Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Schrijfwedstrijd IV » Doodsangst

Schrijfwedstrijd IV

19 maart 2011 - 21:06

938

1

351



Doodsangst

Eindelijk was het drie uur. Langzaam lopend verliet Frank de overvolle ijssalon. Hij werkte vaker op zaterdag, maar zo druk had hij het nog nooit meegemaakt. Urenlang had hij het gejengel van vervelende kinderen aangehoord. Bolletjes ijs vielen op de grond, ouders vergaten te vermelden dat hun kind slagroom wilde of het lepeltje had de verkeerde kleur. Zijn oren suisden en het enige waar hij naar verlangde was een bank en een tv. Als dit een normale zaterdagmiddag was geweest, had hij die twee dingen binnen tien minuten in handbereik gehad. Deze dag was echter niet normaal, verre van dat.
Hij stond net naast zijn fiets toen hij haar zag. Een klein meisje. Ze was ongeveer vijf jaar oud, hooguit zes. Ze stond daar, tien meter verderop, alleen. Dit was zo’n zeldzaam beeld dat Frank het niet kon laten om naar haar te kijken. Ze draaide rond, ging op haar tenen staan. Haar ogen vlogen naar alle kanten van het plein. Frank was er van overtuigd dat ze haar ouders kwijt was. Denkend aan zijn kleine zusje liet hij zijn fiets voor wat het was en stapte met vastberaden stappen op haar af. Ze keek hem een ogenblik recht in de ogen, draaide zich om en liep weg. Frank aarzelde een ogenblik, maar ging haar vervolgens achterna. Hij vertrouwde het niet. Er klopte iets niet.
Het meisje liep verrassend snel en het duurde niet lang voor ze een stille zijstraat ingelopen was. Ondanks dat ze er op het plein uit had gezien alsof ze de weg kwijt was, leek ze nu vastberaden op iets af te stevenen. Haar benen leken te klein te zijn voor de grote stappen die ze maakte. Frank had moeite om niet te gaan rennen. Misschien had hij haar op dat moment tegen moeten houden. Misschien had hij moeten vragen waar ze naar toe ging. Hij deed het niet. Diep van binnen vond hij het stom dat hij zich druk maakte om een kind wat hij niet eens kende. Wat hij nu deed was echter een heel stuk stommer.

De tijd verstreek. Frank raakte verveeld, hij wilde niet meer. Hij stond op het punt om het meisje aan te spreken, maar hij struikelde over een losliggende stoeptegel. De zon verdween achter de wolken en een vrouw verscheen uit een portiek aan de overkant. Ze was de engste vrouw die Frank ooit gezien had. Liggend op de koude stoep bekeek hij haar glanzende haar. Ze schitterde. Haar ogen waren groot, haar huid was bleek, haar tanden waren wit, recht en vlijmscherp. Frank huiverde. De vrouw leek geen aandacht aan hem te besteden. Ze keek naar het meisje, die ondertussen een stuk doorgelopen was. Ze krulde haar lippen om in een angstaanjagende grijns, gooide haar haren over haar schouders en liep het kind achterna. Frank krabbelde zo stilletjes mogelijk overeind en zette de achtervolging in, hoewel alles in hem schreeuwde dat hij terug moest gaan. Hij was dapper, veel te dapper.

Minuten gingen voorbij zonder dat er iets gebeurde. Alle geluiden verstomden. Er was niemand anders op straat. Niemand leek deze drie mensen op te merken. Het kind leek de leider van een waanzinnige optocht waar niemand naar wilde kijken. Frank begon zijn spieren weer te voelen. Hij begon spijt te krijgen van zijn plotselinge opwelling. Hij wilde naar huis, maar vond dat hij te ver in deze zaak verwikkeld was geraakt om zomaar terug te gaan. Zijn zoveelste fout op deze ellendige middag.
Plotseling stond het meisje stil. Ze draaide zich om, alsof ze al die tijd al geweten had dat ze werd gevolgd. Ze keek de vrouw recht in de ogen. Frank huiverde. Hij wilde schreeuwen dat ze weg moest rennen. Hij wilde haar beschermen. Hij wilde zeggen dat ze bij die vrouw weg moest blijven. Hij dook weg achter een auto en zei niets.
“Mevrouw?”¯ vroeg het meisje met een hoge, maar vastberaden stem, “Weet u waar mijn broertje is? Hij moet hier ergens zijn.”¯ Ze wees naar het dichtgetimmerde gebouw dat zich naast haar bevond.
“Ik weet het niet,”¯ antwoordde de lange vrouw met een suikerzoete stem die absoluut niet bij haar leek te passen. Frank had een hese stem verwacht, een verleidelijke stem.
“Hij heeft pijn,”¯ zei het meisje. Frank vond het raar dat ze dit zo zeker wist. Was het meisje wel goed bij haar hoofd? Hij betwijfelde het.
“Misschien is hij daar,”¯ de vrouw wees naar het einde van de straat, wat eindelijk in zicht kwam. Het meisje haalde haar schouders op. Ze draaide zich zonder groet om en liep door. De achtervolging zette zich voort.

Het meisje had nog maar een paar stappen gezet voor de plotseling stil stond. Haar gil leek als een stroomstoot door Franks lichaam te gaan. Het verlamde hem, het maakte dat hij zich niet meer bewoog. Het zorgde ervoor dat hij weerloos toekeek terwijl het meisje in elkaar zakte op de grijze straatstenen. Bloed stroomde over de grond. Huiveringwekkende stuiptrekkingen legden haar lichaam in houdingen die niet mogelijk leken te zijn. Bloed stroomde uit haar mond, uit haar ogen. Haar blonde haren lagen in kleverige rode strengen over haar schouders. Ze stierf binnen enkele minuten. De vrouw grijnsde.
Frank kon zijn ogen niet afwenden van de nachtmerrie die zich voor hem afspeelde. Hij knipperde, maar kreeg zijn ogen niet dicht. Hij was bang, hij hoopte uit alle macht dat de vrouw niet wist dat hij daar stond. Hij had beter weg kunnen rennen. De vrouw draaide zich om en keek hem recht in de ogen. Hij zag dat haar linkeroog groen was en dat haar rechteroog niet bestond. Deze ogen waren het laatste wat hij ooit te zien zou krijgen.


Reacties:


Bodine
Bodine zei op 20 maart 2011 - 22:33:
Het heeft iets heel magisch, iets heel mysterieus. Ik vind 't cuwl. ;D