebruinde huid van het werken in de zon en zwart haar met grijs bij zijn slapen. Met een ezel aan de hand keek hij wanhopig naar Cleatus. ‘Wat moet ik doen, wat is er gebeurd?’
‘Wat er gebeurd is kan ik niet zeggen, maar voor nu zeg ik je om goud te mijnen. We hebben het goud hard nodig’. De oudere man knikte en samen met zijn ezel liep hij naar de dichtstbijzijnde goudmijn die flonkerde in het rare grijze licht van de lucht. ‘Zeva, geef orders aan de andere’.
Ze knikte weer en liep ook naar een dorpeling. ‘Beste man, we hebben hout nodig’. De man knikte en ook hij ging aan de slag. ‘Oké, er zijn er een paar bezig’. Cleatus knikte. ‘Maar we hebben een smederij en wapenkamer nodig’. ‘Dat kunnen de overige doen, maar Cleatus hoe had je dat gedacht? Ik bedoel infanterie en cavalerie trainen. De kazernes zijn leeg, zoals je voorspelt had!’
Hij fronste. ‘We hebben Krios, Zeno en Kastor… en dorpelingen. De helft gaat werken aan een smederij en wapenkamer en de andere helft word getraind tot infanterie’
‘Cleatus, dat duurt te lang. Wapenkamers en smederijen duren lang om te bouwen en er zijn amper grondstoffen. We hebben maar een paar goudmijnen, de bomen zijn schaars en het voedsel komt van de elanden en wolven verderop’.
‘Wolven!’
‘Ja, wolven’.
‘Nee achter je!’ riep Cleatus. Hij trok zijn zwaard en haalde uit. De kop van de grijze wolf werd gelanceerd en landde verderop. Het lichaam zakte langzaam door zijn poten en het bloed gutste er uit. Het lekte uit over de besneeuwde ondergrond. Cleatus stopte het bebloede zwaard weer in de schede en keek lachend naar Zeva.
‘Nu was ik bezig met een verhaal! Goed, wapenkamers en smederijen kosten veel tijd. We moeten de tempel vinden, als het onze uitweg is, dan gaat dat voor. Zoals je al zei. We hebben Krios, Zeno en Kastor. En jij en ik’.
‘Wat doen we nu met de dorpelingen die bezig zijn?’ vroeg hij.
‘De kans is groot dat de Wilden, waarschijnlijk de Scandinavische ze dan afslachten,’ zei ze.
Cleatus knikte en stopte hun werk weer.
‘De plannen zijn gewijzigd, om nu een dorp hier te bouwen duurt te lang. Jullie gaan met ons mee. Er liggen nog een paar oude wapens in ons kampement achter de poort’.
De dorpelingen knikte. Alles vonden ze goed.
‘Nu de rest halen’.

‘Krios! Zeno! Kastor!’
Alledrie keken ze om.
‘Wat?’
‘We moeten die Tempel vinden, dus… we moeten met zijn vijven gaan en de dorpelingen’
‘Cleatus, hoe had je dat gedacht?’ vroeg Zeno. ‘Hij heeft gelijk Cleatus, het zijn simpele burgers,’ zei Kastor.
‘We bewapenen ze en ze lopen mee. Dan kunnen ze zichzelf beschermen’.
‘Maar Cleatus wat als hun leven ze afgenomen word?’ vroeg Krios.
‘Dan is dat maar zo. We moeten er wel één overhouden. Voor als we hier weg kunnen komen en Atlantis kunnen herbouwen!’ zei Cleatus.

Na lang beraad waren ze het eindelijk allemaal met elkaar eens. Cleatus, gevolgd door Zeva renden op hun hardst door de dikke laag sneeuw. Het werd zwaarder door hun goudkleurige borstpantsers. De borstpantsers waren versierd met een leeuwenkop en een gevormd sixpack. Op de schouders waren dikke lederen lappen gevestigd. Ze hingen half over hun armen heen. Voor de rest waren hun armen, op hun polsen na niet beschermd. Om hun polsen hadden ze gouden banden zitten, het binnenste was ook weer met leer gevoerd. Voor de rest hadden hun benen ook geen bescherming. Alleen droegen ze lederen laarzen. De wapens waren ook zwaar om mee te dragen. Zeva’s zwaard was kort. Het gevest had een lederen greep en de pareerstang had de vorm van twee serpenten. Beide ingelegd met kleine rode robijnen, als ogen. De kling was ingegraveerd met een tekst.
Het zwaard hing in zijn schede. De schede was van leer gemaakt met goud aan de uiteindes.
Dat alles was aan Zeva’s lederen riem gegespt. Cleatus zwaard daarentegen was groter en simpeler. Ook bij zijn zwaard had het gevest een lederen greep en de pareerstang was in de vorm van de leeuwenkop die ook op zijn borstpantser zat. De ogen van de leeuw waren ingelegd met saffieren. Ook deze kling was ingegraveerd met een tekst en zijn twee letters. De schede was bijna hetzelfde als die van Zeva, alleen groter. Bij Cleatus was het ook aan zijn riem gegespt. ‘Cleatus, kijk!’ riep Zeva. In de verte doemde een Noorse vesting op. Daarvoor stond een simpele houten muur. ‘Daar moeten we makkelijk doorheen komen!’
Plots werd de Noorse hoorn geblazen en de poort ging met bulderend geraas open. De Noormannen schreeuwden iets en renden op Cleatus en Zeva af. Krios, Zeno en Kastor kwamen ook aan. ‘Wees alert, ze zijn sterk en onverschrokken’. Meteen suisde er een bijl door de lucht. De Noormannen droegen beestenvellen. De kop van het beest over hun hoofd en het vel als een cape. Zeva stak haar zwaard uit en stak degene die de bijl gegooid had in zijn maag. Hij boog voorover en hoestte het bloed op. Al snel stikte hij in zijn eigenbloed en viel neer. ‘Hoeveel zijn het er Krios?’ riep Cleatus. ‘Naar schatting twintig, meer heb ik er nog niet gezien, maar misschien zitten ze in de vesting! En hun nederzetting staat hier al langer dan vandaag’.

Na een lange strijd en veel Noormannen gezien te hebben konden ze verder. ‘Daar!’ riep Krios.
Een grote tempel met witte zuilen stond nu vlak voor hen. Op de rand waren er verschillende Goden te zien. Oranos, Kronos en Gaia. ‘Dit is hem!’
Voorzichtig keken ze of de kust veilig was en net op het moment dat ze de tempel binnen wilde stappen suisde er een speer door de lucht en schampte Zeva’s arm. ‘Breng de dorpelingen er in, wij komen later’.
‘Maar Krios?’
‘Ga Zeva, je kan niet meer vechten’
Ze zuchtte geërgerd en leidde de dorpelingen er in. Ze kon haar ogen niet geloven toen ze een fel licht zag en de dorpelingen langzaam verdwenen. Aan de ene kant nieuwsgierig naar waar ze terecht gekomen waren, besloot ze toch verder te gaan met vechten. Dicht in de buurt van Cleatus.
‘Ga!’riep hij terwijl hij zijn zwaard diep in de keel van een van de barbaren stak. ‘Het schampte me alleen! Ik ga daar niet dood aan!’
Cleatus zuchtte en vocht samen met Zeva aan zijn zijde verder.

Nadat alle barbaren uitgemoord waren konden ook Krios, Zeno, Kastor, Cleatus en Zeva door de tempel, om een nieuwe wereld te ontdekken. En een nieuw Atlantis te bouwen.


Reacties:


WTlover
WTlover zei op 23 aug 2013 - 23:43:
Hm. Het zegt me niet echt iets (die game). Maar het verhaal spreekt me wel ontzettend aan. Verder met hoofdstuk twee!