Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Remember me » Deel 1

Remember me

15 juli 2010 - 12:52

1130

0

243



Deel 1

Zijn lippen drukken op die van mij, vragen toestemming, nemen afscheid zonder een woord te zeggen. Ik voel het.
‘Ik ga je zo missen,’ fluister ik, zo zacht dat alleen hij het kan horen. Morgen verhuis ik met mijn mama naar Duitsland. Ze heeft er een nieuwe baan aangeboden gekregen. Het is niet makkelijk in deze tijden voor een alleenstaande moeder. Het idee stond haar eerst ook niet aan, maar ze kon niet anders.
‘Moet je echt mee?’ vraagt Sam. ‘Ik bedoel, je bent toch achttien. Volwassen, je weet wel.’
‘Ja, ik weet het, maar het blijft mijn ma.’ Ik had het overwogen om hier te blijven, maar ik kon mijn ma het gewoon niet aandoen. Na alles wat ze heeft moeten opofferen voor mij. Ze verhuist nota bene voor mij. Ze krijgt een hoger loon daar en zal zo mijn studies kunnen betalen. Het was kiezen tussen mijn ma en mijn lief.
Lang heb ik er over gedacht. Enorm lang, maar mijn besluit was gemaakt en zou niet meer veranderen. Hoeveel pijn het me ook zal doen.
Zijn lippen drukken opnieuw op die van mij.
Dwingender. Een laatste kus. Zo’n kus die je leest in sprookjes. Een kus die de prins op het witte paard aan zijn geliefde geeft, voor hij ten strijde trekt om zijn land en droomprinses te verdedigen. Niet wetend of hij het zal overleven.
Alleen hier was de strijd al gestreden en de wonden gemaakt. Ik was één van de gewonden, was geraakt door een speer, recht door het hart. Een wonde die nooit zal stoppen met bloeden, tot iemand er een verband omheen zal doen en het verzorgen, maar het litteken was al gevormd en zal je altijd kunnen zien.
We worden uit onze dromenwereld gehaald door een glas dat gebroken wordt.
Geschrokken kijk ik op. We zijn niet meer alleen in dit verlaten steegje.
Er komen twee mannen op ons af. Één ervan heeft een bierflesje tegen de muur kapot gegooid. Vettig, zwart haar verbergt zijn ogen.
Ik kijk de andere kant uit en zie ook daar twee mannen op ons afkomen. Met angst besef ik dat we omsingeld zijn, we kunnen niet weg.
Sam draait zich om, zodat ik geplet sta tussen de muur en hem.
Dan lijkt alles irreëel snel te gaan, alsof ik het in de cinema zie en niet vlak voor mijn neus.
De twee mannen die van links kwamen, grijpen Sam beet en stampen hem in zijn maag. Hij klapt toe. Een kreet verlaat mijn mond, zonder dat ik het besef. Ik wil ze tegenhouden, maar kan me niet bewegen.
De man met het zwarte haar grijpt me bij mijn haar en gooit me op de grond.
Het is alsof duizenden messteken door mijn rug gaan. Ik moet recht in de scherven terecht zijn gekomen.
Een nieuwe schreeuw verlaat mijn mond.
Wat gebeurt er?
Waar is Sam?
Wie zijn die mannen?
Vragen dwalen rond in mijn hoofd, zoeken naar een antwoord die ik niet kan bedenken.
De kleinste man neemt mijn armen beet, zodat ik me niet kan verroeren, terwijl de man met vettig zwart haar op mijn heupen komt zitten.
Dan pas valt alles als puzzelstukjes op hun plek en wordt het me afschuwelijk duidelijk wat er gebeurd. Hoe kon ik zo stom zijn om het niet te zien?
In paniek begin ik te roepen. ‘Sam! Sam!’ een domme impuls, hij zal wel de laatste zijn die me nu kan helpen. Mijn ogen speuren de omgeving af, op zoek naar hem. Maar kunnen zijn mooie, reebruine ogen maar niet vinden.
De vieze man doet de gulp van mijn broek open.
‘Laat me los! Help! Sam!’ maar niemand kan me helpen. Er woont hier niemand in deze verlaten straat.
‘Houd haar bek dicht!’ de kleinste man haalt een zakdoen uit en drukt die tegen mijn mond.
Een brandend gevoel vult mijn longen.
Hij probeert me te vermoorden. Ik krijg geen lucht! Wat doet hij met me? Is dit een soort vergif? Ga ik echt dood?!
Nee! Ik wil niet gaan voordat ik Sam heb gezien. Waar is hij?
Zouden ze hetzelfde met hem hebben gedaan? Maar waarom? Wat hebben wij misdaan?
Ik begin hevig tegen te spartelen, maar mijn kracht valt weg, ik voel me slap.
Dit is het dan. Het einde van mijn te korte leven.
Ik val in een diep zwart gat. Ik wil eruit kruipen, maar mijn handen vinden de randen niet om me eraan op te trekken.
‘Verdorie! Je hebt die genomen met chloroform op! Idioot!’ Chloroform? Ik heb daar ergens over gelezen. Wat was dat weer? Maar mijn hersens kunnen niet meer denken. Ze zijn verdooft.
Het laatste wat ik hoor is een stem achter me die antwoord: ‘Het was per ongeluk.’

Ik word wakker van koude regendruppels die op mijn gezicht vallen.
Bang open ik mijn ogen, bang voor de ravage die ze zullen aantreffen, bang voor de vier mannen, maar ze zien alleen de duistere nacht boven me.
Ze zijn weg.
Ik draai me om, maar stop als ik een pijnscheut in mijn rug krijg. Ik kan het bloed voelen stromen uit de wonden. Ik onderdruk een kreun.
Pas als ik op mijn buik lig, zie ik nog iemand op de grond liggen.
Sam.
Met de laatste krachten die ik nog bezit duw ik me op en haal daarbij mijn handen en voeten open.
Mijn schoenen zijn verdwenen, zoals waarschijnlijk nog kledingstukken, maar dat is het laatste van mijn zorgen.
Sam beweegt niet meer. Ik loop naar hem toe en raak zijn gezicht aan. Zijn wang laat een ijskoud spoor achter op mijn vingertoppen.
Bloed druipt uit zijn hemd.
Nee!
‘Sam! Sam! Antwoord!’ Ik begin te hysterisch te roepen, druk mijn lippen op de zijne, maar dit is niet het sprookje waar de ‘ware liefdeskus’ een magische heler is die je geliefde weer tot leven wekt. Nee, ik zit midden in een nachtmerrie die geen einde kent.
‘Word wakker!’ Zijn reebruine ogen blijven gesloten.
Voor eeuwig.
‘Ah, eindelijk! Doornroosje is wakker. Lekker geslapen, schat?’ Het is niet de stem die ik wil horen.
De stem hoort niet bij de levensloze persoon die in mijn armen ligt.
Ik draai mijn gezicht en zie dat de vier mannen zijn teruggekomen.
Een normaal mens zou angst moeten voelen, maar mijn lichaam is enkel gevuld met verdriet en haat. Voor angst is geen plaats meer. Ik zit al te vol.
‘Weet je, het was maar half zo leuk omdat jij er met je verstand niet bij was.’ Hij loopt naar me toe en een walm van bier en sigaretten dringt mijn neusgaten binnen. Hij neemt mijn kin vast. Zijn lippen gaan naar mijn oor. Verdoofd laat ik het toe. ‘Ik wil je horen schreeuwen.’ Fluistert hij en een grijns vult zijn gezicht.
Haat overspoelt me en ik ram mijn knie in zijn kruis.
Een gil vult mijn oren en handen grijpen me vast, gooien me brutaal tegen de muur.
Mijn hoofd knalt op iets immens hard en alles wordt zwart.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.