Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Remember me » deel 2

Remember me

15 juli 2010 - 12:53

1095

1

210



deel 2

Alles is zwart. Niet van dat rustgevend zwart zoals je ziet als je jouw gedachten van de wereld wilt afsluiten, maar van dat beangstigend zwart, als je niet weet wat er gebeurd.
Ik wil mijn oogleden opheffen, kijken waar ik ben, maar ze zijn te zwaar.
Ik geraak in paniek. Waar ben ik? Wat is dit?
En dan hoor ik ze. Stemmen. Ze komen van heel ver, maar klinken duidelijker met de tijd.
‘Kijk ze beweegt. Heb je het gezien? Mijn kindje komt wakker.’ De vrouw snikt. Wie is dit? Wat doet zij hier bij mij?
‘Mama?’ Ik hoor twee mensen hun adem inhouden en besef dat ik dat woord uit mijn mond kwam.
‘Ja, Dythe, je mama is hier. Ik ben hier.’ Ik hoor hoe de tranen haar stem vullen. Waarom weent ze? ‘Je moet niet bang zijn. De verpleegster komt eraan.’ Verpleegster?! Wat zijn ze hier met mij aan het doen?! Ik beweeg mijn hoofd en schreeuw het uit van de pijn.
Wat is dit voor een akelige plek?!
Mijn ogen schieten open, maar krimpen gelijk weer toe door het felle witte licht.
Mijn hoofd barst van de pijn.
‘Shht, shht, er is niets aan de hand. Dit is heel normaal. De dokter had ons hiervoor gewaarschuwd.’ Dokter, verpleegster, normaal?!
Wat gebeurd er?!
Heel voorzichtig open ik opnieuw mijn ogen. Langzaam verkennen ze de ruimte waarin ik me bevind. Het is een witte kamer ( geen wonder van het felle licht) met maar één deur, een klein lavabootje en een nachtkastje met een afschuwelijke boeket bloemen die nodig water moeten krijgen.
Dan zag ik pas de twee vrouwen die naast mijn bed zaten.
Ze hadden alle twee tranen in hun ogen.
Waarom wenen ze?
Wie zijn ze?
Ik probeerde het te vragen. ‘ Wie ..’ maar verder kwam ik niet. Mijn keel was kurkdroog.
De vrouw rechts van me gaf me een glas water.
‘Hier drink maar.’ Het water bluste mijn brandende keel. Ik waagde het nog een keer.
‘Wie zijn jullie?’ Het klonk nog niet perfect, maar ze verstonden het.
De vrouw rechts van me begon opnieuw te wenen en ging even naar buiten met het excuus dat ze een dokter ging halen.
‘Je moet het je moeder niet kwalijk nemen.’ Begon de vrouw links van me.
‘Mijn .. moeder?’ Stootte ik uit. Herkende ik haar dan niet? Of waren ze me hier iets wijs aan het maken?
‘De dokter had haar nog voorbereid op een mogelijk geheugenverlies, maar het komt nog steeds hard aan.’ Geheugen-wat?!
Ze zag mijn verbaasde blik en begon te praten.
‘Je weet niet meer wat er gebeurd is zeker?’
Ik schudde mijn hoofd.
Ik wist niets meer. Herkende mijn eigen moeder niet meer.
Wat een slechte dochter ben ik wel niet.
‘Ik mag je helaas van de politie niets vertellen over waarom je hier ligt, omdat ik dan feiten zou kunnen veranderen,’ ze draaide met haar ogen om te tonen hoe weinig belang ze daaraan gaf, ‘maar ik kan je de grove feiten vertellen over wat er is gebeurd.’
Politie? Dit was niet goed. Helemaal niet goed.
‘Weet je wie ik ben?’ Ik probeerde haar gezicht te plaatsen, maar vond het niet terug in mijn herinneringen die ik nog had. De herinneringen stopten op een dwaas moment.
‘Ik weet niets meer tot de eerste schooldag.’
‘Welk schooljaar is het?’
‘Weet niet. Kinderen zien er verdomd klein uit.’ Mijn laatste hoop vervloog. Ik weet niet eens hoe oud ik ben.
‘Dat is niet erg.’ Ze plaatst haar hand op de mijne. Een kleine glimlach vormt zich op haar mond.
‘Ik ben Martine, de moeder van Sam. Weet je nog wie dat is?’
Ik zakte nog dieper weg in de put. Moest ik weten wie dat is?
Ik schudde opnieuw mijn hoofd.
‘Dat is niet erg.’ Zei ze opnieuw, meer om haarzelf gerust te stellen dan mij.
‘Het komt allemaal wel terug.’ Vertelt ze de waarheid? Zal het allemaal terugkomen?
‘Wie is Sam?’ Vraag ik.
‘Ik zal beginnen bij het begin, maar na mijn verhaal moet jij weer slapen. Oke?’ Ik knikte, ik begon om een of andere domme reden weer moe te komen.
‘Twee jaar geleden, toen je zestien was, ben je in een parkje Sam tegengekomen. Jullie begonnen te praten en kwamen vrienden. Een half jaar later waren jullie een koppel.’ Een glimlach vulde haar gezicht. ‘Smoorverliefde pubers waren jullie. Iedereen dacht dat het kalverliefde was, maar jullie wisten beter. Twee dagen geleden, vrijdag zevenentwintig november, waren jullie in de stad. Je moest normaal zaterdag, gisteren dus, vertrekken naar Duitsland met je moeder. Dus had je met Sam afgesproken om afscheid te nemen. Zoals je wel kunt bedenken is er die avond iets gebeurd, ik weet niet wat er is gebeurd, ik weet enkel dat jullie zijn aangevallen. Je hebt een grote slag op je hoofd gehad en in coma gevallen. Sam..’ ze twijfelde even. Haar gezicht was gevuld met verdriet. Dit kon niet goed zijn. ‘Sam heeft het niet overleefd.’ Dikke tranen rolden uit haar ooghoeken. Haar bruine ogen stonden vol verdriet.
Ik weet niet hoelang het duurde voordat de tranen plaats maakten voor een klein, waterigachtig glimlachje. Vijf minuten? Tien minuten?
‘Hij heeft niet geleden,’ ze probeerde zichzelf op te krikken, ‘de eerste steken waren fataal.’
Zo erg voor haar. Ik zou het me toch moeten herinneren. Mensen krijgen een trauma van zoiets. Ik moet het herinneren, maar niets schoot bij me te binnen.
Verdomde ik! Ik moet me die mannen kunnen herinneren! Het moet! Die vrouw moet weten wie dit haar zoon heeft aangedaan!
Dit is niet eerlijk!
Ze veegde haar tranen af. Vermande zichzelf. ‘ Ik heb een foto mee van Sam, zodat je hem bij kunt houden, voor als er je iets te binnen schiet.’ Ze haalde een verkreukte foto uit haar handtas en drukte die in mijn hand.
Er stond een jongen op met een grote glimlach op zijn gezicht. Hij had dezelfde bruine ogen als zijn moeder en bruin haar die stijl op zijn gezicht lag. Het was een beetje verwilderd. Hij had een getint vel, maar niet overdreven. Naast hem stond een meisje, met haar armen om zijn middel. Ze had lang bruin haar dat golvend op haar rug lag en fel blauwe ogen.
Dat meisje ben ik, besefte ik me.
Ben ik dat echt?
De deur van mijn kamertje ging open en mijn moeder kwam binnen met een man in een witte jas. Een dokter.
Ze ging weer rechts naast mij zitten.
Ze had haar tranen afgeveegd, maar was er één vergeten in haar ooghoek. Ze glimlachte bemoedigend naar mij.
‘Zo,’ begon de dokter, ‘heb je veel hoofdpijn.’ Nu ik me er op concentreerde voelde ik mijn hoofd bonken en bij iedere klop voelde ik een pijnscheut.
Ik knikte.
Hij spoot een middel in mijn infuus en verliet de kamer met de mededeling dat de politie was gearriveerd.


Reacties:


FOREVERMORE
FOREVERMORE zei op 15 juli 2010 - 17:13:
oooooooooh !
ik was haar helemaal aan het vertellen wie ze was,
niet beseffend dat ze me niet hoort ..
Moooooi &ik wil meer,
wat vanzelfsprekend is ! x