Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Schrijfwedstrijd » Just Family

Schrijfwedstrijd

3 maart 2013 - 14:37

1801

12

616



Just Family

Familie is iets moois. Mensen waarvan je houdt, mensen die voor je klaarstaan. Altijd, overal. Familie is iets puurs, het zit niet in de connecties, maar in je genen. Je kunt op ze rekenen, kunt ze vertrouwen. Familie doet je geen kwaad. Tenminste, zo hoort het te zijn. Familie hoorde just family te zijn.
Met een zucht begroef ik mijn gezicht dieper in mijn sjaal, mijn ogen tot spleetjes geknepen tegen de sneeuw die met grote hoeveelheden uit de hemel viel. De straten waren al voorzien van een dun laagje wit, een glinsterend laagje. De wegen waren glad, daarom ging ik te voet. Niet dat ik ver hoefde, ik hoefde enkel de straat uit te lopen, de grote deuren door te gaan en me bij de balie melden. Dan namen ze me mee naar zo’n klein hokje, een verhoorkamer. Klein, geïsoleerd. Precies zoals ik me al die jaren had gevoeld. En dat moest ik ze gaan vertellen, voor het eerst in mijn leven. Niemand, helemaal niemand wist mijn verhaal. Mijn verschrikkelijke, denigrerende verhaal.
Aan de overkant renden spelende kinderen roepend en lachend voor hun ouders uit. Een moeder, ingepakt met dikke kleding, hand in hand met haar man. Ze lachten, lachten écht. Straalden vrolijkheid uit, vertrouwen. Moed. Het was prachtig om te zien, tegelijkertijd pijnlijk. Nooit had ik kunnen lachen, schreeuwen en spelen. Als kind. Nooit. En dat allemaal door hem.
Ik sloeg de hoek om, richtte mijn blik op oneindig. Direct stuitte ik op het gebouw, zijn gevel voorzien van een reusachtig wapen. De politie. Daar moest ik heen, daar moest ik zijn. Daar moest ik mijn hart luchten, mijn herinneringen delen. Die vreselijke herinneringen aan hem. Ze moesten eruit, vervolgens daar blijven. Ik moest een nieuw levenspad inslaan, voor eens en voor altijd.
Ik hield halt voor de trap. Tweeëntwintig grijze, stenen treden. Twee glazen deuren. Het was nu of nooit. Ik zette mijn voet op de eerste tree, haalde diep adem en sloeg een weg in die ik jaren geleden nooit had durven nemen.
Het vertrek rook naar vanille. Hier en daar zaten mensen op blauwe, stoffen stoelen te wachten. De één met een kop koffie, de ander met een krant en weer een ander met beiden. Het was over het algemeen rustig, los van de heen en weer lopende mannen en vrouwen in uniform. Die blauwe uniformen, die uniformen die hij ook altijd droeg als hij naar zijn werk ging. Ik verachtte ze, had ze tegelijkertijd meer nodig dan wat dan ook. Want bij één of twee van die uniformen moest ik mijn verhaal doen.
Ik liep naar de balie, legde mijn handen er gevouwen op en keek naar de ruimte die zich erachter bevond. Stapels papieren, mappen en formulieren sierden de witte kasten, omgeven door nog meer uniformen, werknemers, mensen die mij gingen helpen. Een gezette, donkere vrouw merkte me op, zei wat tegen haar mannelijke collega en kwam mijn kant op. Ze glimlachte vriendelijk, haar ogen deden vrolijk mee. ‘’Goedemorgen. Kan ik u helpen?’’ Ze keek me vragend aan, mijn zenuwen speelden langzaam op. Knikkende knieën, zwetende handen. ‘’Ja. Ik heb een afspraak met mevrouw Park.’’ Ze knikte, zei dat ze een momentje nodig had en liep weer terug naar de achterliggende ruimte. Daar praatte ze met dezelfde mannelijke collega als daarnet, vervolgens liep deze door een deur een nieuwe ruimte in. Ze kwam naar me terug, zei dat mevrouw Park er zo aan zou komen en dat ik ondertussen kon genieten van een kopje koffie. Ik knikte, bedankte haar en draaide me om. Het koffiezetapparaat stond links in het vertrek, naast een lege, blauwe wachtstoel. Prima. Ik liep ernaartoe, pakte een bekertje – zo één van plastic die je overal tegenkwam – en maakte een cappuccino. Daarna nam ik plaats in de stoel en wachtte ik. De tijd tikte door, iedereens leven ging verder. Dat van mij stond nu op pauze, wachtte op zijn nieuwe wending. Mijn oude weg was afgesloten, ik zou nooit meer terug kunnen. Had ik dat toen maar geweten, dan had ik het veel eerder gedaan. Maar ik was jong, naïef. Bang, dat vooral. Tik, tik, tik, deed de klok. De tijd kroop voorbij, het duurde me allemaal veel te lang.
‘’Mevrouw Castle?’’ Ik richtte mijn hoofd, keek het vertrek rond. Algauw vond ik de persoon waar de stem van afkomstig was, zij die mij ging helpen voor eens en voor altijd een einde te maken aan mijn jeugdige hel. Ik stond op, liep naar haar toe en gaf haar een hand. Haar blonde haren waren opgebonden in een paardenstaart, haar bruine ogen lachten me toe. Daarbij kreeg ze kuiltjes in haar wangen, haar dunne lippen vormden een glimlach.
‘’Fijn dat u kon komen. Volgt u mij, alstublieft.’’ Ze draaide zich om, liep naar een witte deur en opende deze. Ik volgde haar op de voet, zij betekende meer voor mij dan ze zich ooit zou kunnen bedenken. De deur viel achter me in het slot, met een definitieve klik. De gang die zich voor me uitstrekte was lichtblauw, met aan beiden kanten allemaal deuren. Ze waren symmetrisch, donker groen. Verhoorkamers. De vrouw maakte de derde deur van links open, liet mij met een gebaar haar voorgaan.
Het vertrek was klein. Klein en donker. Geïsoleerd. Het was best wel eng, maar ook wel weer prettig. Nu was ik er tenminste zeker van dat ik mijn herinneringen hier kon laten, dat ze hier opgesloten zouden blijven. Ze zouden hier sterven.
‘’Gaat u zitten,’’ zei ze met een zachte stem. Ik knikte opnieuw, nam plaats aan de eikenhouten tafel die voorzien was van twee stoelen. Ze ging tegenover me zitten, haar blik ving de mijne en ze glimlachte. ‘’Ik vind het ontzettend dapper dat u hier bent gekomen. Het is niet niks, aangifte doen.’’ Ik knikte, sloeg mijn ogen neer en concentreerde me op mijn eigen adem. ‘’Nee, dat klopt,’’ antwoordde ik volslagen overbodig. Ze wist het, ik hoefde dat niet te bevestigen.
‘’Heeft u het formulier al ingevuld?’’ Het formulier. Ja, die had ik ingevuld. Ik knikte, opende mijn jas en haalde het opgevouwen formulier uit mijn binnenzak, waarna ik het aan haar gaf. Ze keek er even naar, knikte goedkeurend en legde het toen op de hoek van de tafel. Ze leunde wat naar voren, schraapte haar keel en keek me met een serieuze en toch vriendelijke blik aan.
‘’Uw verhaal zal ons helpen en zal uzelf helpen. Misschien dat het zelfs anderen helpt. Als we die man op kunnen sluiten, zal hij geen gevaar meer kunnen vormen, voor helemaal niemand.’’ Ik knikte kort, als teken dat ze verder kon gaan. Ze nam haar tijd, alsof ze wilde dat ik die informatie even tot me nam, het even liet bezinken, maar natuurlijk was ik allang op de hoogte.
‘’Goed. Zal u mij precies willen vertellen wat er is gebeurd?’’ Ik knikte, vouwde mijn handen onder de tafel in elkaar en kneep steeds harder naarmate mijn verhaal verliep.
‘’Ik was acht jaar oud toen het begon. Mijn vader, moeder en ik woonden met zijn drieën als perfect gezinnetje hier in de buurt. Het huis was mooi, mijn kamer was mooi. Ik vond het er leuk, was er graag. Naar school gaan vond ik ook geen probleem, ik had zat vriendinnen en het was altijd super gezellig in de klas. Gepest werd ik ook niet, helemaal nooit. Het was ongeveer drie weken na mijn achtste verjaardag, toen mijn moeder thuiskwam van haar werk als journalist en ze vertelde dat ze op reis moest, voor een heel jaar. Ik vond het verschrikkelijk, mijn vader vond het verschrikkelijk. We zouden haar ongelooflijk gaan missen. Een week later vertrok ze, we zwaaiden haar uit op het vliegveld. Daarna gingen mijn vader en ik samen naar huis, verdrietig maar toch opgelucht dat we nog samen waren. En dat ze over een jaar terug zou komen-‘’ Een snik verliet mijn keel, mevrouw Park keek me medelevend aan. Ik richtte mijn blik weer op de tafel en praatte verder.
‘’Diezelfde avond kreeg mijn vader te horen dat het vliegtuig van mijn moeder neer was gestort. Er waren geen overlevenden. Het was verschrikkelijk en hoewel ik nog maar acht jaar oud was, wist ik precies wat dat betekende. Mama zou nooit meer terug komen, ik zou voor altijd alleen blijven wonen met papa. Nooit meer mama. Vanaf toen mocht ik elke avond bij mijn vader in bed slapen, knus tegen hem aan. Ik vond dat fijn, voelde me beschermd naast hem. Op school ging het ook slechter na het verschrikkelijke nieuws. Ik was niet meer zo’n enthousiast kind, ik wilde niet meer spelen. Ik wilde niet meer eten. Eigenlijk wilde ik helemaal niets. Alleen thuis deed ik mijn best, voor mijn vader. En toen, ongeveer een week na het nieuws, was de eerste keer dat het gebeurde. Mijn vader en ik zaten samen op de bank televisie te kijken, één of andere film. Toen vroeg hij me wat ik het meest aan mijn moeder miste. Ik vertelde hem, dat ik het voorlezen miste. Dat wilde hij best doen, zei hij, als ik hem ook hielp met iets wat hij zo miste aan mijn moeder. Wist ik veel, ik was acht! Wie vraagt zijn achtjarige dochter nou zoiets? ‘’ Ik schudde mijn hoofd, tranen liepen inmiddels langs mijn wangen. Mevrouw Park gaf me een zakdoek, waarmee ik de tranen die maar bleven komen weghaalde. Tranen van verdriet, maar vooral van woede. Woede om mijn vader, woede om zijn daden.
‘’Hij liet me vreselijke dingen doen. Het begon met handwerk, later werd het steeds meer. Ik moest het ding in mijn mond nemen, moest woordjes fluisteren en kreunen. Uiteindelijk ging hij zelfs in me, kwam hij in me. Ik voelde me vies, het deed pijn. Ik zei dat ik het niet meer wilde, maar hij zei dat het heel normaal was. Zelfs als ik zei dat hij dan niet meer voor hoefde te lezen, moest ik alsnog doorgaan. Ik durfde het niemand te vertellen, ik schaamde me ervoor. Op mijn tiende ben ik bij mijn tante gaan wonen, omdat zij zag dat het niet goed ging. Mijn vader kwam me elke week opzoeken, ik wilde hem alleen niet zien. Mijn tante wist niet waarom en accepteerde dat. Hij heeft mijn hele leven aangetast. Hij heeft mijn hele jeugd verpest. Ik ben nu getrouwd en zelfs de seks met mijn man vind ik moeilijk door hem!’’ Mijn stem was gebroken, mijn hele lichaam trilde. Alle herinneringen brandden zich op mijn netvlies, als monsters en als vergif. Ze brandden mijn gevoel weg, brandden alles weg.
Mevrouw Park kwam naast me zitten, nam me in haar armen. Ze knuffelde me, zweeg. Ze had geluisterd, ging me helpen. Ik was haar eeuwig dankbaar. Het feit dat mijn vader opgesloten zou worden, luchtte enorm op. Eindelijk kon ik een nieuw leven beginnen. Dit achter me laten.
Eindelijk.


Reacties:

1 2 3

Malfoy
Malfoy zei op 9 april 2013 - 7:14:
Jeetje wat gaaf geschreven... Ik ben er stil van!


DjMalikjuh
DjMalikjuh zei op 8 april 2013 - 23:54:
Drie letters: W.O.W.


Chrissy
Chrissy zei op 11 maart 2013 - 20:02:
Wow. Wauw. Wuw. Wowie.
Awesome. Dat is het enige woord dat ik hiervoor kan verzinnen!
Adfghjklsghdgdjhdgdjgjd

Kusss


HermoineG
HermoineG zei op 5 maart 2013 - 22:51:
Ik heb geen idee wat voor schrijfwedstrijd dit is, maar ik hoop dat je hem wint! Vast wel, met zoiets moois!
Je beschrijft zoveel details, waardoor het heel levendig wordt.
Verdikkempie, zit hier gewoon met tranen in mijn ogen te typen. Echt fantastisch geschreven...

x


Ims
Ims zei op 3 maart 2013 - 19:05:
dit is zo mooi geschreven!!
je weet hoe je de emotie moet beschrijven.
Je gaat ook echt meeleven met de hoofdpersoon.
Als jij niet gaat winnen eh...