Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Tuin van Eden » Hoofdstuk 1 (deel 1)

Tuin van Eden

7 mei 2010 - 17:55

1553

0

254



Hoofdstuk 1 (deel 1)

Het leven begon daar. Terwijl de eerste regendruppel uit het donkere wolkendek ontsnapte en een heftige regenbui beloofde, schoven de deuren van de trein van vier minuten over twee open. Hij was twee minuten te laat, wat voor veel reizigers problemen zou opleveren bij hun verdere reis. Niet voor haar. Ze droeg een grote rieten koffer in haar rechterhand, terwijl ze met haar andere hand een rode sjaal om haar nek probeerde te knopen. Omdat ze voortgestuwd werd door de massa lukte dat niet, maar ze bleef verbeten proberen. Herfst viel vroeg in dit jaar.

Ze wierp een blik naar de donkere lucht boven haar. De mensenmassa werd steeds minder hecht, naar mate verschillende mensen zich losmaakten uit de groep en hun eigen weg gingen. Tot dit moment had ze nog niet nagedacht wat ze zou gaan doen. Haar plan bestond uit niet meer dan daadwerkelijk op de bestemming aankomen en daar was ze nu bijna.

Een tweede regendruppel viel vanuit de loodgrijze hemel naar beneden en raakte haar voorhoofd. Ze versnelde haar tempo zodat ze de oude vrouw voor haar inhaalde en keek op haar horloge. Om half drie moest ze er zijn. Nog niet zo lang geleden had dat haar zeeën van tijd geleken, maar nu was het alsof de tijd een grapje met haar uithaalde en elke seconde voor twee liet tellen.

Ze bereikte de stationshal net op tijd. Ze hoorde de regeldruppels zachtjes tegen het glazendak van de stationshal tikken. Hier, droog en veilig, nam ze even de tijd om haar koffer neer te zetten en haar sjaal goed om te doen. Ze was niet gekleed op het weer in Parijs, waar het een graad of vijf kouder was dan in Bretagne. Haar zomer had ze daar doorgebracht bij haar grootmoeder, zoals elk jaar. Het enige verschil met voorgaande jaren vond zich plaats op dit station.
Waar ze altijd onthaald was door een wild zwaaiende moeder, stond er nu een taxichauffeur op haar te wachten. Een louche uitziende vent met een geruite schoorsteenvegerpet op, hield ongeïnteresseerd een stuk karton omhoog met daarop haar naam. Jonna d’Amour.

Nu ze hier stond, voelde haar grote avontuurlijke plan een heel stuk minder groot en avontuurlijk aan. Eerder grootmoedig en overdreven. Ze vroeg zich af of ze hier niet gewoon kon blijven staan, net zo lang totdat de taxichauffeur het wachten op zou geven en er vandoor zou gaan. Dan kon ze gewoon naar huis en zeggen dat er niemand stond om haar op te komen halen. Ze frunnikte aan het puntje van haar sjaal. Nee, zat zou erger zijn dan overdreven en grootmoedig, dat was laf.

Ze pakte het handvat van de koffer stevig beet, herschikte de sjaal over haar schouder en liep met grote stappen op de taxichauffeur af.
‘Mademoiselle d’Amour’ bromde de man in zijn snor. Het was geen vraag.
Voordat zij ook maar kon knikken, draaide hij zich om en slofte naar een van de vele uitgangen.

Buiten was de bui echt goed losgebarsten, maar dat leek de man niet te deren. Hij versnelde of vertraagde zijn pas niet. Aarzelend keek Jonna hem na, terwijl hij zijn weg vervolgde door de uitgestorven straat. Hij keek niet om, om te zien of ze hem volgde. Stug stapte hij door, langs de lange rij taxi’s. Met een laatste blik op het oude station liep ook zij de regen in. Al snel was ze tot op het bot verkleumt. Haar sjaal hield misschien de kille wind enigszins tegen, maar tegen een hoosbui was hij niet bestand. Ook haar korte spijkerbroek, sandalen en haar bloesje waren binnen korte tijd doorweekt. Al snel had ze de taxichauffeur bijna in gehaald, maar ze bleef twee passen achter hem lopen. Haar sandalen klepperden op de stoeptegels. Niet alleen zij was doorweekt, maar ook haar koffer. De koffer was niet waterdicht en ze wist dat al haar spullen zo wel doorweekt zouden zijn. Jonna probeerde, zo goed als dat ging in de stromende regen, het water van de koffer af te vegen. Ze wisselde van hand. Want, zo redeneerde ze, zo kon ze hem met haar lichaam enigszins beschermen tegen de vlagen regen.

Ondertussen was de man een zijstraat ingeslagen, die ze zo voorbij was gelopen als ze hem niet net de hoek om had zien slaan. Het was een smal straatje, met aan beide kanten hoge huizen, begroeid met klimop en in felle kleuren geverfde deuren. Het was een straatje die je niet verwachtte te vinden zo dicht bij het station en die door de regen een troosteloze indruk maakte. Op een zonnige dag was er door de huizen al nauwelijks zonlicht, maar met de donkere wolken leek het wel ’s avonds laat.

De taxichauffeur, althans, dat was waar Jonna hem voor aan had gezien maar wat hij niet was, sukkelde nog steeds in een drafje voort. Hij had zijn handen in zijn zakken gestoken en floot een vals melodietje. De regen leek hem niet te deren. Als haar Frans niet zo belabberd slecht was geweest, had ze waarschijnlijk gevraagd wat nu allemaal de bedoeling van dit alles was. Helaas sprak ze de taal wel belabberd, waardoor ze haar kaken op elkaar hield, het doornatte haar uit haar gezicht streek en verbeten de natte rieten koffer achter de man aanzeulde. Oma had gezegd dat ze ‘het wel zou regelen’. Ze had wel moeten weten dat wanneer haar oma zoiets zei, dat er altijd iets vreemds uit zou komen.

Doordat ze cum laude was geslaagd, kwam ze in aanmerking voor de Erasmusbeurs. De Erasmusbeurs was een beurs die verstrekt werd door de Europese Unie voor veelbelovende studenten, zoals dus ook Jonna. Dit betekende dat ze voor het eerst echt ergens moeite voor had moeten doen: ze wilde naar Oxford. Niet zomaar ‘studeren in het buitenland’, maar naar het hoogst haalbare, in dit geval dus naar Oxford. Na een heel proces van papers schrijven, op gesprek komen en aanbevelingsbrieven was het verlossende antwoord gekomen: ze was toegelaten. Nog nooit had ze zich zo gelukkig gevoeld, een warm gevoel dat haar van binnen oplichtte en waardoor ze weken bleef stralen. Ze had het gevoel dat ze alles aan kon. Alles, inclusief haar oma bellen.

Oma d’Amour, de moeder van haar vader, was toen ze 72 was opzoek gegaan naar de familiegeschiedenis van haar man. Haar man, opa d’Amour, had daar overigens helemaal geen behoefte aan en bleef in Nederland wonen en bezocht zijn vrouw gemiddeld een keer per maand. Lekker rustig, volgens hem. Daar had hij helemaal gelijk in. Oma d’Amour was een excentrieke vrouw met een duidelijke eigen mening. Zo vond ze dat je niet zonder een hoed naar buiten kon (en dwong ze iedereen die binnen een straal van vijf kilometer van haar woonde een hoed op te zetten. Ze nam altijd een aantal reservehoedjes mee) en zwoor ze bij haar zelfgemaakte pruimenjam, die naar alles smaakte behalve naar pruimenjam.

Jonna, als haar enige kleinkind, was elk jaar gedwongen geweest om een groot gedeelte van de zomervakantie bij oma d’Amour door te brengen. Doordat ze al eerder in Oxford moest zijn, zou de vakantie drastisch ingekort, zo niet helemaal overgeslagen worden. Dit was ook de reden waarom Jonna niet stond te springen om haar oma te bellen over het heugelijke nieuws. Ze verwachtte dat haar oma zou gaan zeuren, een tirade af zou steken en als ze uiteindelijk zou beseffen dat Jonna er écht zelfs niets aan kon doen, desnoods Oxford bellen om te vertellen dat haar kleindochter later kwam. Een maand, ongeveer.

Het was helemaal anders gelopen. Haar oma was laaiend enthousiast geweest en had niet alleen haar verblijf daar drastisch ingeperkt, maar er ook nog voor gezorgd dat ze een weekendje in Parijs bij een goede kennis kon logeren. Ze had het er heel de vakanties gehad. Als jong volwassene moest je een keer in je leven door Parijs gedwaald hebben en vooral het verschrikkelijk eenzaam voelen, dat hoorde er bij. Jonna voelde zich niet zo heel erg op haar gemak als haar oma weer eens afstak over de heerlijke eenzaamheid, maar de twee dagen in Parijs klonken erg aanlokkelijk.

Haar moeder had uiteindelijk met de universiteit geregeld dat haar spullen al eerder opgestuurd konden worden en dat ze gelijk vanuit Parijs met de trein onder het kanaal door naar Engeland kon. Eenmaal in Engeland stond er iemand van de universiteit op haar te wachten, net zoals er op het station in Parijs ook iemand had gestaan om haar op te halen. Ze hoopte toch echt dat de persoon van Oxford een iets betrouwbaardere uitstraling had dan de man die voor haar liep.

De regen was langzaam opgehouden, al kon dat ook komen omdat de huizen naar voren helden. Ze raakten elkaar nog net niet, maar het scheelde niet veel. Ze rilde. Haar kleding en haar haar kleefden aan haar lichaam. Plotseling botste ze bijna tegen de man aan, die onverwacht stil was blijven staan. hij draaide een kwartslag naar rechts, naar een lichtgroen geverfde deur met een deurklopper in de vorm van een leeuw. Jonna had geen verwachtingen meer van de goede kennis waar ze zou verblijven sinds ze de steeg in waren geslagen. Als het er maar droog was, was het voor haar goed genoeg. Ze had toch alleen morgen om door de stad te dwalen. Overmorgenavond ging haar trein weer verder naar Engeland.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.