Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen n schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Elfentranen {wordt aangepast} » 1: Stemmen

Elfentranen {wordt aangepast}

31 okt 2010 - 12:11

1830

0

174



1: Stemmen

Het was zomer. De wind waaide met een zuchtje door de bomen en de zon scheen zoals hij nog nooit gedaan had. Gelukkig hield ik van de zon. Ik hield ervan om de warme zonnestralen op mijn huid te voelen en ik hield van de dag waarop het eindelijk warm genoeg was om zonder jas naar buiten te gaan. Ik hield ervan om de eerste jonge eendjes in het park te zien, als ik s ochtends naar school liep. Ik was nu ook op weg naar school, langs het water, door het park, door een klein bos en ten slotte de school in. Ik had geen fiets, de mensen van het weeshuis vonden een fiets overbodig. Ãâ°n ze hadden geen geld om elke wees een fiets te geven.
Ik was een wees. Mijn moeder was gestorven bij mijn geboorte en mijn vader had me bij een weeshuis gebracht om vervolgens weg te kunnen gaan. Hij zei dat hij als man niet in zijn eentje voor me kon zorgen. Ik had mijn ouders dus nooit gekend.
Een vogel fladderde nogal onhandig door het bos. Zijn vleugel maakte vreemde, schokkende bewegingen, alsof zijn vleugel gebroken was. In een reflex stapte ik op de plek af, waar de vogel vloog, maar voordat ik dichtbij hem kon komen, was hij verdwenen. Ik knipperde met mijn ogen en keek nog een keer. Maar ik zag helemaal niets. Ik zuchtte diep en vervolgde mijn weg naar school. Ik had dit soort dingen wel vaker. Ik was te snel afgeleid, ook op school. Mijn concentratie was vreselijk slecht.
'Milou! Zit je weer met je hoofd in de wolken!' riepen alle leraren wel twintig keer per dag.
Zelfs mijn vriendin Louise zei dat. Alhoewel, vriendin? De laatste tijd wilde Louise steeds minder dingen samen doen en ze begon zich ook steeds meer te interesseren voor dingen als merkkleding, make-up en jongens. Ze deed steeds onverschilliger, alsof niets haar kon schelen. Het kon zijn dat ze was veranderd, maar het kon ook zijn dat ze door had dat ik maar een saaie vriendin was. Mensen vonden het meestal niet de moeite waard om met me te praten, omdat ik toch nooit luisterde. Dat had dan weer te maken met mijn concentratieprobleem. Ik kon me niet goed focussen op één bepaald ding. Ik merkte altijd weer andere dingen op die me konden afleiden. Op school was ik ook erg slecht. De eerste had ik net gehaald. Ik wist zo goed als zeker dat ik de tweede niet haalde. Ik stond vijf onvoldoendes en je mag er maar drie staan. Vanwege mijn slechte cijfers, gaven de mensen van het weeshuis me hele stomme straffen: een week niet computeren, een week niet tv kijken, een week niet afspreken...
Thuis was echt een strafkamp. Het enige wat ik thuis nog kon doen om te ontsnappen aan mijn strafkamp was schrijven. Eeuwig schrijven. Ik schreef echt van alles, gedichten, verhalen, toneelstukken... Ik leefde van schrijven, schrijven was voor mij net als ademen. Dat was nog een reden waardoor mensen mij raar vinden; ik schreef de hele dag. Ook op school. Schrijven was het enige waarop ik me volledig kon concentreren.
Ik keek opzij. Ik was bijna op school. Wat was het toch een oerlelijk gebouw.

Miljoenen mensen schreeuwden door het schoolgebouw heen. Ik wist niet wat ze schreeuwden, ik hoefde het ook niet te weten. Bijna alle mensen op mijn school waren van die verwende stadsbewoners. Ze wilden alleen maar merkkleding, alleen maar dure spullen; vreselijk materialistisch waren ze. Ze waren alleen met elkaar bevriend om maar niet alleen te hoeven staan. Daar wilde ik niets mee te maken hebben. Het klinkt raar, maar eigenlijk was ik gewoon liever alleen. Niemand die je uitlachte. Niemand die commentaar op je had.
'Hoi Milou.'
Ik schrok op uit mijn gedachten en ik zag Samantha staan. Oh nee, denk ik. Begint ze weer. Samantha was het populairste meisje van de school en ze zat uitgerekend bij mij in de klas.
'Hoi, mompelde ik.
'Ben je naar de kapper geweest?' vroeg Samantha zogenaamd heel geïnteresseerd.
'Nee, zei ik, terwijl ik de helft van mijn boeken in mijn kluisje prop.
'Oh. Dat dacht ik. Heb je nieuwe kleren?'
'Nope.'
Elke dag weer hetzelfde gezeur: Ben je naar de kapper geweest? Heb je nieuwe kleren? Dat vragen die popie's altijd. Popie's. Zo noemde ik ze. "Ze" zijn Samantha, Laura, Rosa en Fleur. Ze stelden vragen om maar vragen te kunnen stellen, ze stelden nooit vragen omdat ze écht geïnteresseerd waren.
'Oké. En? Schrijf je nog steeds?'
'Ja, dus? Wat boeit het jou nou of ik verhalen schrijf of niet?' vroeg ik fel. Weer een minpunt van mij. Ik had een heel erg kort lontje, vooral als het om Samantha ging.
'Niet zo aangebrand, Milou, zei Samantha op haar typische ik-ben-de-allerbeste-toontje.
'Doei, Samantha, zei ik en ik gooi mijn tas op mijn rug en liep naar Louise, die net was aangekomen.
Hoi Milou. Wat had Samantha nu weer te vertellen?'
'Ben je naar de kapper geweest? Heb je nieuwe kleren?' Ik imiteerde Samanthas stem.
'Altijd hetzelfde liedje, zei Louise, maar ze had dezelfde klank in haar stem als Samantha. Praten om de stilte maar op te vullen, praten om maar te doen alsof je interesse hebt. Zo klonk ze.
'Ja, zei ik.
Even droomde ik weg. Altijd hetzelfde... Altijd hetzelfde... Was het maar een keer anders... Al mijn hele leven wilde ik al dat er meer bestond dan bekend is. Ik wilde al mijn hele leven dat sprookjes echt bestonden, dat fantasie realiteit was
'Hé! Milou! Aarde aan Milou!'
Ik schrok.
'Ja!'
'Jij luistert ook nooit hè!'
Louise klonk kwaad. Ze was nooit kwaad. Alleen als er iets gebeurde ten onrechte.
Ik zei niets.
Eerlijk gezegd ben ik het zat om met iemand om te gaan die toch nooit iets terug zegt!
Boos slingerde Louise haar tas op haar rug en ze liep stampvoetend weg.
Louise! riep ik.
Louise reageerde niet. Daar stond ik dan. Alleen. En ik wist niet wat ik in godsnaam moest doen.
Ik zuchtte en begon maar alvast naar lokaal 221 te lopen, we hadden aardrijkskunde. Dus ik was nu mijn enige vriendin kwijt. Ze had wel gelijk: ik was echt saai en raar. En ik zei nooit iets terug. Wat was de reden voor dit gedrag? Waarom was ik zo? Waarom was ik niet normaal? Oké, nu moet ik ophouden, sprak ik mezelf toe. Alsof Samantha niet raar was. Vijfhonderd keer hetzelfde vragen. Ik werd er echt gek van en dat was ik al. Maar dat was op deze school normaal. Ik was gek op deze school.
'Je bent niet gek.'
Ik stopte en kijk om me heen. Wie zei dat? Hoorde ik nu ook al stemmen in mijn hoofd?
'Je hoort geen stemmen in je hoofd. Ik ben onzichtbaar. Ik kan me hier niet laten zien. Sorry. En ik lees je gedachten.'
'Lees je mijn gedachten?' fluisterde ik. 'Wie ben je?'
'Dat kan ik je nu niet zeggen.'
'Waarom niet? Waarom praat je dan tegen me?'
'Ik kan niets meer zeggen. Ik spreek je na school.'
De stem was verdwenen.
Nou ja? Wat was dat nou weer? Ik had echt het gevoel dat ik gek werd.
'Hé dromer, was je nou in jezelf aan het praten?' klonk Samanthas stem.
Ik probeerde haar te negeren.
'Ssst! Ze droomt!' giechelde Laura.
Het groepje meiden lachte en ik duwde met een zucht de deur van het aardrijkskundelokaal open.
Ongeveer drie eeuwen later (zo voelde het ten minste) was de school uit. Eindelijk. Ik hoopte maar dat die stem terugkwam. Of toch niet? Ik wist niet zo goed wat me overkomt. Was ik gek of was die stem echt? En als die stem echt was, wat wilde het van me? Misschien verveelde ik me alleen maar dood en was die stem het enige spannende wat vandaag was gebeurd - los van het feit dat Louise ineens kwaad was.
'Wees niet bang. Je bent niet gek.'
Daar was de stem dus weer. Ik liep in het bos, op weg naar huis. Er was hier niemand, dus ik kon met een gerust hart tegen de stem praten.
'Oké...' zei ik. 'Wil je jezelf nu laten zien, alsjeblieft?'
'Goed. Niet schrikken.'
Ik wachtte even.
'Zie je me?'
'Nee. Waar ben je?'
'Achter je. Op de tak van de boom.'
Ik draaide me om. Ik schrok niet. Verbaasd was ik wel. Wat ik voor me zag, was een elfje. Een elfje met vleugels. Een écht elfje. Weggelopen uit een sprookje.
Ik was zo verbaasd dat ik geen woord uit kon brengen.
Het elfje lachte zachtjes.
'Ik ben Jasmijn, zei ze. En inderdaad: ik ben een elfje.
Ik ben -
Milou, weet ik.
Hoe weet je dat?
Jasmijn lachte weer. In mijn wereld heeft iedereen het over Milou van der Linden.
Ik wilde vragen waarom, maar ik kon opnieuw niets zeggen. Jouw wereld? perste ik er uiteindelijk uit.
Dit was echt heel raar. Ongelofelijk raar.
Jasmijn glimlachte. Mijn wereld ja. De Gedachtenwereld.
Wat is dat? Ik merkte dat ik steeds zachter begon te praten.
De Gedachtenwereld is een tweede wereld, een wereld naast die van jou. De werelden lijken op elkaar, maar zijn toch heel verschillend. De Gedachtenwereld is wat ze in jouw wereld fantasie noemen, maar in de Gedachtenwereld is jouw wereld de fantasie. Het zijn parallelwerelden; hetzelfde, maar toch heel anders.
Ik knipperde met mijn ogen, omdat ik misschien dacht dat Jasmijn niet echt was, maar Jasmijn bleef zitten op de tak van de boom en verdween geen moment. Hoe kun jij dan hier gekomen zijn? vroeg ik.
Dat is mijn gave, zei Jasmijn. Ik kan reizen tussen de werelden.
Dat wilde ik ook wel kunnen!
Milou, zei Jasmijn, ik zal je het verhaal vertellen van de Gedachtenwereld, voor zover ik het begrijp en voor zover ik denk dat het belangrijk voor jou. De Gedachtenwereld bestaat, omdat men op de Aarde gelooft in fantasie. Maar steeds vaker, verdwijnt dat vertrouwen, en dat geloof. Er zijn steeds minder mensen die echt geloven in hun fantasie. Daardoor is de Gedachtenwereld in gevaar. Als de Aarde geen geloof meer heeft in fantasie, zal de Gedachtenwereld voor altijd verdwijnen.
Kan ik helpen? vroeg ik, vrijwel meteen nadat Jasmijn opgehouden was met praten. Ik voelde dat ik trilde.
Dat kan, zei Jasmijn met een flauwe glimlach.
Hoe?
Door de Gedachtenwereld te redden van de ondergang.
Maar hoe doe ik dat? Ik begon ongeduldig van mijn ene been op de andere te springen.
Door ervoor te zorgen dat men weer in fantasie gaat geloven. En dat doe je door jouw verhalen te delen met andere mensen.
Ik knikte. Dus ik moet veel schrijven?
Veel schrijven ja. En het andere mensen laten lezen. Dat zal niet gemakkelijk zijn, dat moet ik erbij zeggen. Maar ik ben er van overtuigd dat het je zal lukken.
Ik knikte opnieuw.
Goed. Je hoort binnenkort van me.
Ineens was ze weg. Zonder poef te zeggen, als in een tekenfilm. Gewoon, weg.
Verbaasd stond ik daar. Ik moest nog even verwerken wat ik daarnet gehoord had. Er bestond dus een zogenaamde Gedachtenwereld, die als het ware voortleefde door de fantasie van mensen. Maar de mensen kregen steeds minder fantasie. Ik kon de Gedachtenwereld helpen door mijn te schrijven en mijn verhalen te laten lezen aan mensen.
Vastberaden draaide ik me om en ik sprintte de richting in van het weeshuis.
Ik ging meteen beginnen.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.