Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » De Hongerspelen » De 73ste Hongerspelen (Jelmer en Miranda) » 4-De eerste trainingsdag

De 73ste Hongerspelen (Jelmer en Miranda)

30 maart 2013 - 17:53

2199

0

241



4-De eerste trainingsdag

In dit hoofdstuk is Jelmer weer aan de beurt.

Vergeleken met de slaapvertrekken stelt de trein niks voor. De kamer is twee keer groter dan de wagon, met een gigantisch hemelbed en met de vreemdste technologieën. Je kan eten bestellen via knopjes aan de muur, er is een gigantische tv die vanaf afstand bediend kan worden. En dan heb je het nog niet over de douches. Jelmer heeft ze nog niet uitgeprobeerd, want hij heeft geen flauw idee waar al die verschillende knoppen voor dienen. Veel tijd heeft hij ook nog niet door kunnen brengen in zijn nieuwe, tijdelijke huis. Na de Parade heeft hij wat eten bestelt en is direct naar bed gegaan. De volgende ochtend moest hij er al vroeg uit voor een gesprek met Hank en de eerste training. Zo erg is Hank eigenlijk niet. Hij is streng en kijkt vrijwel altijd nors uit zijn ogen, maar hij is een goede mentor. En dat is precies wat ik nodig heb, denkt Jelmer. Miranda heeft hij nauwelijks gesproken sinds de treinrit. Aan de ontbijttafel heeft hij geprobeerd een gesprek aan te knopen, maar tevergeefs. En Paulin had opeens verassend veel aandacht voor hem. Die twee zijn op iets uit. Maar wat dat is kan Jelmer niet zoveel schelen. Hij heeft meer aan het uitbouwen van zijn sterke punten dan het ontrafelen van die van Miranda. En dat vind Hank ook. Volgens zijn mentor kan hij het best gevaarlijk overkomen. Nors kijken en stil blijven. Mysterieus. Dat was vast en zeker ook de aanpak van Hank, die gedraagt zich tenslotte nog steeds zo. Tijdens de Parade, waar hij verkleed was als graanboer, had hij dus ook stil voor zich uit gekeken. Hij had uitdagend gekeken naar de menigte, dat was immers wat Hank hem aanraadde. Miranda was compleet het tegenovergestelde. Zij had vrolijk staan zwaaien naar het publiek, met een brede glimlach op haar gezicht terwijl Jelmer niet eens wist dat ze überhaupt kon glimlachen. Ze waren vast een vreemd duo in hun kar. Maar de Parade is verledentijd. Nu staart Jelmer naar de schietschijf voor hem. Alle tributen zijn in de trainingszaal waar ze de komende week zullen trainen voor de spelen. Hank had hem verteld dat hij het beste overlevingstechnieken met vechten kon combineren. De eerste twee dagen een beetje dit, een beetje dat, en dan de laatste dagen specialiseren. Alhoewel boogschieten hem niet bepaald handig leek voor in de spelen, aangezien de boog daar een zeldzaam wapen is, kon hij het niet laten het eens te proberen. Trouwens, hoeveel lol zal hij nog hebben in zijn leven? Miranda is uiteraard weer overdreven afstandelijk. Ze staat een paar tien meter verderop bij het onderdeel vuur maken. Jelmer negeert haar en laat zijn eerste pijl gaan. Hij slaat precies naast het doel in. Niet slecht voor het eerste schot vanaf 10 meter. ‘Nee, nee, jongen. Je moet je arm zo houden.’ De begeleider stuurt zijn arm een beetje bij totdat die volgens hem goed staat. ‘Zo, en nu nog eens’, zegt de begeleider als hij zijn arm loslaat. Jelmer laat de pijl gaan. Hij slaat in de buitenste ring in. Ik leer snel, denkt Jelmer tevreden. Zijn volgende vier pijlen raken bijna allemaal het doel. Twee in de buitenste ring, een naast het doel en een, tot Jelmer’s grote trots, in de ring naast de midden. Jelmer schiet nog een paar keer, met een vergelijkbaar resultaat. Hij is de enige tribuut bij het boogschieten. Zijn begeleider knikt goedkeurend als hij het resultaat ziet. ‘Je leert snel, jongeman. Blijf oefenen en je schiet ze allemaal neer voordat de eerste week voorbij is.’

De rest van de dag probeert Jelmer van alles uit. Hij oefent in zwaard vechten, wat hem vreselijk slecht afgaat, probeert de stormbaan, neemt wat lessen in vuur maken, strikken zetten en allerlei andere overlevingstechnieken. Maar hij let vooral op de andere tributen. Ken je concurrenten, blijft in zijn hoofd rondspoken. De meeste zijn niet veel bijzonders, maar er zijn er ook een paar bij die zijn aandacht trekken. Waaronder de Beroeps uit district een, twee en vier, uiteraard. Ze zijn stuk voor stuk groot, of sterk, of gevaarlijk, of allemaal in een. Alleen de jongen van een en het meisje met het rode haar uit twee zien er minder dreigend uit. De tributen die zich tijdens de boete vrijwillig aanboden blijken inderdaad de sterkste te zijn. Ook de tributen van elf vragen om zijn aandacht. Niet omdat ze er gevaarlijk uit zien. Integendeel. Een van hen is een twaalfjarig meisje met een korte bos lang, rood haar. De ander is lang en gespierd, maar is vreselijk zorgzaam voor zijn medetribuut. Hij begeleid haar overal bij en heeft een geruststellende blik. Jelmer kan duidelijk zien dat ook het meisje zich op haar gemak voelt bij hem. Of hij is inderdaad aardig, of hij kan heel goed toneelspelen, bedenkt Jelmer. Hij kan zich moeilijk voorstellen hoe deze jongen een klein, broodmager meisje van twaalf bruut zou afmaken. Geen goede reclame tegenover de Beroeps. Geen wonder dat ze naar hem kijken alsof hij hun avondeten is. Jelmer ziet hoe de tributen van vier met elkaar fluisteren. De jongen lacht zachtjes. Het meisje van elf staat nu bij het boogschieten. De Beroeps lachen allemaal intimiderend als haar pijl ver naast het doel inslaat. Haar gezicht wordt net zo rood als haar haren. ‘Ach, ga toch een ander vervelen’, roept haar medetribuut kwaad in hun richting. De jongen van twee komt op hem afgelopen. De anderen Beroeps volgen hem. Ze zijn ongeveer even groot, maar de jongen van twee ziet er sterker en gevaarlijker uit. ‘Wat wil je eraan doen dan, elf?’ Jelmer krijgt bewondering voor de jongen als hij niet terugdeinst. Hij kijkt de Beroeps strak aan als hij antwoord. ‘Niks, aangezien jullie haar toch wel bruut zullen vermoorden in de arena. Maar laat haar nu Krat, oké? Ze heeft niks tegen jullie gedaan.’ Krat, zoals de jongen van twee blijkt te heten, haalt nonchalant zijn schouders op. ‘Wat jij wilt joh, maar hoop niet teveel. Ze haalt de eerste dag toch niet. Jullie allebei trouwens.’ Het meisje uit elf kijkt snel de andere kant op. Ze wilt hier het liefst buiten blijven. Hannah, de tribuut uit district een, valt hem bij. ‘Je kan haar wel zo stoer blijven verdedigen, maar uiteindelijk zal je toch je eigen hachje proberen te redden. Zo gaat het altijd.’ De jongen loopt kwaad op haar af. Hij dreigt haar bijna vast te pakken. ‘Nu moet je eens goed luisteren, jij…’ Hannah maakt zich al gereed voor een gevecht, maar de Beroeps van district vier komen tussenbeiden. ‘Laat hen nou Han, we mogen niet vechten in voordat de Spelen gaan beginnen’, begint de jongen en hij trekt haar weg. Hannah stribbelt wild tegen. ‘Laat me nou, Vince. Dan kan ik dat arrogante district elf een lesje leren.’ Jelmer ziet vanuit zijn ooghoek dat een van de begeleiders aanstalten maakt om er iets aan te doen. Maar het is al niet meer nodig. De Beroepstributen hebben zich weer teruggetrokken. Krat, Vince, Hannah en de anderen mompelen nog wat tegen elkaar. De jongen van elf probeert het meisje gerust te stellen.
Jelmer gaat gauw weer verder met zijn strikken.

Tegen vieren is de trainingsdag afgelopen. De tributen lopen naar de eetzaal toe voor hun avondeten. Jelmer probeert Miranda te vinden, maar ze is nergens te bekennen. Misschien is ze al meteen vertrokken. Of ze is naar haar kamer. Geen slimme actie. Ze zou toch een beetje aan moeten komen voor de Spelen. Jelmer baart zich zorgen om haar. Ze sluit zich zo vreselijk af. Bij Lann had dat nooit goede redenen. Als er iets mis was, sloot hij zich op in zijn kamer of verstopte zich op de akker. Jelmer wil Miranda op zijn minst troosten, of helpen deze rotspelen door te komen. Maar zo geeft ze hem geen schijn van kans. Als hij in de eetzaal aankomt verdwijnen al zijn zorgen over Miranda. Uitgehongerd als hij is valt hij meteen op het feestmaal aan. Hij zit alleen aan tafel. Hank, Paulin en Miranda zijn er niet. Misschien eten ze ergens anders. Markus is er ook niet. Misschien is hij nog steeds kwaad om mijn brutale opmerkingen, denkt Jelmer grinnikend. Net goed. Terwijl hij een grote hap kippenpastei in zijn mond propt bekijkt hij de andere tributen. De Beroeps zitten gezamenlijk aan een tafel te eten, praten en te lachen. Waarschijnlijk roddelen ze over de ‘zwakke’ concurrentie, vermoedt Jelmer. Op school zouden zij een stereotiep stel tieners hebben gevormd. Hier vlak voor de Spelen is het alleen maar intimiderend. Net als Jelmer de laatste hap pastei neemt staat Hank naast hem. Hij grist het bord voor zijn neus weg en wenkt hem. Met zijn norse stem zegt hij; ‘meekomen. We hebben wat te bespreken.’ Jelmer kijkt hem verontwaardigd aan. ‘Ik ben aan het eten. Kan dat niet later?’ Geïrriteerd grijpt Hank zijn arm beet en sleurt hem van de bank af. ‘Eten kan later. Praten moet nu.’ Daarmee is dan ook alles gezegd. Jelmer sputtert niet tegen. Zijn mentor zal wel weten wat hij doet. Hank sleurt hem mee naar een willekeurige, lege kamer en duwt hem in de bank. Net als de bank in het Gerechtsgebouw is ook deze met fluweel bekleed. De zachte ondergrond maakt Jelmer slaperig, maar hij beseft dat dit nu niet het moment is om lui te zijn. Hank neemt plaats in de sofa tegenover hem en vouwt zijn handen in elkaar. ‘En? Hoe ging je eerste training? Heb je mijn raad opgevolgd? Hoe zijn de andere tributen?’ Jelmer onderdrukt een vermoeide zucht. ‘De training ging goed. Ik heb van alles uitgeprobeerd en blijk het best met een boog overweg te kunnen.’ Rimpels vormen zich in het voorhoofd van Hank. Ze zijn nog net te zien achter zijn vette, zwarte haren. ‘De boog? Niet bepaald een goed wapen om mee overweg te kunnen. Het is natuurlijk geweldig om van afstand af te kunnen rekenen met de concurrentie, maar een boog is zeer zeldzaam en moeilijk te bemachtigen in de Spelen. Weet je zeker dat dit jou wapen is?’ Jelmer wordt ongerust. Hank heeft gelijk. De boog is geen makkelijk wapen in de Spelen. Vechten zal moeilijk worden in de Spelen als hij geen boog bemachtigd. ‘Nou, ik zou nog altijd een boog kunnen maken’, oppert hij, maar Hank wuift zijn idee al weer weg. ‘Daar zou ik maar niet al te zeker van zijn. Wat nou als de Spelmakers je in een dorre woestijn droppen? Of op een kale ijsvlakte. Dan is er geen hout voor een boog. En waar wil je een pees vandaan halen? Of pijlen? Nee, dat gaat niet werken. Een slagwapen is altijd het beste.’ Jelmer gaat ongemakkelijk verzitten. ‘Nou, zo erg slecht gaat het met een slagwapen ook weer niet. Bovendien zijn niet al mijn tegenstanders goede vechters. En ik kan ook een defensieve strategie gebruiken. Wachten totdat de laatste tributen over zijn. En dan mijn kans pakken. Tegen die tijd zal ik wel sponsors hebben die me van een wapen kunnen voorzien.’ Hank knikt. ‘Dat klopt. Er zijn ook andere strategieën. Maar onthoud dat dit in strijd is met je indruk op de sponsors. Bovendien is de kans groot dat je oog in oog komt te staan met een Beroepstribuut naarmate het einde nadert. Dan heb je een wapen nodig.’ Hank legt zijn handen op zijn schoot en gaat verzitten. ‘Dus zorg dat je een wapen vind. En denk aan je strategie.’ Jelmer zwijgt en knikt alleen maar. Het blijft even stil. ‘En de concurrentie?’, vraagt zijn mentor dan. ‘Hoe is die?’ Eindelijk een onderwerp waar Jelmer over kan spreken. ‘De meesten vallen wel mee. Ik denk dat ik die wel aankan, als het erop aankomt. De Beroeps vormen uiteraard een grote bedreiging. Alleen het meisje uit twee lijkt me niet erg gevaarlijk.’ De blik in Hanks ogen veranderd. Hij kijkt Jelmer doordringend aan als hij antwoord geeft. ‘Pas op Jelmer. Dat kan ook een strategie zijn. Sommige tributen komen expres slecht over, zodat de andere tributen hen links laten liggen. Tegen het einde blijken het ineens meedogenloze moordenaars te zijn. Johanna Mason is daar een goed voorbeeld van.’ Jelmer haalt zijn schouders op. ‘Waarom zou een Beroeps doen alsof ze zwak is? We weten toch al dat ze waarschijnlijk getraind is?’ Hank knikt, maar zijn blik veranderd niet. ‘Toch moet je waakzaam blijven. Niets is wat het lijkt. Maar goed, is je nog meer opgevallen?’ Jelmer schudt zijn hoofd. Zijn opmerking over de tributen van elf verzwijgt hij. Daar heeft hij toch niks aan. ‘Ik heb wel een vraag.’ Hank spreidt zijn armen open. ‘Vraag maar raak. Daar ben ik je mentor voor.’ Jelmer aarzelt even voordat hij zijn vraag stelt. ‘Miranda is wel heel erg afstandelijk. Ik maak me zorgen om haar. Als ik de Spelen niet overleef, wil ik dat zij het overleefd. Maar volgens mij is ze compleet verkeerd bezig.’ Hank kijkt hem met een boze blik aan. Jelmer heeft meteen spijt van zijn vraag. ‘Naastenliefde is geen goede eigenschap in de Spelen Jelmer. Let alleen op haar zwakke punten, observeer haar, ken je concurrentie. Verder moet je haar negeren. Vergeet haar. Jelmer knikt. Maar hij weet dat hem dat nooit zal lukken.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.