Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Twilight » See you in the dark » hoofdstuk 2

See you in the dark

27 feb 2012 - 15:36

1619

7

546



hoofdstuk 2

Ik weet dat dit een dag te laat is, maar gisteren kon ik echt niet. Ik hoop dat jullie het begrijpen, en, wel jullie hebben het recht om te weten wat er is, maar ik wil het liever niet zo open en blood op FF zetten. Sorry Als je het wilt weten, vraag het me maar.

Vermoeid opende ik mijn ogen. Ik wist dat ik nu uit bed moest komen, anders zou ik grote problemen hebben. Ik lag nu al veel langer in mijn bed dan anders, en dat zou vast niet onopgemerkt blijven. Onder me kraakte mijn bed verschrikkelijk bij iedere beweging die ik maakte. Een koude windvlaag liet me rillen toen ik de deken een stukje van me afschoof. Ik wilde zó niet mijn bed uit. Waarom had ik trouwens gisteren het raam nou niet dicht gedaan toen ik terugkwam? Als er nu iemand binnen zou komen, of het buiten zou zien, zouden er alsnog grote problemen voor mij volgen. Vluchtig sprong ik toch maar mijn bed uit.

Een half uurtje later liep ik, nog altijd met vermoeide ogen, de woonkamer in. Tot mijn verbazing was er niemand. Dat kwam niet vaak voor hier. Er was hier altijd wel iemand. Niet dat ik ze altijd opmerkte, zoals met Seth gisteren. Een glimlach verspreidde over mijn gezicht nu ik eraan terug dacht. Toch stond er nog duidelijk verbazing op mijn gezicht te lezen toen ik de keuken in wandelde.
‘Wat is er, lieverd?’ Verbaast keek ik op naar mijn moeder. Mijn verbazing werd compleet toen ik zag wat ze aan het doen was. Ze was aan het eten, menseneten.
‘Ik vroeg me af waarom er niemand in huis is?’, zei ik, proberende niet op de boterham te letten die mijn moeder naar binnen aan het werken was.
‘Die zijn met je vader aan het patrouille lopen. Ik ga straks ook. We hadden je gisteren toch verteld dat er een onbekende is gezien in onze bossen.’ Vol walging kijk ik hoe ze net na dat gezegd te hebben haar laatste hap van haar boterham opat. Er liepen nog net geen rillingen over mijn rug. ‘Wil je trouwens ook een boterham? Je hebt niets meer gegeten sinds vorige week vrijdag.’ Het was geen vraag, maar eerder een constatering. Ze wilde dat ik die troep zou gaan eten.
‘Nee!’ Bracht ik meteen uit. Harder dan eigenlijk de bedoeling was. ‘Ik hoef dat- die troep niet!’
‘Je moet eten’, hield mijn moeder vol. ‘Ik weet dat je normaal eens per week gaat jagen, maar dat is nu echt niet mogelijk.’ Ik hoorde de strenge ondertoon in haar stem. Wetend dat ik nu op moest passen met wat ik zeg, zei ik maar niets. Ik wilde het gewoon echt niet. Met een grote zucht draaide ik om, en liep terug naar de woonkamer. Chagrijnig liet ik me op de bank vallen.

Geschokt opende ik mijn ogen. Ik keek recht in de twee bruine kijkers van Embry. Ik kon een gil nog net binnenhouden, wat hij best komisch scheen te vinden. Achter hem hoorde ik de lach van Seth ook de kamer vullen. Geïrriteerd rolde ik met mijn ogen en probeerde me onder Embry uit de wurmen. Iet s wat niet makkelijk was, hij had me goed ingesloten tussen hem en de bank. De grijns die op zijn gezicht zag, betekende niet veel goeds voor mij. Toch kon ik het niet laten om terug te grijnzen.

Toen iedereen eindelijk weer weg was, kon ik ook weer verder met wat ik eigenlijk al veel eerder al van plan was. Tijdens mijn spurt naar huis toe, gisteren na het jagen, had ik alles om me heen in de gaten gehouden. Ik bleef het gevoel maar houden dat iemand me in de gaten hield, en dat voelde niet prettig. Door mijn oplettendheid die scherper was dan anders, had ik dingen gezien en opgevangen in het bos, die ik nog nooit eerder had gezien of gehoord. Dat stelde me niet echt gezind. Wat als die onbekende wezens nou toch nog niet weg waren?

Boven op mijn kamer zocht ik gelijk naar het boekje waar ik alles in had opgeschreven gisteravond. Ik had zelfs vluchtige schetsen gemaakt van dingen die me waren opgevallen in het bos. Ik was altijd al goed in tekenen geweest, en vluchtige schetsen leken bij mij al veel op een bijna geheel gedetailleerde tekening. Na het gevonden te hebben, bladerde ik het gelijk door naar de laatste paar pagina’s waar ik het allemaal had opgeschreven. Met de beelden in mijn hoofd van wat ik had gezien gisternacht, begon ik te lezen wat er stond. Hopend dat nu wel in me opkwam wat het zou kunnen zijn, al schatte ik de kans klein. Mijn familie had waarschijnlijk hetzelfde gezien, maar wist ook niet wat of wie het was of waren.

Na ongeveer een uur het internet afgestruind te hebben, had ik het gehad met het zoeken. Iedere site waarvan ik dacht dat die maar me maar iets kon vertellen over wat voor wezens het waren, had ik bekeken. Met een diepe zucht sloot ik dan ook maar mijn computer af, en slofte naar beneden. Misschien doordat het nu overdag was, dat ik wel door de bossen mocht rennen.
‘Mam, mag ik naar buiten?’ Ik riep het al door het huis heen nog voordat ik helemaal beneden was.
Ik kreeg alleen geen antwoord. ‘Mam?’, riep ik nog maar een keer toen ik de woonkamer binnen liep. Zonder op of om te kijken, liep ik regelrecht door naar de keuken. Daar was ze ook al niet. ‘Dat neem ik aan als een ‘ja’’, mompelde ik tegen mezelf toen me te binnen schoot dat die ook weg zou zijn. Snel schoot ik mijn jas aan, stopte mijn boekje in mijn binnenzak en liep naar de deur.

Met de wind in mijn haren rende ik door het bos heen. Hier hield ik echt van. Dit kon ik uren doen. Soms deed ik dat ook, als ik me verveelde. Dan rende ik op topsnelheid door het bos heen. Ik wist dat mijn topsnelheid niet even snel was als die van een volbloed , maar het kwam er wel dicht bij in de buurt. Een glimlach verliet mijn mond, toen ik zag wie mij volgde, een grote grijze wolf met hier en daar wat donkere vlekken. Ik probeerde nog wat sneller te rennen om hem voor te blijven, al had hij me al snel ingehaald. Wat faalde toen hij volle gewicht op me sprong. Met moeite rolde ik om. Recht keek ik in zijn grote zwarte wolvenogen die me vertelde dat ik moest blijven waar ik was.
‘Ja, ik zal braaf blijven liggen’, antwoordde ik, rollend met mijn ogen. Ik voelde het gewicht van Embry van me afgaan en zag hem tussen de bosjes verdwijnen om hem even later weer terug te zien komen als mens.
‘Wat doe jij hier zo midden in het bos?’, vroeg hij met een strenge blik in zijn ogen. Even keek ik hem uit het veld geslagen aan.
‘Je dacht toch serieus niet dat ik alleen thuis bleef zitten, terwijl iedereen weet ik het waar is!’ Het was niet boos bedoeld, maar toch kwam het er zo uit. Ik voelde me aangevallen door hem, alsof het mijn fout is dat ik naar buiten wil. Dat ik niet opgesloten in mijn eigen huis wil zitten. ‘Ik ben trouwens alleen maar op weg naar Carlisle en de rest’, zei ik er wat zachter achteraan.
‘Ik loop met je mee’, zei hij resoluut. Het was geen vraag, maar een constatering en ik liet het er maar bij.

Samen met Embry liep ik even later dus naar Carlisle toe. Ik zag vanuit mijn ooghoeken dat hij nogal wat keren mijn kant op keek.
‘Bevalt het je, wat je ziet?’, vroeg ik met een grijns, toen ik hem voor de zoveelste keer naar me zag kijken. Ik zag hem even slikken, doordat ik het had opgemerkt, maar hij zou Embry niet zijn als hij niet gelijk een gevat antwoord klaar had.
‘Ja, eigenlijk wel’, zei hij met een grijns. Ik liet mijn hoofd voorover hangen en schudde er licht mee. Ik kon alleen geen gevat antwoord meer terug geven. We waren aangekomen bij Carlisle en de rest van mijn familie. Vrolijk liep ik het huis in, Embry, nog altijd met een grijns op zijn gezicht, met me meetrekkend. Het eerste wat me opviel was dat hier niemand was.
‘Waar is iedereen?’, vroeg ik meer aan mezelf dan aan Embry.
‘Iedereen is het bos uitkammen naar de onbekende wezens’, was zijn antwoord. Ineens was hij zeer serieus. ‘Ik moet ook maar eens terug, voordat ze denken dat er iets met ons is gebeurt. Ik volgde je, omdat Jake zei dat ik dat moest doen.’ Licht boog hij zijn hoofd van me af. Hij vond het niet leuk dat hij dit moest toegeven. Ik rolde met mijn ogen. Pap kon ook nooit normaal doen, of op zijn minst niet overbezorgd.
‘Het maakt niet uit, Em. Ik weet hoe mijn pa kan zijn.’
‘Roep me als je weer naar huis wilt. Je pa vermoord me als ik je niet veilig thuisbreng.’ Zijn grijns was weer terug. Ik gaf hem nog een stomp tegen zijn schouder en liep hoofdschuddend toen het huis verder in. Embry liep terug naar het bos. Ik wist dat hij in de buurt zou blijven. Ik zou toch niet roepen.

Vermoeid werd ik van al het zoeken. Ieder boek had ik nu in mijn handen gehad, maar niets leek te kloppen. Ieder wezen dat ik maar kon bedenken of kon vinden in de boeken leek niet te kloppen. Als ik dan iets had, sprak de volgende aanwijzing die ik had het weer tegen. Het enige wat er het dichtst bij in de buurt kwamen, eigenlijk geheel overeen kwamen op één detail na, waren weerwolven, al was dat ene detail dat ze waren uitgestorven. Grommend van frustratie sloeg ik het laatste boek dicht en zette het terug op zijn plek. Zuchtend liep ik naar beneden. Dit was toch waardeloos. Ik wilde naar huis en dit alles vergeten. Waarom kon het nou niet gewoon normaal blijven hier?


Reacties:

1 2

wordslover
wordslover zei op 27 feb 2012 - 17:05:
Heeel goed meis! [:
Ga je gauw weer verder? [:
xoxo


justAgirl
justAgirl zei op 27 feb 2012 - 16:09:
heeel goed geschreven! <3
snel verder gaan jij hoor, kan niet wachten!!<3