Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Aidan & Dewi the lost future » Hoofdstuk 7

Aidan & Dewi the lost future

4 feb 2013 - 19:11

2926

0

311



Hoofdstuk 7

Van uit Aidan geschreven.

‘De survivelclubs over het gehele land hebben de aandacht getrokken van de gemeentes, nadat bekend werd dat ze veel geld hadden verspilt aan een nieuw clubhuis bouwen. De verschillende gemeentes vroegen om uitleg, en waarom er geen bouwverguningen waren aangevraagt, maar het bleef stil. De survivelclubs waren niet voor reactie aanspreekbaar, waardoor er geen enkele twijfel meer bestond over de schuld van de survivelclubs. Er word nu druk vergadigd over het bestaan van de survivelclubs, die als het aan de gemeentes ligt niet zeker meer is’ zegt de nieuwslezer. Een lange man met een bril verschijnt in beeld, en zegt: ‘en dan nu het weer’
Dewi doet de tv uit, en kijkt me een beetje verbaasd aan. ‘Zou dat het zijn?’ vraagt ze, maar ik zucht. ‘Ik zou het niet weten, maar iets klopt er niet. Dat is voor mij heel duidelijk’ antwoord ik, en Dewi knikt. Ze had ook al zoiets gedacht.
Snel schrijf ik op mijn noteblok alles in de grote lijnen op wat de man zei:
Survivelclubs over het hele land. Gemeentes afschaffen door geen bouwverguning voor het bouwen van een clubhuis.
Daaronder zet ik een vraagteken, en ik laat het Dewi lezen. Ze knikt dat ze het ermee eens is, en ik berg mijn noteblok weer op.
‘En nu?’ vraag ik, ‘misschien moeten we ons plan maar gaan uitdenken, ik wil nu nog liever weten wat er aan de hand was!’ Ik knik dat ik het ermee eens ben en we lopen naar Dewi’s kamer. Het is de gebruikelijke bende, en ik plof neer op haar bank.
Dewi gaat achter haar bureau zitten en deze keer is zij degene die er een noteblok bijpakt.
‘Goed, een plan’ zegt Dewi, terwijl ze iets op het papier zet. ‘Oké, doel: in het kantoor komen zonder gesnapt te worden’ zeg ik hard op, op een zakelijke toon, we doen dit wel vaker, al gaat het dan niet om zo’n serieuze zaak.
‘Goed, één iemand moet de leiding sowieso afleiden’ zegt Dewi, en ik knik, daar had ik ook aan gedacht. ‘Wie doet dat? Ik kan het aan Arjen vragen, misschien kan hij dan “de idioot die ook bij de survivelclub wil”ť spelen’ zeg ik en ik grijns. ‘Dan moet ie het niet vergeten…’ zegt Dewi, en ik schiet in de lach. ‘We moeten inderdaad sowieso een plan B hebben’ geef ik toe, en Dewi knikt ernstig. ‘Goed, ga jij het kantoor dan in?’ zegt ze, en ik knik. ‘Prima, ga jij de leiding dan afleiden, mocht Arjen niet komen opdagen’ zeg ik, en Dewi knikt. ‘Is goed, we moeten alleen wel bedenken hoe en we moeten een seintje afspreken hoe we elkaar kunnen waarschuwen’ zegt Dewi dan, en ik denk even na. ‘Misschien kan je fluiten ofzo, gewoon een bepaald deuntje, wat je dan de hele tijd een beetje doet, en waarvan je zegt dat je het in je hoofd hebt, maar als de leiding dan terug gaat naar het kantoor dan ga je opeens harder fluiten, of zoiets’ stel ik voor, en Dewi knikt dat ze het goed vind. ‘Dat komt wel goed, maar nu, hoe ga ik hem bezig houden?’ vraagt Dewi.
‘Je kan vragen hoe de tocht deze keer word, en wat er op het programma staat. En je kan ideeën voorstellen over plannen om geld in te zamelen, aangezien de regering misschien de survivelclub niet meer wil betalen. En je kan andere ideeën voorstellen voor activiteiten of om leden te werven’ noem ik op, en Dewi knikt. ‘Daar kan ik wel wat mee’ zegt ze.

Eindelijk is het zaterdag, we hebben weer survivel. Snel pak ik mijn tas in, daarin stop ik naast de gebruikelijke spullen ook mijn noteblok en pennen mee, om eventueel iets op te kunnen schrijven over wat ik vind.
Ik doe mijn rugzak om, en ik loop naar de achterdeur. Ik doe die open, en doe hem op slot achter me. Sanne en mijn moeder zijn weg boodschappen doen, en zoals gewoonlijk is mijn vader op zijn werk.
Ik loop naar mijn racefiets, en ik fiets snel door de zoals altijd drukke straten van Londen. Ik fiets nog even snel door rood, zo snel wil ik op de survivelclub zijn.
Uiteindelijk doemt het grote clubgebouw boven me uit, en plots besef ik me wat er niet klopte aan dat nieuwsbericht. Ik zie Dewi al ongeduldig staan kijken, en snel dump ik mijn fiets in de fietsenstalling.
‘Ik weet weer wat er niet klopte aan dat nieuwsbericht’ zeg ik, en Dewi kijkt me verbaasd aan. ‘Ten eerste, het is wel erg toevallig als alle survivelclubs tegelijkertijd een nieuw clubhuis bouwen, en ten tweede, dit clubhuis is helemaal niet nieuw! Het is juist harstikke oud! Ze kletsen maar uit hun nek, ze zijn verkeerd ingelicht of omgekocht’
Dewi kijkt me met grote ogen aan, al vanaf het begin van het gesprek, en ik krijg het onbehaagelijke gevoel dat ze naar me staart, ik staar terug, in haar ogen en ik voel me warm worden, snel draai ik me om en zeg: ‘we moeten gaan’ ik probeer het nonchelant over te laten komen, maar waarschijnlijk klonk het als een zenuwachtige olifant met faalangst, die voor een heel publiek moet voorlezen.
Dewi knikt, en ze loopt naar de leidinggevende toe. Snel loop ik met een grote boog om ze heen, en ik ga naar het clubhuis. Zoals we al hadden verwacht was Arjen het helemaal vergeten, maar eigenlijk waren we daar al vanuit gegaan.
Snel loop ik door een lange gang, langs de gevonden voorwerpen, de toiletten en een grote zaal, die word gebruikt als het heel nat is buiten.
Aan het einde van de gang is de kamer, en ik klop op de deur.
Geen antwoord. Voorzichtig doe ik deze open, ik sluit heel even mijn ogen, en kijk dan naar binnen. Tot mijn opluchting zit er niemand.
Snel glip ik de kamer binnen, en sluit zachtjes de deur achter me.
Ik kijk de kamer rond, en zie een groot bureau, die ligt vol met papieren en andere spullen. Aan weerzijde van de kamer staan grote kasten, met in de ene boeken, en in de andere waarschijnlijk dossiers.
Tot mijn opluchting zijn de gordijnen dicht, zoals gewoonlijk. Ik besluit te beginnen bij het bureau.
Snel vliegt mijn blik over alle brieven, terwijl mijn oren op scherp staan om elk geluidje op te vangen. Als ik niks interessants zie kijk ik naar de boekenkast, en mijjn blik vliegt ditmaal over de verschillende boektitels. Er staan veel bekende bij, van J.K Rowling of van andere bekende schrijvers, maar er staat niks bijzonders bij.
Dan blijft mijn blik rusten op een oud boek en ik pak het boek eruit. Op de omslag ligt een hele berg stof en snel veeg ik het eraf. Scouting door de jaren heen staat er met grote sierlijke letters.
Nieuwsgierig sla ik het open, al kan ik me niet bedenken wat het met onze vragen te maken heeft.
Maar zonder er verder over na te denken blader ik door het boek heen, todat ik aan het einde kom, bij de epiloog. Er staat met grote sierlijke letters:
Voor ieder die nog vragen heeft:
51° 29' 44" N, 0° 10' 46" W
Ik prent ze in mijn geheugen, want het valt teveel op om dit boek mee te nemen, dat besef ik zelfs wel.
Plotseling klinkt er een hoge, doordringende fluit en er klinken voetstappen in de richting van de deur.
‘Bedankt voor alle goede ideeën Dewi’ klinkt er vanaf de andere kant van de deur, en snel schiet ik achter de deur, als die open gaat. Mijn hart bonst in mijn keel, terwijl de leider naar de boekenkast loopt. Ik hoop dat hij mijn hart niet kan horen bonzen…
Hij zet zijn leesbril op, en tot mijn opluchting laat hij de deur open staan. Hij pakt een boek uit de boekenkast, en gaat zonder nog één blik op de deur te richten zitten in zijn grote leunstoel bij het raam, naast een grote wereldbol.
Snel schiet ik door de deur, zo geruisloos als mogelijk.
Ik ren de gang op, en loop zo nonchelant mogelijk naar buiten. Ik kijk rond, en ik zie Dewi ijsberen. Snel loop ik naar haar toe, en zeg: ‘hier ben ik weer’
Dewi draait zich geschrokken om, en kijkt me opgelucht aan, zodra ze beseft dat ik het ben. ‘Iets gevonden?’ vraagt ze, en ik schud van nee. ‘Nee, ik heb alleen wel in een boek coödinaten gevonden, maar ik heb ze niet kunnen opschrijven ofzo… Ik weet ze ongeveer uit mijn hoofd…’
Maar pas als ik me concentreer op het bedenken van wat de coödinaten waren besef ik me dat ze niet zijn blijven hangen. ‘Shit…’ mompel ik, en Dewi zucht. ‘Maar wie weet, misschien heeft het er wel niks mee te maken’ zeg ik, in een poging Dewi wat op te vrolijken.
Dewi zucht, en haar schouders zakken omlaag. ‘Alles voor niks’ zegt ze, en ze vloekt.
Ik voel me rot worden van binnen, en het scheelt weinig of ik word kwaad op mezelf. Maar ik hou mezelf voor dat ik het heus wel zal vinden, en anders bedenken.
We lopen wat meer naar het middelpunt van de open plek, waar een groep mensen zich hadden verzameld en naar de hemel staren.
Ik kijk ook omhoog, en ik zie dat donkere wolken zich in de lucht samenpakken. Ik zucht, als ervaren survivelaar zie ik meteen dat er noodweer aankomt, en dat heeft de rest zich duidelijk ook bedacht.
‘Dat word geen survivelen dit weekend jongens…’ hoor ik iemand zeggen, en ik zucht. Naast me hoor ik Dewi vloeken, waarschijnlijk omdat ze zich erop had verheugd, net als altijd.
‘We kunnen toch ook gewoon gaan.. We gaan toch niet dood van een beetje regen?’ stel ik voorzichtig voor, maar niemand valt me bij, zelfs Dewi niet.

We zitten op de fiets, op weg terug naar huis. Het is al begonnen met druppelen, en Dewi kijkt met een zuur gezicht naar de donkere wolken.
Ik zucht en probeer iets te bedenken waardoor ik Dewi misschien kan opvrolijken. Plots bedenk ik wat.
‘We kunnen in plaats van survivelen ook gaan logeren’ stel ik voor, en Dewi kijkt me enthouisast aan. ‘Ja! Cool idee’ zegt ze, en ik glimlach. ‘Goed, waar?’ ‘Geen idee, bij jou?’ stelt Dewi voor, en ik knik dat ik het prima vind.
Op dat moment klinkt er getoeter, en ik kijk achterom. Er komt een zwart busje aangereden, over het smalle landweggetje. Ik gebaar Dewi dat ze moet stoppen en aan de kant moet gaan, en Dewi komt snel naast me staan in de berm.
Het busje rijd langs ons, maar 10 meter verder stop het. Verbaasd lopen Dewi en ik ernaar toe, met onze fiets aan de hand.
Het raampje aan de kant van de bestuurder word open gedraait, en er dwarreld een papiertje naar buiten. Ik zet mijn fiets neer, en pak het briefje op. Ik vouw het open, terwijl ik Dewi hoor zeggen dat het busje verder rijd. Ik hoor het busje gassen, en als ik op kijk zie ik dat het busje wegrijd.

Beste Dewi en Aidan,
We hebben jullie onderzoekje gevolgt, en zijn erg onder de indruk van jullie manier van aanpakken, al zijn jullie uiteraard nog bij te spijkeren. Daar willen wij wel iets aan doen. Kom naar het nieuwe winkelcentrum, en vraag aan de balie naar de 20st verdieping, zeg maar dat jullie namens mij komen.
Groeten, mij
P.s: de coödinaten waren: 51° 29' 44" N, 0° 10' 46" W

Ik lees het briefje hard op voor, en Dewi kijkt me verbaasd aan. ‘Gaan we er naar toe?’ vraagt ze, en ik knik meteen enthouisast van ja. Dewi lijkt nog haar bedenkingen te hebben, maar toch gaat ze mee.

We staan voor het grote winkelcentrum, waar we met grote ogen naar staren. ‘Dus daar is het’ zeg ik, en Dewi knikt. ‘Laten we maar naar binnen gaan’ stel ik dan voor, en Dewi knikt opnieuw.
Samen lopen we het drukke winkelcentrum binnen, terwijl ik me probeer te bedenken wie die mysterieuze ‘mij’ was, en waarom hij precies hun zocht. En ik vroeg zich af hoe ‘mij’ de coödinaten wist, die ik vergeten was.
We lopen naar de balie, zoals ‘mij’ ons had gezegt te doen, en ik zeg tegen de man: ‘Hoi… We willen graag naar de 20st verdieping’ De man zijn wenkbrauw schiet omhoog, en hij zegt: ‘de 20st verdieping bestaat niet… Tenzij…’ ‘We komen namens mij’ flapt Dewi eruit, en ze lijkt zich te beseffen hoe stom het klinkt, want ze word rood.
Maar de man lijkt zich plots iets te herinneren en hij pakt de telefoon. ‘De kinderen zijn er, moet ik ze naar boven sturen?’
De man hangt op, en knikt naar de lift. ‘Tik in de lift op deze drie knoppen, snel achter elkaar’ Hij schrijft snel wat op een briefje. ‘Zodra jullie de kans hebben verbranden jullie dit briefje, begrepen?’ zegt hij dan en we knikken beduust.
Samen lopen we naar de lift, waar we op de cijfers 1, 5 en 2 klikken. Er verschijnen letters op het balkje boven de toetsen, waarop staat: welkom Aidan en Dewi, we verwachten jullie al
En daarna komt de lift in beweging.
Na iets wat een uur lijkt te duren, zo nieuwsgierig ben ik, gaat eindelijk het lampje branden, klinkt er een pling en gaan de deuren open.
Op het eerste gezicht lijkt het nog niet zo heel bijzonder, behalve dat je vanuit het raam de hele stad kan overzien. Schijnbaar zijn we nogal hoog, en in de verte zie ik de klok van de Big Ben.
Het lijkt veel op een kantoor, omdat er aan weerzijde een hoop kamers zijn, met bureau’s, en aan het midden van het kantoor, precies tegen over de lift staat een balie. We lopen ernaar toe.
‘Hallo… Wij zijn…’ begin ik, maar de man knikt ons vriendelijk toe en wijst ons een deur, helemaal rechts naast de balie, naar één van de enige kantoors die niet muren heeft van glas.
We lopen ernaar toe, en kloppen op de deur. ‘Kom binnen’ klinkt er van binnen, en zenuwachtig lopen Dewi en ik naar binnen.
We komen in een veel grote ruimte dan we hadden verwacht. In het midden staat een groot bureau, met allemaal papieren erop, en grote computer helemaal rechts op het bureau.
Een lange man met zwart achterover gekamd haar, een scherpe neus met grote ogen, achter een grote zwarte bril. De man heeft een net pak aan, en op het eerste gezicht lijkt hij een beetje op een saaie standaard zakenman. Ik vraag me af wat hij allemaal van ons weet, en hoe, en uiteraard ook waarom.
‘Welkom, ik verwachten jullie al. Alles kunnen vinden?’ zegt de man, en hij steekt formeel zijn hand uit.
Als eerst pak ik die aan, en daarna volgt Dewi aarzelend. ‘Hallo… Ik ben Dewi’ zegt ze, en de man lacht bulderend.
‘Alsof ik dat nog niet weet! Welkom welkom!’ Alle formeelheid is weg, en de man kijkt ons grijnzend aan. ‘Oh, waar zijn mijn manier, ik ben meneer Garrison’ zegt meneer Garrison. ‘Ben jij “mij”ť?’ vraag ik, en meneer Garrison lacht uitbundig en net zo bulderend als zonet. ‘”ťmij”ť is mijn codenaam’ zegt meneer Garrison, ‘maar genoeg over mij…’ meneer Garrison grinnikt om zijn eigen grap. ‘Ik wil het hebben over jullie onderzoek’
‘Maar ga eerst zitten’ zegt meneer Garrison, als hij mij van het ene op het andere been ziet wippen. ‘Oh, nee het is prima. Ik sta liever’ antwoord ik, maar Dewi gaat wel op een stoel zitten.
‘Goed, om te beginnen ben ik benieuwd. Waarom zijn jullie dit onderzoekje gestart?’ vraagt meneer Garrison, terwijl zijn zakelijke ik naar boven komt.
‘Eerst willen wij graag weten waarom u ons bespioneerd’ zeg ik scherp, en meneer Garrison kijkt me inschattend aan. ‘Omdat, ik benieuwd was naar jullie onderzoek, en ik dezelfde vragen heb als jullie’ antwoord hij.
Ik voel me rood worden, een beetje van schaamte dat meneer Garrison ons zomaar bespioneerde, maar ook een beetje uit woede, omdat ik meneer Garrison wel heel zeker van zijn zaak vind.
‘En waarom doet u dat onderzoek?’ vraag ik grommend. ‘Om dezelfde reden als jullie, ik wil de survival club helpen!’ antwoord meneer Garrison. ‘Oh, dus u weet al waarom we ons onderzoek doen!’ zeg ik, terwijl ik me steeds roder voel worden. Wie denkt die man wel dat ie is? Een beetje ons lopen bespioneren!
En dan komt er een vraag in me op, wie is hij eigenlijk?
‘Aangezien u toch al alles van ons weet, heb ik ook wat vraagjes. Waarom moet alles zo geheimzinnig? Hoe weet u dat allemaal? Waar zijn we eigenlijk?’ zeg ik hard, en meneer Garrison lijkt even geschrokken te zijn. Maar hij hersteld zich snel, en hij zegt: ‘ik snap je vragen, maar staat het onderzoek niet boven aan onze prioriteitenlijst?’
‘Nee, niet voor mij’ zeg ik, en ik voel me steeds roder en roder worden. Ik ben me bewust van het feit dat ik nu stil sta, en meneer Garrison doordringend aankijk.
‘Ga zitten Aidan..’ fluistert Dewi, en ze trekt aan mijn shirt, terwijl ze ook is opgestaan. Ze probeert me rustig te krijgen. ‘Nee, ik wil gewoon weten wat er aan de hand is!’ zeg ik hard op, en Dewi zucht, en laat zich mokkend in haar stoel glijden.
‘Goed, je hebt gelijk’ zegt meneer Garrison, en zijn blik verzacht. ‘Kom maar mee, ik zal jullie rondleiden op ons kantoor, het kantoor van de geheime dienst van Londen en omstreken…’


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.