Hoofdcategorieën
Home » One Direction » Kamer 427 » 1.
Kamer 427
1.
Het was donker in zijn kamer. Aardedonker, pikzwart. Ondoordringbaar. Hij herkende het. Hij ademde het in, hij rook het, hij zag het, hij hoorde het. Hij was het. Zo voelde het. Op den duur wel. En voor hem duurde het. Al eeuwen. Millennia, dacht hij, soms, als hij in bed lag en naar het donkere plafond staarde. Als hij luisterde naar de kreten van andere bewoners, zich afvroeg wat zij er deden. Wat met hen gedaan werd. Of ze er net zolang zaten als hij, of langer, of korter. Wat ze gedaan hadden. Hoe oud ze waren. Hoelang het donker nog voort zou duren.
Hij was onsterfelijk.
Hij was hij, zoals hij altijd al geweest was. Hier, in het donker, maar ook in het licht en buiten en op de bank bij zijn ouders. Toen hij nog krullen op zijn hoofd gehad had, nadat ze zijn krullen weggeschoren hadden. Nu ook nog, met de half terug gegroeide plukken bruin haar. Hij wilde dat het weer zo lang werd als het vroeger geweest was, maar zijn ouders betaalden braaf elk kwartaal de kosten voor de kapper. Niet vrijwillig, natuurlijk niet vrijwillig. Het zou hen verrotten of het haar van hun zoon wel of niet geknipt werd, maar het was verplicht. De ouders moesten een bijdrage leveren aan de kinderen in de gevangenis. Anders zwaaide er wat. Wat er precies zou zwaaien, dat wist Harry niet en stiekem hoopte hij het nooit te hoeven ondervinden, want hij kon zich niet voorstellen dat het prettig was. Hij zat niet voor niets gevangen.
Misschien zouden ze hem wel gewoon ophangen. Een dodelijke injectie geven. Hem van het dak gooien, in een bad met zoutzuur stoppen of laten verhongeren. Eigenlijk maakte het niet uit, want hij wist dat zijn ouders zouden betalen en dus waren er geen problemen. En werd hij elk kwartaal geknipt.
Lang haar zat er dus niet in. Ook niet als hij gilde of schreeuwde of krabbelde. Het enige effect dat dat had, was dat hij een spuitje in zijn arm kreeg.
Zoals altijd.
Hij vroeg zich af waarom ze dat niet bij de anderen deden. Ze schreeuwden zo. Hielden hem de hele nacht wakker met hun gekrijs. Eindeloos. Ondoordringbaar. Maar, wat het allerergste was: zo eentonig. Nooit een melodietje, nooit iets interessants.
Hij begon te neuriën. Zachtjes, in zichzelf en steeds harder. Een liedje van de radio. Van vroeger. Hij had al jaren geen radio meer gehoord. Waren het jaren? Of maanden. Dat sowieso, en zijn haar was al zes keer geknipt, dus moest hij er al anderhalf jaar zijn. ‘De kapper komt eens in de drie maanden,’ had hij de vrouw tegen zijn ouders horen zeggen. Cruciale informatie. Oké, dan ga ik ermee akkoord dat mijn zoon naar uw gevangenis gaat: u heeft immers een kapper.
Ach.
Wat maakte het hem nog uit?
Vrij weinig, als hij eerlijk was. Maar eerlijk was hij niet. Meestal niet. Ook niet tegen zichzelf. Misschien maakte het hem juist wel uit. Maakte het hem iets uit? Wel, niet, wel, niet.
Zijn vingers trommelden op de houten rand van zijn bed. Tik, tik. Wel – niet. Jawel, maar toch niet. Hij glimlachte, neuriede verder. De tekst van het liedje was hij vergeten, allang, maar de melodie was wonderbaarlijk genoeg in zijn hoofd blijven steken.
Of niet.
Misschien had haar het wel verzonnen.
Wat maakte het hem nog uit?
Het meisje in de kamer naast hem begon te gillen. Alweer. Dat deed ze al sinds Harry gevangen zat, en daarvoor waarschijnlijk ook. Elke nacht, elke dag. Alsof het verschil zou maken. Alsof er iemand zou komen. Niemand kwam. Haar moeder niet, haar vader niet. De bewakers niet. Niemand, want ze waren alleen. Ze zouden altijd alleen zijn. Dat hoorde erbij: het krijgen van bezoek was niet toegestaan. Daarbij kwamen de meeste gevangenen niet uit Schotland en hadden de ouders geen geld om helemaal op bezoek te komen. En de vrienden waren hen intussen allang vergeten, dat was een ding dat vast stond. Niemand wilde bevriend zijn met ex-gevangenen.
Hij gilde terug.
Ze hield stil, heel eventjes, hervatte toen. Kort, heel eventjes.
‘Hallo?’ vroeg hij. Het bleef stil. Doodstil.
Nou ja, op het gegil van de andere gevangenen na. Maar dat was relatief ver weg. Een achtergrondgeluid. Irrelevant.
Ze krijste weer. Hoog, schel. Kort.
Hij kroop uit zijn bed, gleed onder de dekens vandaan. Zijn dunne pyjama hield de kou maar met moeite op afstand en hij rilde. Ze hadden geen verwarming. Wel een kapper, geen verwarming. Te duur. Ach.
Op zijn tenen, zodat zijn voeten de betonnen vloer zo weinig mogelijk aanraakten, begaf hij zich richting de muur. Het was een afstand van hooguit een meter, want de kamers waren klein. Althans, zijn kamer was klein. Hij had nooit geprobeerd de kamer van andere gevangenen te betreden.
Zijn lichaam plaatste hij tegen de muur, helemaal, alsof hij hoopte erdoorheen te kunnen diffunderen. Passief. Gewoon, zomaar erdoorheen. Alsof het niets was. Zonder energie te verbruiken. Gewoon, zomaar, door de wand heen. Dat probeerde hij.
Het lukte hem niet. Natuurlijk lukte het hem niet, dus nam hij er genoegen mee zijn oor tegen de muur te leggen. Te luisteren naar het meisje aan de andere kant. Haar gegil, haar geschreeuw, gepraat of desnoods gehuil. Haar stem.
Er kwam geen geluid vanaf de andere kant van de muur. Helemaal niets. Nog harder drukte hij zijn oor tegen de muur. Kon hij niet diffunderen, zou hij zichzelf er actief doorheen persen. Met muur en al zou hij haar kamer binnenvallen, brokstukken om zijn oren vliegend. De wind zou door zijn lichtgroene pyjama waaien, het stof zou hem doen hoesten en dan zou hij lachen, en dan praten met het meisje aan de andere kant van de muur. Ze zou niet meer eenzaam zijn. Nooit meer. En hij ook niet.
Er gebeurde niets. Er kwam niet eens geluid.
De jongen hief zijn hand op, legde die tegen de ijskoude muur. Vlak. Zijn vingers gespreid. Alsof hij helderziend was, of een wandfluisteraar, maar dat was hij niet. Hij was een eenzame gevangene ergens in het noorden van Schotland en hij bezat geen superkrachten. Hij voelde alleen de kou via zijn vingers door zijn lichaam heen trekken. Langzaam hief hij zijn handpalm op, nog steeds met gespreide vingers. Hij had zijn spieren zo strak aangespannen dat zijn vingers een beetje naar achteren helden.
Vervolgens zond hij zijn hand met een flinke vaart tegen de muur. Hard. Het deed pijn, een beetje, maar daar ging het niet om. Er klonk een klap. Gebonk. Hard, en dat was precies wat hij wilde bereiken.
Nieuwsgierig legde hij zijn oor weer tegen de muur, wachtte een reactie af, maar die bleef uit. Geen gegil, geen gehuil en zelfs geen klap terug.
Er was niets. Helemaal niets.
Verslagen begaf hij zich terug naar zijn bed, kroop weer onder de deken en rolde zich helemaal op. De kou van het beton was in hem gekropen, had bezit van hem genomen en hij kon het niet wegdenken. Zowel de kou als de nieuwsgierigheid brandden in zijn binnenste. Duizenden vragen spookten door zijn hoofd. Hij wist dat het donker hem geen antwoorden zou bieden, maar hij kon simpelweg niet ophouden met malen.
Dus lag hij bibberend bed, stilletjes hopend dat de slaap hem zou komen halen, maar het kwam niet. Het kwam niet.
Het kwam niet.
Reacties:
Aswesome <3
Enne sorry dat ik niet reageerde. Mijn opa is overleden dus zit in een dip..
Xxx
Dit is de eerste Fanfic die ik ga lezen, want deze is nog maar
net begonnen. ^^ En je inleiding sprak me aan.
Ik weet niet precies wát ik verwacht had, maar ik vind het leuk
dat je Harry als hoofdpersoon hebt gekozen voor een gevangenisverhaal.
Daar komt vast wat leuks uit!
Ik vind je echt goed schrijven.
gemiddeld heb gelezen.
Dus. Ik ga snel verder!
Dus. Dit wordt weer net zo awesome als schaakspel. Denk ik. Er gaan vast mensen dood. Of. Het is gewoon zo'n mindfuck verhaal. Of. Iedereen leeft nog lang gelukkg.
En die gevangenis deugd niet helemaal, denk ik. En. Dat meisje zit ik kamer 427? Hmm, ik ben benieuwd. (:
Jij houdt van reacties dus jij krijgt reacties!
Het was wel even wennen in het begin, die korte zinnetjes, de losstaande woorden, maar I like it! Ik word die kamer helemaal ingetrokken en het brengt je dichter bij de persoon. Je begrijpt hem beter.
Super leuk geschreven!
Dan ga ik nu naar mijn tentamentje, en dan lees ik daarna nog een hoofdstukje en krijg jij weer een reactie! ^^