Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » One Direction » Lost in paradise [5-shot] » De achtervolgers

Lost in paradise [5-shot]

27 juli 2012 - 16:10

1218

3

315



De achtervolgers

I’ve been denying this feeling of hopelessness in me


De zon zakte alweer. De passen begonnen langzamer te worden, steeds langzamer. De blaren begonnen flink pijn te doen, de verbrande huid eveneens. Louis deed zijn uiterste best het niet te laten merken, wetend dat Harry sowieso al zijn twijfels had. Hij hoopte dat hij de jongen kon aansporen gewoon door te lopen, hem ervan kon overtuigen dat alles goed zou komen. Aan het einde van de rivier zou een vliegveld liggen. Het lukte niet. Harry werd steeds onrustiger, struikelde steeds vaker, had steeds meer moeite weer overeind te komen. ‘Waar gaan we eigenlijk heen?’ vroeg hij toen hij voor de derde keer in een kwartier met zijn voet achter een losliggende steen was blijven haken en een snoekduik naar de grond had gemaakt. Zijn handpalmen lagen ondertussen helemaal open.
‘Naar huis,’ antwoordde Louis. Aan zijn stem was te horen dat het gesprek vaker was gevoerd, en dat hij er zelf eigenlijk ook niet meer zoveel vertrouwen in had.
‘Hoe weten we het zeker?’ vroeg Harry, vanaf de grond opkijkend naar de oudere jongen. Die zei niets, zuchtte alleen maar. Keek Harry aan, kon de smekende blik in zijn ogen niet langer verdragen en sloeg zijn eigen ogen neer. Zijn schoenen waren vies. Er zat een gat in, aan de bovenkant. Zijn voet was vast blijven haken onder een kei en ze hadden hem zonder blessures los weten te krijgen, maar zijn schoen had het er minder goed vanaf gebracht. Een klein stukje opengereten huid was ontbloot, waarschijnlijk geïnfecteerd. ‘Ik weet het niet,’ zei hij uiteindelijk, tegen zijn principes in. Hij wist dat er een vliegveld was, ergens. Dat wisten ze allebei. En dat de weg ernaartoe leidde. De weg volgen hadden ze echter te riskant gevonden, want ze zouden op zeker gezocht worden. Dan maar de rivier. Het punt was alleen dat ze eigenlijk niet wisten waar ze heen gingen. Of ze wel ergens heen gingen. Ja, ze waren langs een rivier gegaan op weg naar het hotel. Ze hadden zichzelf wijsgemaakt dat het dezelfde rivier was waar ze langsliepen. Eigenlijk wisten ze het niet.
‘We moeten doorgaan, Harry,’ herpakte hij zichzelf. Hij keek de jongen weer aan en stak zijn hand uit om hem overeind te helpen.
‘Heel even nog,’ smeekte de jongen met de krulletjes. Hij klopte op de stenen ondergrond naast hem en Louis besloot inderdaad ook maar even te gaan zitten. Ze waren kilometers verwijderd van het hotel. Inmiddels konden ze heel in de verte weer auto’s horen razen, maar het was ver weg en de kans dat er precies hier naar hen gezocht zou worden was minuscuul. Ze konden wel even pauze houden. Louis nam Harry’s handen in de zijne, streek over de ruggen. Besmeurd met vuil, maar de huid was nog intact. Vervuld van schuldgevoel draaide hij de handen vervolgens om, wetend dat hoe gehavend de handpalmen waren. Hij streek eroverheen, zachtjes, om Harry gerust te stellen zonder hem pijn te doen. Zonder erbij na te denken bracht hij de vuile handen naar zijn mond, kuste ze. ‘Het spijt me,’ fluisterde hij, zachtjes, in de handen. Onhoorbaar. Harry hoorde het wel. Hij voelde Louis’ warme adem tegen zijn handen blazen, voelde zich gelukkig. Heel eventjes, een fractie van een seconde, tot de realiteit weer bezit van hem nam. Ze waren verdwaald.
‘Laten we richting de autoweg gaan,’ stelde Harry voor. ‘Dan kunnen we liften naar het dichtstbijzijnde vliegveld en dan kunnen we naar huis.’
‘We zouden de rivier volgen.’
‘We zouden naar huis gaan.’
‘Wat als we ze tegenkomen?’
‘Louis, we kunnen niet voor altijd in het bos blijven. Wie zegt dat ze intussen niet op het vliegveld staan en ons daar opwachten? Wilde je de rest van je leven tussen de bomen doorbrengen?’
Louis staarde voor zich uit, over de rivier, realiseerde zich dat Harry gelijk had. Hij knikte en stond op, hielp de jongen overeind. Het was makkelijker om langs de rivier te lopen, dan om richting de autoweg te gaan. De weg lag hoger dan de oever en dus moesten de jongens bergopwaarts. De rotsen waren scherper, minder verweerd door het water. Harry deed oprecht zijn best te blijven staan, zo min mogelijk te vallen. Hij was moe, slap van het weinige eten en drinken. Hij kreeg het simpelweg niet voor elkaar. Louis was steeds meer bezig hem weer op zijn voeten te helpen. Ze waren er bijna. Het geraas van de benzinevreters werd steeds luider. Tegen de tijd dat de jongens de laatste paar stappen zetten en gelijkvloers kwamen te staan met de autoweg, hadden ze beiden de neiging hun handen over hun oren te plaatsen. Ze hielden in elk geval elkaars handen niet meer vast. Ze wilden een lift hebben, dan was dat geen goed visitekaartje. Niet dat hun gescheurde kleren, vuile huid, warrige haar en zweetgeur dat wel waren. Het verbaasde hen dan ook niet echt dat er geen enkele auto stopte. Zonder erover te spreken, besloten ze de auto’s te volgen. Uiteindelijk moesten ze ergens uitkomen. Louis sloot Harry’s vingers weer in de zijne. ‘Louis -’ protesteerde hij, maar Louis’ lippen snoerden hem de mond. Heel even, maar genoeg om hem het zwijgen op te leggen. ‘Ze stoppen toch al niet voor ons. Als ze nu wel stoppen, en er ontstaat oponthoud, dan worden we uiteindelijk waarschijnlijk meegenomen naar het politiebureau en dan kunnen we zo het land uit.’
Niemand stopte. Ze liepen door en de zon zakte steeds verder achter de bomen. Het spel tussen licht en duister begon opnieuw. Ze liepen door. Ze liepen al bijna vierentwintig uur. Iets langer. Tegen de dertig, waarschijnlijk. De berm was redelijk vlak en dus konden de jongens fatsoenlijk doorlopen zonder steeds onderuit te gaan. Ze bleven doorlopen. De auto’s letten niet op hen. Ze bestonden niet.
Honderden wagens raasden voorbij, lieten een wolk van benzinerook achter, bezorgden de jongens regelmatig onaangename hoestbuien. Ze konden meegenieten van de verschrikkelijke muziek die door de autoraampjes naar buiten kwam. Af en toe werden er een paar woorden naar hun hoofden geslingerd. Tot er een auto stopte, vlak achter hen. De motor werd stilgelegd, de portieren vlogen open en twee jongens sprongen uit het voertuig. ‘Louis! Harry!’ werd hen tweestemmig toegeroepen. Ze hoefden zich niet om te draaien om te weten wie het waren. Ze hoefden niet na te denken om zich te realiseerde wat er aan de hand was. Ze zetten het op een lopen. Allebei. ‘Wacht!’ riep Zayn hen na, en toen zachter: ‘Liam, praat met ze! Jij bent daar beter in dan ik.’
Harry en Louis renden zo hard ze konden - wat niet bijster snel was. De rappe voetstappen achter hen beduidden dat de jongens snel dichterbij kwamen. Net op het moment dat Louis zich realiseerde dat ze misschien beter stil konden houden, begaven Harry’s benen het voor de zoveelste keer. Vanwege de toegenomen snelheid waarmee ze zich verplaatsten, bleef het niet bij een val die hij op kon vangen met zijn handen. Hij smakte tegen de grond, had geen energie meer zichzelf op te vangen, zichzelf ervan te weerhouden de helling naast de weg weer af te rollen. Liam bereikte Louis net op tijd om hem ervan te weerhouden hals over kop achter Harry aan te rennen.
Alles wat ze konden doen, was toekijken hoe de jongen steeds verder uit het zicht verdween.


Reacties:


Tweety
Tweety zei op 29 juli 2012 - 13:53:
NEE, HIJ MAG NIET DOOD!!! Dit is zo zielig!!
Wel prachtig geschreven!!
Ga je nog verder?
X


neversay
neversay zei op 28 juli 2012 - 15:56:
Als Harry dood is. Dan. Neeeeee. D:
Waarom rende ze weg voor Zayn en Liam? Ze wilden terug naar het vliegveld, naar hun? Of. Huh.
MAAAAR. Dit is goed. En leuk. Nee, niet leuk. Zielig. Ja. Maar toch ook wel leuk. ^^
Moreeee ;3


xjeszell
xjeszell zei op 27 juli 2012 - 18:34:
HALLI WAT D OTTE JE.
(eh. Wauw. Ik tyo mooi)
Neeneenee HAZZ NEE.
I mean this is so good but HAZZ. Neeneenee.
Ehm. I mean.
I woyld want to quote but I'm on my phone but yeah.
So eh I will just go look forward to the next chapter.
<3