Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Twilight » Leave Out All The Rest » Hoofdstuk 02

Leave Out All The Rest

21 aug 2010 - 13:54

1696

1

359



Hoofdstuk 02

Het ijzeren geluid van de dichtslaande deur van de locker vulde de verder lege kleedkamer. Ik gooide mijn tas op een van de bankjes die te midden van het gangpad stonden en nam mijn slippers van de grond. Diep in gedachten verzonken kleedde ik me om, verwisselde ik mijn vrijetijdskleding voor het witte apenpak dat ik moest dragen als ik aan het werk was.
Ik spelde het naamkaartje op mijn borstzak en staarde even kort naar de letters nadat ik mezelf in de spiegel bekeek. Dokter LeRoux. Even streelde ik over het naamplaatje, trots dat ik een paar jaar geleden de studie had afgemaakt waar ik al jaren over had gedroomd. Dat ik kon doen wat ik als klein kind altijd al had gewild.
“Straks kijk je al het moois er nog af.”¯, de woorden klonken als een zweepslag in mijn oren door de onvriendelijke ondertoon en werden gevolgd door het dichtvallen van de deur. Ik keek om, staarde in het gezicht van de brunette. Zonder te reageren op hetgeen ze me toe had gebeten, nam ik mijn tas van de bank en borg ik het weer op in mijn locker.
“Je komt me aflossen, dokter? Ik hoop dat je niet wordt opgeroepen om te assisteren bij de eerste hulppost.”¯, ze wierp me een dreigende blik toe, leek me schijnbaar te willen intimideren. Kort, haast een fractie van een seconde, hield ik haar ogen in de ban. Ik zag hoe ze verschoot toen onze blikken elkaar kruisten, wist uit ervaring dat de blik die in mijn helder grijze ogen lag een reactie als deze kon uitlokken. Ik wist dat ze zich voelde alsof mijn blik dwars door haar heen brandde, alsof ik dwars door haar heen kon kijken. Ik wist dat ze bang was voor de waarschuwende blik die in mijn ogen lag.
Zonder haar een woord te zeggen, liep ik haar voorbij. Voor even liet ik mijn ego opblazen, zorgde ik ervoor dat ik haast hooghartig aan haar voorbij schreed. Geen woord kreeg ze meer over haar lippen, bang voor de reactie die daarop zou volgen. De grijns die op mijn gezicht verscheen nadat ik de deur van de dameskleedkamer achter me dicht had getrokken, kon ik niet meer onderdrukken. Het voelde goed haar haar plaats te kunnen wijzen, zonder ook maar een woord te hoeven spreken. Het zou haar leren mij verantwoordelijk te houden voor de vreemde ongelukken en gebeurtenissen die de laatste tijd plaatsvonden.
Ik zette het van me af, beende door de lange, witte gang en zorgde ervoor dat ik mijn weg naar de bedrijfskantine zonder enige onderbreking kon volgen. Ik negeerde mijn collega’s en diens argwanende blikken volledig en hield mijn doel voor ogen. Als ik het niet zou doen, zou ik niet weten hoe ik zou reageren om de reacties die ik uit scheen te lokken bij de collega’s die ik in de gangen passeerde.
Een grote kop koffie en een slecht tijdschrift zou me moeten helpen de rust te bewaren.

“Dokter LeRoux.”¯, de stem klonk fluweelzacht en maakte dat ik opkeek van het tijdschrift dat ik doelloos doorbladerde. Ik had gestaakt de moeite te nemen de slecht geschreven artikelen te lezen. De onderwerpen stonden me niet eens aan en de foto’s die het blad op moesten leuken waren de slechtste foto’s die ik ooit had gezien.
Ik knikte groetend naar de man die naast mijn tafel was komen staan, zag hoe hij haast onopmerkelijk naar de stoel naast me gebaarde. Als antwoord sloeg ik het tijdschrift dicht en legde ik het weer op de stapel tijdschriften die op het midden van de tafel lag. Vanuit mijn ooghoeken zag ik hoe hij plaatsnam en zijn lege mok op tafel zette.
“Het is enige tijd geleden dat ik je voor het laatst sprak.”¯, glimlachte de man zijn mooie rij witte tanden bloot om de gevallen, enigszins ongemakkelijke stilte te doen verbreken. Ik knikte, beantwoordde zijn glimlach met een smalle lach en vouwde mijn handen rond de halflege mok koffie.
“Ben je al weer een beetje gewend aan het leven in dit duistere, regenachtige stadje?”¯, vervolgde hij zijn woorden nadat hem duidelijk werd dat ik geen gepast antwoord had op zijn constaterende woorden. Even richtte ik mijn blik bestuderend op zijn witte gezicht, probeerde ik te zien waar deze plotselinge belangstelling vandaan leek te komen. Ik kon me nauwelijks voorstellen dat hij zich onttrok aan de fluisteringen, de wijzende vingers die ik op de een of andere manier op me had afgeroepen toen ik hier mijn huis was betrokken.
“Het is alsof ik nooit ben weggeweest.”¯, antwoordde ik. Na een kleine stilte vervolgde ik mijn woorden. “Nog altijd de eeuwig donkere wolken die altijd dreigend boven Forks samenpakken, nog altijd de vele regenachtige dagen die je aan huis kluisteren met een goed boek of een slechte film.”¯
“Er is niet veel verandert.”¯, beaamde mijn gesprekspartner met een kleine glimlach op zijn gezicht. Ik schudde mijn hoofd ter bevestiging, richtte mijn blik op het raam rechts van mij en staarde over het hoffelijke tuintje waar de patiënten van het ziekenhuis en het ziekenhuispersoneel vertoefden als het een beetje mooi weer was. Het was aan te zien dat er maar weinig gebruik van werd gemaakt.
“Je bent een van de weinigen die na al die jaren terug is gekeerd, Dokter LeRoux.”¯, probeerde hij het gesprek weer op gang te brengen, op gang te houden. Ik was echter niet in een stemming om een goed gesprek te voeren met een van mijn collega’s. Niet nadat ik mijn moeder aan de telefoon had eerder vandaag en niet nadat ik me was gaan storen aan de mensen die zich in mijn omgeving bevonden.
“Ondanks de vele nadelen die het stadje met zich meedraagt, blijft het toch voor een deel van jou.”¯, vertelde ik hem wijs. Ik had hier jaren gewoond, was hier opgegroeid. Je vergat nooit waar je vandaan kwam. Hij boog respectievelijk zijn hoofd om te kennen te geven dat hij het met me eens was, dat hij vond dat zijn woorden irrelevant waren. Dat hij zelf had kunnen bedenken wat een van de redenen was geweest terug te keren naar Forks en niet naar iedere andere plaats in de wijde omtrek te gaan wonen.
“Als je mij zou willen excuseren? Mijn dienst begint en ik moet mijn ronde lopen.”¯, ik schoof mijn stoel naar achteren en stond op. Hij knikte voorzichtig en kwam tegelijk met mij overeind. Even voelde ik me ongemakkelijk. Deze man leek soms ontzettend ouderwets. Hij was op dit moment bijna net zo hoffelijk als de wel opgevoede mannen uit mijn kasteelromannetjes. Het vleide me. Ik vond het geen wereldramp. Ik hield ervan als mannen nog een klein beetje ouderwets waren, de kleine dingen nog hanteerden die vroeger de normaalste zaak van de wereld waren.
“Uiteraard. Tot ziens.”¯ We kenden elkaar niet goed genoeg om gewoon gedag te zeggen, om af te spreken dat we elkaar in de koffiepauze wel weer zouden treffen om het moeizame gesprek dat we hadden voort te zetten. We waren collega’s. Ik wist hoe hij heette, hij wist hoe ik heette. Behalve de geruchten en de roddels, wist ik nauwelijks meer van hem dan dat.
“Tot ziens, Dokter Cullen.”¯

Mijn eerste ronde had ik moeiteloos doorlopen. De meeste patiënten die zich op mijn afdeling bevonden, hadden hun bed al opgezocht en waren op tijd gaan slapen. Een enkeling had moeite met het in slaap komen, lagen klaarwakker. Ik glimlachte toen ik terugdacht aan één van mijn favoriete patiënten. Het kleine meisje was enkele weken geleden met spoed binnengebracht. Vanuit het niets was ze ontzettend ziek geworden. Het meisje bleek een van de vele soorten kanker te hebben. Ze was zes. Haar levensverwachting was niet te voorspellen. De komende maanden zou ze hier nog moeten verblijven, zou ze duizenden onderzoeken en tests moeten ondergaan voordat ze weer gewoon haar leven op kon pakken.
Het meisje was ongelooflijk positief onder de vele druk die op haar werd gelegd, over de enorme tests die op één dag werden uitgevoerd. Alsof ze een proefdier was. Het was aandoenlijk, maar het meisje sloeg zich er dapper doorheen. Ze was sterk en gedreven. Ze zou het overleven, misschien wel sneller dan verwacht haar zorgeloze leven weer op kunnen pakken en de bezoeken aan het ziekenhuis misschien zelfs wel terug kunnen schroeven naar een klein aantal bezoeken in de zoveel maanden, zodat er controles uitgevoerd konden worden om te voorkomen dat ze nog eens zo ernstig dicht bij de dood zou komen.
Het meisje vertelde me altijd de meest fantasierijke verhalen, verhalen waarin de realiteit en haar eigen rijke fantasie kleurrijk waren samengevoegd. Het was haast een genot te horen wat ze vertelde. Ze was er zo van overtuigd dat het allemaal pure waarheid was, dat er weldegelijk wezens bestonden als elven en kabouters. Want, zoals ze mij ooit eens had vertelt, prinsessen en prinsen bestonden ook en hadden witte paarden. Soms was ik jaloers op haar, op haar zorgeloze jeugd die ze ondanks dit alles leek te behouden.
Het schelle piepen dat vanuit mijn broekzak de stilte die in de gang heerste verbrak, bracht me terug uit mijn gedachten en schudde me wakker. Ik zuchtte, viste de pieper uit mijn broekzak en los de codering die op het display was verschenen. Nog een zucht rolde over mijn lippen toen ik zag waarvoor ze me weg wilden piepen van mijn kinderafdeling. Ik stopte de pieper terug in mijn broekzak, draaide me om en liep terug naar de lift die ik enkele minuten geleden was gepasseerd.
Ruw drukte ik op het knopje, waarna ik ongeduldig wachtte tot de liftdeuren zouden openen en ik mezelf naar de begane grond kon laten vervoeren. De loeiende sirenes van de ambulances die af en aan leken te rijden drongen nauwelijks meer tot me door. Het geluid maakte onderdeel uit van het ziekenhuis, was eigenlijk altijd op de achtergrond te horen.
Zodra de liftdeuren zich openden, stapte ik het kleine liftje binnen en gaf drukte ik het knopje met de grote, glimmende nul in om ervoor te zorgen dat ik naar beneden werd gebracht. Het zou misschien toch een wat chaotischere nacht worden dan ik had verwacht. Het kwam haast nooit voor dat ze mij weg moesten roepen van mijn afdeling om te assisteren bij de mensen die door de ambulances werden binnengebracht.


Reacties:


wordslover
wordslover zei op 7 nov 2010 - 12:08:
weer goed geschreven,
ik ga je volgende hoofdstuk weer lezen (:

<'3