Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Elfentranen {wordt aangepast} » 16: Shadow's ondergrondse stad

Elfentranen {wordt aangepast}

12 mei 2010 - 22:39

1525

0

178



16: Shadow's ondergrondse stad

‘Jullie hebben geluk’, fluisterde Martijn terwijl we achter hem aan het Schaduwgebied in liepen.
‘Rond deze tijd wordt Lars’ kamer niet bewaakt.’
‘Hoe weten jullie ooit hoe laat het is?’ vroeg ik.
‘Geen idee’, zei Martijn verbaasd. ‘We weten het gewoon.’
Plotseling bleef hij stilstaan. Net toen ik wilde vragen waarom hij stilstond zag ik het: Een enorm veld met allemaal mensen met Lichtloze ogen, ze waren aan het oefenen met boogschieten.
‘Oh nee…’ mompelde Martijn.
‘Fijn! Wat nu?’ vroeg Rosanne kwaad.
Waarom was Rosanne toch zo fel opeens? Nooit, nooit, nooit had ze zoiets durven zeggen!
‘Gebruik een smoes’, stelde Roy voor.
‘Heeft geen zin’, zei Martijn sip. ‘We hebben Licht in onze ogen.’
‘Kunnen ze dat zien?’
Martijn knikte.
‘Martijn en ik gaan eerst’, zei Roy. ‘We proberen zo onopvallend langs dit veld te lopen en gaan de tunnel in, oké?’
‘Kunnen we niet beter met z’n allen gaan?’
‘Valt te veel op’, zei Martijn.
‘Oké dan’, zei ik.
Het Schaduwgebied was hier zo… raar. Zo donker, je kreeg er een heel raar gevoel van. Het veld waar we het over hadden was niet van gras, ik geloof dat het zelfs van niets was. Helemaal niets. Het leek een zwart gat te zijn waar de Lichtloze mensen op zweefden… Vlak na dat zwarte veld was een tunnel, een hele steile, waardoor je, vermoedde ik, in het ondergrondse hoofdkwartier van Shadow kwam. Verder was het duisternis. Geen duisternis waar je niets in kon zien. Duisternis. Gewoon duister. Waar je een kippenvel gevoel van kreeg.
Dat heet angst, Milou, dat heet angst.
‘We gaan gewoon door, oké? Als we op jullie gaan wachten valt het echt op. Na een tijdje doen jullie hetzelfde als ons.’
‘Wees voorzichtig’, waarschuwde ik.
‘Jullie ook’, zei Roy.
Weg waren ze. Ze liepen langzaam en, volgens mij, onopvallend genoeg langs het veld de tunnel in. Ze verdwenen in het duister.
‘Ze verdwijnen in een donker gat’, zei Rosanne angstig.
‘Het is maar een tunnel’, zei ik geruststellend.
Maar ik was ook bang. Rosanne had beter met Roy mee kunnen gaan en ik met Martijn. Ik bedoel… Rosanne en ik zijn nogal twee bangeriken af en toe. En dan die tunnel… Ja, het was maar een tunnel. Maar toch, je wist het maar nooit in deze Gedachtenwereld. Volgens mij moest je hier op je hoede zijn voor alles en zeker niet te optimistisch zijn.
‘Zevenenvijftig, achtenvijftig, negenenvijftig, zestig’, telde Rosanne. ‘Ze zijn één minuut in de tunnel, kom, we gaan.’
‘Ja.’
Dat was echt het enige antwoord wat ik op dit moment kon geven. Adem in. Adem uit. Adem in. Adem uit.
Ik had echt het gevoel dat we van alle kanten aangestaard werden, maar dat viel eigenlijk wel mee. Ik voelde me gewoon totaal niet op mijn gemak toen we dat veld langs liepen. Alsof het gevaar zomaar kon opspringen en je grijpen. Dat was ook eigenlijk wel zo. Ik voelde me weer iets beter toen we eindelijk in de tunnel waren. Mijn hart bonkte in mijn keel.
‘We leven nog’, zei Rosanne sarcastisch.
‘Voor hoelang?’
De tunnel was aardedonker, dit was echt donker, zo donker dat je niets kon zien. Gelukkig hingen er fakkels hier en daar in de grot.
‘Kom op’, zei ik. ‘Straks ontdekken ze ons nog.’
‘Ik ben geloof ik toch liever met z’n drieën of vieren’, zei Rosanne aarzelend.
‘Ik ook’, gaf ik toe.
Stapje voor stapje verder het duister in. Het werd ook steeds kouder en de gang leek steeds smaller te worden. Ik kreeg er kippenvel van, of was dat van de kou?
‘We zitten onder de grond hè?’ constateerde Rosanne.
‘Jep’, zei ik. ‘Ik heb het koud.’
‘Ik ook.’
Stilte. Stiltes waren zo eindeloos in deze tunnel. Zo eng, alsof stemmen werden opgeslokt in de eindeloze duisternis. Ik begon snel weer te praten om dat te voorkomen.
‘Waarom doe je zo kortaf tegen Martijn?’ vroeg ik om de stilte te doorbreken.
'Ik weet het niet', zuchtte Rosanne. 'Ik ben zo bezorgd om Lars en er wordt zoveel van ons verwacht. En dat die Martijn zich zomaar heeft overgegeven aan het duister...'
Ik knikte begrijpend.
Vanuit het niets ontstond er ineens een geweldig groot lawaai van alarmen en schreeuwende mensen. Rosanne en ik bleven aan de grond genageld staan.
‘Wat schreeuwen ze?’ vroeg Rosanne zacht.
‘Ssst!’ zei ik.
‘De tunnel! Verlichters in de tunnel!’
‘Wat? Verlichters?’ vroeg Rosanne verbaasd.
‘Stil’, zei ik en ik luisterde gespannen.
Stap - stap - stap …
‘Voetstappen! Roos, voetstappen! Rennen!’
Voordat Rosanne in de gaten had wat ik probeerde te zeggen sleurde ik haar mee.
‘Wat nu?’ vroeg ze buiten adem.
‘Rennen!’ zei ik. ‘Niet kletsen, rennen!’
De gang leek weer steeds smaller te worden en het zicht steeds donkerder. Ik vermoedde dat de tunnel ook steeds verder onder de grond ging. Ik moest rennen, rennen voor mijn leven. Ik nam me voor, dat als ik ooit terug zou keren naar school, bij een coopertest ook zo hard te rennen. Dan haalde ik vast een tien.
‘Halt, Verlichters!’
‘Hoe noemt hij ons?’ vroeg ik verbaasd.
‘Verlichters…’ mompelde Rosanne.
‘Halt!’
Van schrik bleven Rosanne en ik stil staan. Voor ons stond een man met ontzettend grote vuisten, die ik absoluut niet tegen mijn hoofd wilde krijgen. Bovendien had hij ook nog eens een mes die hij zo op je keel kon zetten. Zoals ik al verwacht had, had hij geen straaltje Licht in zijn ogen.
‘Wat moeten jullie hier?’ vroeg hij met een robotstem.
‘Waarom heeft u zich overgegeven aan het duister?’ vroeg Rosanne brutaal.
‘Roos!’ siste ik.
Rosanne negeerde me.
‘Hoe kunt u zo dom zijn om u over te geven aan het duister? Ik wed dat u een vrouw heeft en kinderen, die thuis zitten en hun eigen man of vader niet meer herkennen als ze u zien!’
De man greep ongeïnteresseerd naar zijn mes.
‘Ik gebruik mijn mes niet vaak, zie je?’ zei hij. ‘Maar op dit moment zou hij toch van pas kunnen komen.’
Opeens was Rosanne niet zo dapper meer. Ze pakte mijn hand en kneep er heel hard in.
‘Nee?’ zei de man. ‘Dan heb ik een ander idee. Jullie komen nu meteen met mij mee!’
Hij kuchte even.
‘Toch jammer dat de baas der bazen afwezig is, maar er is nog altijd de onderbaas. Zeg, hoofdverlichter, kies je voor plan A…’
Hij greep zijn mes weer.
‘Of liever plan B?’
‘B’, zei ik snel toen ik me realiseerde dat hij met “hoofdverlichter”ť mij bedoelde.
‘Dat dacht ik al’, grijnsde hij. ‘En denk erom, als jullie ook maar proberen te ontsnappen ga ik vliegensvlug over op plan A!’
‘Begrepen.’
Ik kreeg het benauwd. Wie was er in godsnaam de onderbaas? Met “de baas der bazen”ť zal hij wel Shadow bedoelen, die was er dus gelukkig niet. Ik voelde hoe de Lichtloze man de touwen om mijn polsen strak aantrok, het sneed in mijn huid. Hij duwde ons zonder iets te zeggen naar voren. Voor de derde keer voelde ik me zo stom dat ik weer gevangen was genomen! Eerst door Shadow, toen door koning Bernhard en nu door onbekende, Lichtloze man met grote vuisten en een mes die ons naar de zogenaamde onderbaas wil brengen. Fijn. Heel fijn. Was ik toch weer te impulsief geweest? Volgens mij niet, want het was immers niet mijn idee om deze donkere tunnel in te gaan! Maar ik was niet van plan om Martijn en Roy de schuld te geven… hoe zou het trouwens met hen zijn? Zouden ze ook gepakt zijn? Of zouden ze ontsnapt zijn? Ik hoopte op dat laatste. Het was echt dom om Rosanne en mij bij elkaar in te delen. Ik was wel een leider, maar ik had te impulsieve besluiten en bovendien was ik bang voor Schaduwwezens. Rosanne was niet echt een leider, alleen in sommige situaties. Maar nu niet, zij was ook bang.
‘Doorlopen’, zei de Lichtloze man emotieloos.
Dat was hij. Lichtloos, emotieloos en robotachtig. Gewoon, een man die als een marionet bestuurd werd door Shadow en zijn maatjes. Nog steeds had ik het gevoel dat de lange gang steeds smaller en donkerder werd. Opeens zag ik dat de gang niet alleen voor mijn gevoel smaller werd, hij werd echt smaller! De enorm lange gang eindigde in niets meer of minder dan een deur.
‘Een deur?’ zeiden Rosanne en ik tegelijk.
‘Niet discussiëren, lopen’, zei de man.
Hij stak een oude, verroeste sleutel in het sleutelgat en opende de deur.
‘Welkom in de ondergrondse wereld’, zei hij met een grijns.
Ondergrondse wereld vond ik al niet goed klinken, maar toen de deur helemaal open was, kreeg ik het helemaal benauwd. Het was echt een soort ondergrondse stad, maar zo duister… Overal zweefden Schaduwwezens en liepen Lichtloze mensen. Maar de muur van steen en grond verraadden dat deze plaats gewoon een enorme grot was, helemaal ingericht als stad. Het was dus niet echt een wereld, zoals de Lichtloze man zei, dat stelde me wel gerust. Ik zou deze plaats eerder beschrijven als de geheime, ondergrondse schuilplaats van Shadow. Alsof hij mijn gedachten kon lezen zei de man:
‘Dit is niet Shadow’s enige geheime schuilplaats als jullie dat soms denken.’
De geheime schuilplaats van Shadow nummer één dan! Dacht ik kwaad. Ik vroeg me af of ik de eerste keer ook gevangen had gezeten in deze ondergrondse stad. Ik keek nog even rond. Er waren ook echt huizen en winkels gebouwd. In het midden was een enorme toren, waar vast de onderbaas was.
‘We zijn hier geen toeristen!’ snauwde de lichtloze man. ‘Doorlopen!’
Rosanne en ik durfden er allebei niet tegen in te gaan, dus liepen we snel door.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.