Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Elfentranen {wordt aangepast} » 10: Elfentranen

Elfentranen {wordt aangepast}

12 mei 2010 - 22:37

1744

0

202



10: Elfentranen

Het was nu een week geleden dat ik voor het eerst in de Gedachtenwereld was gekomen en sinds die tijd was er enorm veel veranderd. Roy, Rosanne en ik waren hele goede vrienden geworden en ik voelde me er echt thuis. Ik was erachter gekomen dat Rosanne en ik best veel op elkaar leken en dat Rosanne helemaal geen saai, stil meisje is, maar een betrouwbare en lieve vriendin. Roy was ook een hele goede vriend, en zoals ik al verwachtte, was hij helemaal niet iemand die populair wilde zijn of stoer wilde doen.
Ik maakte me ook zorgen om Jasmijn. Ze was zo stil de laatste paar dagen. Ze zonderde zich zo af. Ze zei niet veel, ik dacht dat ze verdriet had, maar waarom?
Roy, Rosanne en ik sliepen nu alle drie bij de feeën Lily, Blossom en Daisy. We luisterden naar de vrolijke verhalen van Roosje en leerden boogschieten van een centaur genaamd Paul. Waarom we boogschieten leerden, wist ik niet goed. Ik had gezegd dat ik niet wilde vechten. Ik wilde geen moordenaar zijn. Ik wilde alleen de schaduwwezens het licht laten zien. Dat had ik gezegd tegen Madelief, de Elfjesbaas. Rosanne en Roy dachten er net zo over. Maar toch leerden we boogschieten, om onszelf te verdedigen, zei Paul. Erg vond ik het niet, dat we boogschieten leerden. Want we moesten toch oefenen en konden moeilijk onbewapend op pad gaan. We hadden nog niet eens toestemming van de koning. En we gingen vandaag proberen om daaraan te komen. We stonden verzameld in een kring. Roy, Rosanne, Michael, de feeën, de elfen, Paul de centaur en ik. Blossom, Jasmijn, Roosje en Paul gingen met Roy, Rosanne, Michael en mij mee. Blossom omdat ze ook iets aan koning Bernhard moest vragen, Jasmijn en Roosje om ons te helpen en Paul omdat we de boogschuttertraining moeten voortzetten.
‘Blossom, weet je zeker dat ik ons allemaal kan teleporteren?’ vroeg Rosanne zenuwachtig.
‘Ik help je wel’, zei Blossom. ‘Wij feeën kunnen ook teleporteren.
Ik mocht Blossom graag, ze was als een echte fee behulpzaam, lief, eerlijk en zorgzaam. Maar ze was ook brutaal, vrolijk en ze begreep alles wat ik tegen haar zei. Misschien omdat ze zelf ook nog jong was. Lily en Daisy waren veel verstandiger, bezorgder en voorzichtiger dan Blossom. Blossom moet nog veel leren, zeiden ze altijd.
‘Roosje en Jasmijn, ga bij iemand op zijn of haar schouder zitten’, zei Blossom. ‘De rest: Pak elkaars handen vast.’
Jasmijn ging op mijn schouder zitten en Roosje koos Rosanne uit. Jasmijn keek nog steeds bezorgd.
‘Wat is er toch, Jasmijn?’ fluisterde ik.
‘Later’, zuchtte Jasmijn.
Ik pakte Rosanne’s hand en Roy wilde naast me gaan staan, maar Michael duwde hem opzij en pakte mijn hand. Ik keek hem geïrriteerd aan en probeerde mijn hand los te schudden, maar dat lukte niet. Blossom pakte Rosanne’s hand en Paul nam plaats naast Blossom.
‘Rosanne, ben je klaar?’, vroeg Blossom.
Rosanne knikte.
‘Goed, één, twee -‘
‘Wacht!’
Ik schudde mijn hand los van Michael en sleurde Roy de kring in.
‘Compleet’, zei ik met een rood hoofd.
‘Sorry’, zei Roy met een flauwe glimlach.
Blossom zuchtte.
‘Eén, twee, drie!’
We werden meegesleurd door de draaikolk van Rosanne en Blossom…
… en vielen even later op een hard stenen plein neer.
‘Au!’ zei Michael.
‘Niet zeuren’, snauwde ik.
‘Je moet nog even leren landen, Rosanne’, lachte Blossom. ‘Geeft niet hoor, niemand kan goed landen op het begin. Voor de hoeveelste keer heb je nu geteleporteerd?’
‘Derde’, zei Rosanne blozend.
‘Hartstikke goed!’, zei Blossom. ‘De derde keer teleporteerde ik ook in een groep. Van… vier, geloof ik en toen was iemand zijn arm kwijt.’
Ik zag Michael haastig naar zijn armen kijken en opgelucht adem halen. Ik rolde met mijn ogen en Blossom glimlachte.
‘En weet je, ik heb je niet eens geholpen!’
Rosanne glimlachte.
‘Toch mag je wel wat beter landen’, zei Michael beledigd. ‘Ik ben een prins, weet je nog?’
‘Houd je dikke kop dicht’, zei ik. ‘Roos, je was super!’
Michael had wel echt een dikke kop, trouwens. Letterlijk.
‘Waar zijn we?’ vroeg Roy verbaasd.
Ik keek om me heen. We stonden op een enorm stenen plein en in het midden is een fontein. Links was een pad omringd door allerlei planten, het leidde naar een enorm kasteel. Het was vast het kasteel van koning Bernhard. Het rook er naar net gemaaid gras.
‘In de tuin van ons kasteel’, zei Michael met een trots gezicht. ‘Kom mee, dan breng ik jullie naar het kasteel.’
Hij sprong op en rende weg. Oh, wat had ik toch een vreselijke hekel aan hem!
‘Probeer je goed te gedragen, Milou’, fluisterde Jasmijn, die op mijn schouder zat. ‘Ik weet dat je hem niet kan uitstaan, maar is de zoon van de koning en ons doel is om toestemming van de koning te krijgen.’
Ik knikte.
‘Als je maar niet denkt dat ik met hem ga trouwen ofzo, hoor! Daar ben ik nog veel te jong voor!’
Jasmijn lachte. Voor het eerst in 4 dagen…
‘Ja, dat weet ik ook wel’, zei ze.
‘Meisje? Ben jij Milou?’
Iemand tikte op mijn schouder.
Ik draaide me om en keek in het gezicht van een heel klein meisje, met lange, blonde haren en een jurkje dat er versleten en oud uitzag. Haar grote, blauwe ogen stonden verdrietig en ze zag eruit alsof ze elk moment in huilen kon uitbarsten. Ik ging op mijn hurken zitten.
‘Ja, ik ben Milou’, zei ik.
Haar ogen werden steeds groter en toen begon ze te huilen. Ik zag nu pas dat ze een grote, blauwe plek op haar arm had en drie schrammen in haar gezicht.
‘Ssst, niet huilen’, zei ik.
Een beetje verbaasd was ik wel. Wat was er met dat meisje? Ik sloeg een arm om haar heen.
‘Wil je me helpen, Milou?’ snikte ze. ‘Ik ben Sterre en mijn zusje Anna is heel erg ziek… Maar mama heeft geen geld voor een dokter en koning Bernhard wil ons niet helpen…’
Een vlaag van woede ging door me heen. Die stomme koning had zat geld. Genoeg om dit meisje te helpen! Bijna kreeg ik ook tranen in mijn ogen.
‘Natuurlijk wil ik je helpen’, zei ik.
‘Mama is het kamermeisje van prinses Serena, we wonen ook in het kasteel. Wil je me alsjeblieft helpen, misschien gaat Anna wel dood…’
‘Ik wil je zeker helpen’, zei ik.
Sterre pakte mijn hand.
‘Dan breng ik je naar Anna.’
Ik keek even achterom naar de rest.
‘Ik ga met jullie mee’, zei Roosje.
‘Wil jij ook mee gaan?’ vroeg Sterre smekend aan Roy.
‘Natuurlijk’, zei Roy. ‘Maar waarom?’
‘Omdat je bij Milou hoort’, zei Sterre. ‘Je bent een goede vriend van Milou. Daarom.’
Roy glimlachte.
‘Wij wachten hier op Michael’, zei Blossom.
‘Wacht!’ zei Sterre.
Ze liet mijn hand los en rende naar Rosanne toe.
‘Jij hoort ook bij Milou’, zei ze. ‘Je bent haar beste vriendin.’
Ze pakte Rosanne’s hand en trok haar mee.
‘Ik denk dat je gedachten kan lezen, of niet?’ vroeg Roosje aan Sterre.
Sterre knikte.
‘Ik kan het zien als mensen beste vrienden van elkaar zijn.’
‘Laten we snel gaan’, zei Rosanne.
Met z’n vieren (Roosje liftte mee op Rosanne’s schouder) renden we naar het kasteel. Het pad leek eindeloos, maar de planten en bloemen werden steeds mooier. Het pad eindigde in een enorme poort.
‘Kom, hierheen’, zei Sterre en ze duwde de zware kasteeldeur open.
‘Wordt er hier niet bewaakt?’ vroeg Roy verbaasd.
Sterre schudde haar hoofd.
‘Alleen bij de kamers van de Koninklijke familie. Het personeel is niet belangrijk.’
Het kasteel van binnen was prachtig, dat moest ik wel toegeven. De vloerbedekking was rood en middenin de hal was een grote trap. Er omheen waren vier deuren en nog één kleine, wankele trap. De leuning van de grote trap was van goud en met veel tierelantijnen erop. Twee deuren hadden een gouden randje, die deuren werden ook bewaakt, en de twee andere deuren waren gewoon van hout. De kleine trap zag er armoedig en stoffig uit, hij leidde naar een deur.
‘Hierheen’, zei Sterre en ze wees naar de kleine trap.
Dat had ik al verwacht…
Ik rende achter Sterre en de rest aan de trap op, terwijl ik nog even nadacht over wat Sterre gezegd had.
Mama heeft geen geld voor een dokter en koning Bernhard wil ons niet helpen…
Ik kan het zien als mensen elkaars beste vriend zijn.
Het personeel is niet belangrijk.
Sterre is een bijzonder, maar volwassen meisje voor haar leeftijd, stelde ik vast.
Sterre duwde de deur voorzichtig open en we kwamen een kamer binnen waar slechts drie bedden stonden, een armoedige klerenkast en een bank. Op één van de bedden lag een meisje, jonger dan Sterre. Ik schatte het meisje op het bed een jaar of zes, zeven. En Sterre negen. Het meisje op bed was vast Anna. Ze leek op Sterre. Dezelfde, steile, blonde haren en hetzelfde gezicht. Haar ogen waren gesloten.
Sterre ging op het bed zitten en pakte de hand van haar zusje.
‘Mama zei dat ze in coma ligt en misschien nooit meer wakker word’, zei Sterre zacht.
Ze snikte en drukte een kus op Anna’s hand. Ik ging naast Sterre zitten. Ik vroeg me af hoe ik haar moest helpen. Ik wilde dit meisje dolgraag helpen, maar ik had echt geen idee… Ze was zo arm en dan zou haar kleine zusje dood gaan. Het is waar, ik wist niet hoe het was om een zusje of broertje te hebben, laat staan een vader of moeder, maar ik voelde de sterke band tussen Sterre en Anna. Ze was ontzettend bang om Anna te verliezen.
‘Misschien kan ik je helpen’, zei Roosje.
Verbaad keek ik Roosje aan. Ze knipoogde.
‘Elk Elfje heeft een speciale gave en die van mij is genezen. Ik ben alleen nog niet oud genoeg om iedereen te kunnen genezen, maar ik kan het proberen.’
Roosje ging boven Anna vliegen. Ze draaide een paar rondjes en er verscheen een toverstafje in haar handen. Eigenlijk was het gewoon een takje met allemaal rozenblaadjes eraan.
‘Help me dit meisje te genezen’, zei Roosje en er schoten allemaal rozenblaadjes uit het toverstafje, ze zweefden om Anna heen. Ze bleven zweven en zweven en uiteindelijk verdwenen ze.
Roosje ging voorzichtig op Anna’s arm zitten, maar Anna bewoog niet. Roosje sloeg haar handen voor mijn ogen.
‘Het is me niet gelukt’, zei ze verdrietig. ‘Het spijt me.’
Sterre beet op haar lip en sloeg haar ogen neer. Roosje huilde. Elfentranen. Alweer… Zo’n… Magisch gevoel.
Opeens zag ik dat er een fel blauw licht ontstond die de tranen van Roosje omringden.
‘Roos!’ riep ik.
Verbaasd keek Roosje op. We zagen de tranen vallen, op het gezicht van Anna. Even later ging Anna rechtop in bed zitten.
‘W-wat is er gebeurd?’ vroeg ze verbaasd.
‘Anna!’
Sterre omhelsde Anna en ze huilden tranen van geluk.
‘Roos, hoe kan dat?’ vroeg ik zacht.
Roosje ving haar traan op. Het blauwe licht doofde langzaam.
‘Mijn traan’, zei Roosje verbluft. ‘Elfentranen hebben genezende krachten.’


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.