Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Stand Alones » Ć¢ā‚¬Ā¢ Ich lass mich zu dir treiben

Stand Alones

3 juli 2012 - 13:18

978

0

304



Ć¢ā‚¬Ā¢ Ich lass mich zu dir treiben

Gebaseerd op 1000 meeren Gustav is hier niet bekend.

Een koude wind blaast door de straten van Hamburg, waar de zon nog niet eens op is en een volle maan het stadje en naburig bos verlicht. Er is nog geen mens op straat en ook in de bossen is er niemand te vinden, maar daar zal algauw verandering in komen. In huize Daniels brand er al licht, ook al is het nog geen vier uur ’s avonds. Wanneer het licht uitgaat komt er een meisje naar buiten. Het meisje is nog geen zestien jaar oud, heeft enorme wallen onder haar ogen en is gekleed in een jogging. Op haar rug hangt een blauwe rugzak.
Dat meisje, dat ben ik.
Nadat ik nog eens snel mijn veters bind begin ik te lopen, met niets dan de koude wind en de huizen als gezelschap. Een groter contrast met vorige week kan er niet gevonden worden.
Vorig jaar liep ik hier nog met Gustav, mijn beste vriend, maar die is verhuisd en nu heb ik niemand meer om mee te praten of te lachen onder het lopen. Maar ik blijf lopen, elke dag om half vier ‘s ochtends. Dan word je niet gestoord en dan is er niemand die je ziet. Het nadeel is natuurlijk dat je wel heel vroeg wakker bent, maar dan kruip je toch vroeger je bed in? Tenminste dat vind ik, Gustav dacht er anders over. Die ging om tien uur zijn bed in en was nooit echt wakker wanneer we gingen lopen.
Dat is nu anders. Zelfs het weer is anders. Die wolken daarboven, die tonen aan dat het gaat regenen, dat was vroeger nooit het geval. Het regende wanneer we terug naar huis gingen, niet wanneer we gingen lopen.
Ik slaag het vertrouwde pad in, door de bossen tot ik een open plekje bereik. Hier kom ik altijd tot rust. Ik kan me de eerste keer dat ik hier kwam nog goed herinneren, ook al is het bijna een jaar geleden. Het jaar waarin ik zelf naar hier ben verhuisd.

“Emily, je moet eens meer buiten komen, wandelen, je zit veel te vaak achter die computer,”¯ merkte mijn moeder aan het ontbijt op. “We wonen hier al een maand en je hebt amper vrienden gemaakt. Als je nu eens meer buiten kwam…”¯
Ik zuchtte. Dit was al de derde keer dat ze dat ter spraken bracht, maar ik ging gewoon niet graag naar buiten.
“Mam,”¯ zei ik klagend. “Ik wéét dat ik niet vaak buiten kom, maar…”¯
“Nee, ik wil geen maar horen,”¯ antwoordde moeder vastbesloten. “je moet meer buiten en je zult vaker naar buiten gaan ook. Het weer is goed, waarom ga je niet wandelen?”¯
“Goed dan,”¯ mompelde ik, zette mijn ontbijtkom weg en ging naar buiten, de koele lucht in. Ik heb toen de bossen maar wat gaan uitkammen, heel goed wetend dat ik daar geen nieuwe mensen zou ontmoeten. Maar, ik deed wat mijn moeder wilde dat ik deed en dat was al iets. Zij zou toch moeten weten dat ik mensenschuw ben en heel traag nieuwe vrienden maak? Wel, blijkbaar niet.
En toen stuitte ik op de plek. De bomen weken enkele centimeters opzij, om een prachtige plaats te onthullen. In een cirkel van hoge bomen lag een hele open plek, waar af en toe een bloem tussen het gras uitkwam. Het kleurrijke tapijt had vele kleuren, geel, rood, er zaten zelfs oranje bloemen tussen. Over een van de takken van een eikenboom was een deken gelegd, hoog boven de grond, zodat de dieren er niet aankonden, en mensen die niet kunnen klimmen ook niet. Het deken leek me erg licht en totaal niet warm. De ruitjes die er op stonden deden me denken aan het deken dat mijn oma altijd op haar bed legde in de winter. Ik begon aan de klim, gewoon om te voelen of het deken ook zo zacht was als dat van mijn oma.
“Hé, jij daar!”¯ riep een stem van achter me. “Blijf bij dat deken weg!"
Ik schrok van de stem achter me en viel bijna uit de boom, maar kon me op het laatste moment nog vastgrijpen.
“Je moet jezelf ook niet laten vallen,”¯ bromde de stem weer. “Kom er nu maar gewoon uit.”¯
Snel gehoorzaamde ik en stond met mijn beide voeten weer stevig op de grond. Achter me -of beter gezegd, voor me- stond een jongen, niet al te veel jaren ouder dan ik, hoogstens twee. Ik had hem op school al wel eens gezien. Zijn haar was blond en lang, tot op de schouders, hij was erg bleek en had een fijn gezicht.
“Sorry,”¯ stamelde ik. “Ik wilde je deken echt niet stelen hoor.”¯


En op dat moment, ben ik vrienden geworden met Gustav. Hij deelde zijn geheime plek met me, ik mocht zijn deken zelfs gebruiken, zolang ik maar zweeg tegen anderen en aan die deal hield ik me.
Nu, enkele maanden later, zit ik hier alleen met mijn boek en mijn zaklamp. Zonder deken en zonder Gustav.
Het was altijd zijn idee geweest om te gaan lopen in het bos, we ontmoetten elkaar hier en begonnen dan te lopen, waarna we terug naar hier kwamen om wat te lezen, of te praten. Dat was elke keer zo. Een traditie die ik wil behouden, ook al heb ik Gustav dit jaar nog niet gezien. Maar hij komt. Dat weet ik zo zeker als ik weet dat ik van nature bruin haar heb. Daarom kom ik hier elke ochtend, maakt niet uit hoe vroeg het is. Gustav, die woont ondertussen alleen, dat heeft hij me via mail geschreven. Meer doen we niet, naar elkaar schrijven, bijna elke dag, want de afstand is te groot om even langs te gaan en Gustav heeft het nu zo druk met zijn werk. En toch hoop ik elke keer weer dat ik Gustav zal zien zien, maar hij is er nooit. Hij zí¡l komen, zeg ik je, ooit. Ooit. Waarom lijkt dat nog zo lang?


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.