Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » A Thousand Suns [Stand Alones] » Geen leeftijd

A Thousand Suns [Stand Alones]

11 sep 2012 - 18:35

1656

4

470



Geen leeftijd

De zon kleurt de hemel oranje, rood. Steeds donkerder. ‘Ik moet naar huis,’ klinkt het en ik knik, want het is zo. Hij moet naar huis. Hij moet altijd naar huis. Ik ook, maar toch ook niet. Niet echt. Hij wel. ‘Waar was je vanavond?’ vraag ik hem. Nieuwsgierigheid, en zo houd ik hem langer hier. Iets langer, een klein beetje. Maar toch. ‘In de studio,’ antwoordt hij, niet geheel zeker van zijn zaak. ‘Denk je dat het op begint te vallen?’
‘Nee,’ verzeker ik hem. Hij knikt, nog steeds niet overtuigd. We moeten iets nieuws verzinnen. Iets beters. Een nieuwe locatie ook, binnenkort. Nog heel even hier en dan weer weg, anders worden we straks betrapt. Een ander hotel. Of ’s nachts, in een parkje in het donker, zodat niemand ons ziet. Bij de eikenboom. Onze eikenboom, waar we elkaar voor het eerst ontmoetten. Lang geleden, kort geleden. Hoelang kennen we elkaar nu?
Hij slaat de dekens van zich af, richt zich op van het bed en verdwijnt in de badkamer. De deur blijft open, maar vanwege de hoek waarin het bed staat kan ik hem toch niet meer zien. In plaats daarvan kijk ik uit het beslagen raam, naar de ondergaande zon, de gebouwen die ons uitzicht versieren. Of verpesten, want mooi zijn ze niet. Hoog, functioneel en lelijk. Grijs. Zwart, tegen de achtergrond van de ondergaande zon. Vertekend, vanwege de condens op het raam. Het duurt allemaal veel te kort.
Binnen vijf minuten staat hij weer in de kamer, gekleed en wel. Hij is eraan gewend snel te douchen, zijn haar niet nat te maken, zodat zij nooit iets zal merken. ‘Kom je?’ vraagt hij, maar ik schud mijn hoofd. Ik kom niet. ‘Ik blijf hier vannacht,’ verklaar ik. Geen zin om op te staan, geen zin om naar huis te gaan. Hier ruikt het nog naar hem, is het alsof hij nog in de douche is. Ook als hij de deur achter zich in het slot laat vallen. Hij is in de douche. Hij knikt, maar vertrekt niet. Hij blijft me in zich opnemen en ik voel het, waardoor ik uiteindelijk ook omhoogkom en hem aankijk. ‘Wat is er?’ vraag ik, maar hij antwoordt niet. Kijkt me aan, zijn ogen schitterend in het doffe lamplicht. Ik sta op en knip het grote licht aan. ‘Wat?’ vraag ik hem, nog een keer. Hij schudt zijn hoofd.
‘Morgen ben ik jarig,’ zegt hij dan en ik knik. Ik weet het. Ik weet het, want de boomtoppen zijn kaal en het raam is beslagen vanwege de kou die buiten overheerst. Snijdende kou, nog een reden om hier te blijven. Ik houd niet van kou. ‘Gefeliciteerd,’ zeg ik, niet begrijpend waar hij heen wil met de opmerking. Het onderwerp leeftijd hebben we allang afgedankt, en ik heb al een cadeautje voor hem, dus daar hoeft hij zich ook geen zorgen over te maken. ‘Dank je,’ zegt hij, maar zijn stem klinkt vlak. Ik voel me plotseling verschrikkelijk naakt onder het felle tl-licht en kruip weer onder de lakens. Hij volgt me met zijn ogen. ‘Ik moet gaan,’ zegt hij dan weer en ik knik. ‘Ja,’ beaam ik, maar hij gaat nog steeds niet.
‘Morgen ben ik jarig.’ Alsof hij autistisch is. Toonloos, emotieloos, alsof hij feiten opdreunt die hij al honderd keer herhaald heeft. In zijn hoofd en hardop. Zou hij het voor de spiegel geoefend hebben?
‘Ik weet het,’ antwoord ik maar, als hij nog steeds niets zegt. ‘Ik heb al een cadeautje voor je.’
Hij schudt zijn hoofd.
‘Wat?’
‘Nee.’
‘Wat, nee?’
‘Nee.’
‘Wat?’
‘Geen cadeautjes.’
‘Dan niet, dan houd ik het wel zelf. Of ik geef het aan iemand anders. Waarom geen cadeautjes? Word je oud?’
‘Ja, ik word oud.’
‘Je was altijd al oud,’ glimlach ik.
‘Nee, ik meen het.’
Mijn glimlach sterft weg. Waarom doet hij dit?
‘Ik word oud, Harry. We moeten hiermee ophouden. Ik heb een vrouw en een dochter. Ik kan dit niet maken, ik wil dit niet meer tegenover hen. Tegenover jou. Je moet iemand van je eigen -’
‘Nee,’ onderbreek ik hem. ‘Nee, nee, nee.’ Paniek. ‘We hebben het afgesproken! We zouden er geen probleem van maken, je zou het accepteren, je erbij neerleggen, we zouden het vergeten. Ik ben even oud als jij en jij bent even oud als ik.’
‘Nee, ik ben ouder dan jij.’
‘Dat maakt verdomme niet uit!’ Ik kan mezelf niet meer in bedwang houden, schreeuw nu naar hem. Paniek. Hij hoort dit onderwerp niet aan te snijden, niet nu en niet later en nooit. Geen leeftijd. We hebben geen leeftijd. Nooit gehad en die zullen we ook nooit hebben, dus hij mag er niet over praten.
‘Harry, luister,’ zegt hij, zachtjes, alsof hij me wil kalmeren. Waarschijnlijk wil hij dat ook. Zodat de buren me niet horen schreeuwen, zodat hij me niet hoort schreeuwen. Geen ruzie, maar hij maakt het er zelf naar. Verboden onderwerpen moeten niet aangesneden worden. ‘Ik heb verantwoordelijkheden, oké? Ik kan niet zomaar kiezen wat ik wil, ik kan mijn huwelijk niet kapotmaken omdat ik een aantal jaar geleden een verkeerde keuze heb gemaakt, ik kan mijn dochter niet in de steek laten, ik kan niet -’
‘Hou op!’ schreeuw ik. ‘Je had die verantwoordelijkheden vorige week ook al, en vorige maand, en vorig jaar. Niet nu ineens!’
‘Nee, het heeft ook al veel te lang geduurd, maar ik moest er een keer een punt achter zetten. Beter nu dan later.’ Ik reageer niet, laat zijn woorden binnendringen. Ik wist het al. Het verbaast me niet. Helemaal niet, alleen dat het nu komt. Ineens. Of toch niet. Om het even, ik wil het niet. Geen einde, geen leeftijd. Alleen hem. Straaltjes water lopen langs de ruit naar beneden, symboliseren het einde van de warmte in de kamer en daarmee het einde van onze avond - het einde van ons. Ons einde. Ik sta resoluut op, gris mijn kleding van de grond en trek het aan. Vluchtig, klunzig. Net zoals onze eerste ontmoeting, toen hij viel voor mijn onhandigheid. Nu niet meer. Ik trek een scheur in mijn shirt vanwege de blinde paniek die me ervan weerhoudt rustig na te denken, om mezelf in bedwang te houden. Buiten mijn kleding had ik niets bij me, niet eens mijn telefoon. Geen geld, niets. Helemaal niets omdat hij genoeg was, voor mij. Was. Nu niet meer. Ik trek de deur open, laat hem achter. Rennen. Ik ren, zo hard ik kan, richting de uitgang van het hotel. Ik word aangestaard door zowel personeel als gasten, maar het interesseert me niet. Weg. Ik moet weg, rennen, in een taxi zitten voor de tranen komen. Nee, geen taxi. Iemand bellen. Ik moet iemand bellen. Zodra ik buitensta ren ik een steegje in, naast het hotel, waar weinig licht brandt en hij me niet kan vinden. Natuurlijk kan hij me vinden, als hij maar wil, maar waarschijnlijk wil hij niet. Meer dan een schijnpoging zal hij niet doen. Hij wilde van mij af, ik niet van hem. Tot hij van mij afwilde, toen wilde ik ook van hem af. Nu. Toen, nu. Nu. Ik ben van hem af. Het is afgelopen. Met trillende handen grijp ik naar mijn broekzak om mijn telefoon eruit te halen, als ik me realiseer dat ik die niet bij me heb. Zachtjes vloekend haal ik mijn handen weer tevoorschijn, blaas erin om de snijdende kou tegen te gaan. Het helpt evenmin als mijn winterjas. De kou is hardnekkig, maar het is goed. Dan heb ik iets om op te focussen, om mijn tranen nog eventjes tegen te houden. Kou. Vandaag is het koud, nu is het koud. In contrast met zijn warmte. Ik neem een besluit en sta op, ga terug het hotel in. ‘Zou ik gebruik mogen maken van de telefoon?’ vraag ik aan de receptioniste en ze geeft me instructies, die ik opvolg. Ik weet slechts vier telefoonnummers uit mijn hoofd. Vier, maar mijn moeder wil ik niet bellen. Ik heb geen zin in ‘ik-zei-het-je-toch’-opmerkingen. Gemma is geen optie, die zit kilometers verderop wegens haar studie. Hij is geen optie, want hij is degene die ik wil ontlopen. Met gevoelloze vingers typ ik het enige resterende telefoonnummer in, luister naar de pieptoon, plotseling doodsbang dat hij niet opneemt of dat hij wel opneemt. Ik heb hem zolang niet gezien, wat haal ik me wel niet in mijn hoofd?
Hij neemt op. ‘Hallo?’ En ik blijf stil, heel even, niet wetend wat ik moet zeggen. ‘Kun je me op komen halen?’ vraag ik uiteindelijk, zonder me te realiseren dat hij niet weet dat ik het ben.
‘Waar ben je?’ vraagt hij alleen maar, alsof hij mijn stem herkend heeft. Misschien heeft hij dat ook wel, en dat stelt me enigszins gerust. Ik geef hem het adres van het hotel en hij belooft dat hij eraan komt. Hij woont er niet ver vandaan. Een kwartiertje, hooguit. Als hij doorrijdt. En hij rijdt door, voor mij, ik weet het zeker. Zo is hij. Zo zijn wij.
Hij is er binnen elf minuten, op de stoep. Ik zie hem vanuit de warme lobby van het hotel aanrijden. Zijn auto is nog dezelfde als vroeger, toen we elkaar nog regelmatig zagen. Ik loop naar buiten, kijk om me heen om ongelukkige botsingen te voorkomen, zie hem staan. Zijn rug naar mij toegekeerd en hij zoekt iets, staand op de hoek van de straat. Een taxi? Mij? Ik weet het niet. Zijn rode lokken wapperen in het licht van de straatlantaarns. Je bent oud, denk ik bij mezelf. Verf je haar een fatsoenlijke kleur. Hij luistert niet, merkt het niet, hoort het niet. Ik ben er niet. Ik besta niet. Voor hem niet, maar voor mij wel. En voor Louis ook, want hij opent het portier zodat ik in kan stappen. Hij zegt niets. Ik zeg ook niets. Hij start de motor en we beginnen te rijden, richting de hoek van de straat. Richting hem. ‘Dag, Gerard,’ fluister ik als we hem passeren. Hij ziet me niet. Ik besta niet meer. Niet voor hem.


Reacties:


1Diloveniall
1Diloveniall zei op 14 jan 2013 - 23:55:
Gek hoe je het zo kan beschrijven, dat wij het beeld krijgen dat het Louis was.

Echt mooi, en een compliment voor het verborgen houden van de naam. Dat het Louis niet was, maar Gerard.


Tweety
Tweety zei op 12 sep 2012 - 16:53:
OMG ME LIKES THIS VERY MUCH
THIS IS SO GOOD

SO GOOD, TUN TUN, SO GOOD, TUN TUN

NEE LAAT MAAR XD

WAUWIE!!!!


xjeszell
xjeszell zei op 11 sep 2012 - 21:59:
ik dacht "de ik-persoon is Harry". Dat had ik in elk geval goed.
Toen dacht ik dat "hij" Lou was. Maar toen dacht ik "hey, het heet geen leeftijd. Lou zou er vast geen gigantisch drama van maken. Like. die schelen.niet enorm veel". Toen was het "mijn vrouw en dochter" en toen dacht ik eigenlijk al aan Gee.
En toen de rode lokken. Ja.
Maar - asdfghjkl. Maar. ja.
I like thiiiis. En arme Hazza.
En. mhihih. Like, really like this.


xDevilBitch
xDevilBitch zei op 11 sep 2012 - 19:06:
Kreng, en ik maar denken dat het Louis is.
Eigenlijk wilde ik deze reactie beginnen met: Zo, jij bent lekker op dreef (en dat is iets goeds, no worries)
Het is best grappig dat mijn houding tegenover personages compleet kan veranderen zodra ik weet wie ze zijn: eerst wilde ik Gerard slaan omdat hij een domme beslissing neemt (ervanuitgaand dat hij Louis is, met iemand is getrouwd en daar tot op zekere hoogte spijt van heeft), maar nu ik weet dat hij Gerard is en niet Louis zal het mij een rotzorg wezen. (Bijna dan, want hij heeft arme Harz wel pijn gedaan, idioot, maar goed)