Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » De Grijze Jager, deel 12. » Hoofdstuk 3.

De Grijze Jager, deel 12.

13 april 2013 - 15:33

1483

1

516



Hoofdstuk 3.

Naëlle werd wakker door de zon op haar gezicht. Hij scheen precies door een kier in de luiken in haar ogen. Kreunend draaide ze zich om in haar bed. Ze probeerde nog wat te slapen. Maar nu ze eenmaal wakker was kon ze de slaap niet meer vatten. Ze luisterde naar de regelmatige ademhaling van haar moeder, jongere broertje Carlo en zusje Alena. Haar vader was er niet. Die was verdwenen toen ze een jaar of zeven was. Carlo was toen bijna vijf, en Alena was drie. Die twee konden hem niet meer zo goed herinneren, ze waren te jong. Naëlle daarentegen wel. Ze herinnerde zich een lange man met donker haar, en lachende ogen.
Op een dag was hij weg. Zomaar verdwenen. Vroeger dacht ze vaak dat papa alleen maar op reis was, dat hij ooit terug zou komen. Maar dat was vroeger. Nu was ze vijftien. Ze geloofde allang niet meer dat hij opeens op de stoep zou gaan. Misschien dat hij ergens overvallen was en vermoord. Of hij was er gewoon met een andere vrouw vandoor gegaan, dat kon ook. Hij had hen in ieder geval in de steek gelaten, vrijwillig of onvrijwillig. Het lukte haar en haar moeder met moeite om de boerderij op orde te houden. Ze redden het maar net. Maar nu redden ze het helemaal niet meer. Haar moeder was ziek. Ze had iets aan haar botten of zoiets. Ze was vaak ongelofelijk stijf en kon op sommige dagen amper opstaan. Dus zijzelf haar broertje en zusje moesten voor de boerderij zorgen. Carlo was dertien, hij kon al fatsoenlijk meehelpen. Maar Alena was tien, bijna elf. Naëlle zou haar nooit echt zwaar werk kunnen opleggen. Alena was klein, tenger en ziekelijk. Alena raapte de eieren in het kippenhok, en godzijdank had hun moeder haar op haar betere dagen leren koken. Zo hielden ze zich nog maar net staande. Maar de oogst was vorig jaar mislukt. En dit jaar ging het weer de slechte kant op. Vorige winter leden ze honger. Alena huilde nachtenlang van de honger. En haar moeder kreeg het ongezonde uiterlijk van een mollig iemand die sterk vermagerd is. Met haar ziekte ging het ook slechter. Haar betere dagen werden minder. Steeds vaker kon ze zelfs niet meer dan alleen half rechtop in bed zitten. Volgens de plaatselijke heelmeester, een norse, oude man, moest ze goede medicijnen hebben. Maar daar hadden ze geen geld voor. Ze hadden niet eens geld om zich fatsoenlijk te kleden. Alle kleren waren vele malen hersteld. Dat was wat haar moeder deed. Hun kleren naaien. Meer kon ze, hoe graag ze ook wou, niet doen.

Naëlle zuchtte en ging rechtop zitten in bed. Wat had het voor zin om te peinzen aan iets wat je toch niet kon veranderen? Ze stond op en liep op haar tenen naar de gammele houten kast. Haar blote voeten maakten bijna geen geluid op de houten vloer. Ze opende de kastdeur en trok een schone tuniek aan. Daaroverheen nog een bruin- wollen vest. Ook trok ze haar zacht-leren laarzen aan. Van de plukken haar rond haar gezicht maakte ze twee vlechtjes, die ze aan de onderkant vastmaakte met twee stukjes leer. De vlechtjes vielen achter haar oren, zo had ze geen last van haar in haar gezicht.
Stil liep Naëlle de houten trap af. Ze liep de kleine woon en eetkamer door tot de voordeur. Daar pakte ze een jachtboog en een koker pijlen uit een schamel kastje. De koker hing ze over haar schouder en de boog kwam er overheen. Ze opende de deur en ging naar buiten.
Hun boerderij stond net buiten het dorp Armele. Het was een klein onbeduidend dorp in een uithoek van Redmont. Het grensde aan een bos, zoals de meeste plaatsen in Araluen. En een paar kilometer verder begon de Vlakte der Eenzamen.
Het was koud voor de zomer. Een frisse wind liet Naëlle’s haar opwaaien. Ze huiverde en trok het vest wat strakker om zich heen.
Toen liep ze met gestage pas naar het bos, een paar honderd meter verderop.
Ze zou checken of er iets in haar vallen was gelopen. Want zo hield Naëlle haar familie enigszins in leven; door te stropen. Het bracht vers vlees op tafel en overtollig wild verkocht ze in het dorp. Zo kwamen ze nog aan geld om andere dingen te kopen. Ze wist dat ze een enorm risico nam met stropen. Als ze gepakt werd kon ze voor onbepaalde tijd in de kerkers verdwijnen. En in het ergste geval geëxecuteerd. Maar dat risico nam ze. Liever een snelle executie, dan langzaam sterven van de honger. Alles of niets.

Zo liep Naëlle naar het bos. Tussen de bomen ontspande ze enigszins. Al jaren stond het bos voor haar voor veiligheid. Toen ze klein was het al haar toevluchtsoord als ze met de andere kinderen in het dorp ‘oorlogje’ speelde. Ze meisjes die meededen wilden vaak prinses of hertogin zijn. Naëlle daarentegen niet. Zij was altijd krijger. Vaak was ze zelfs de leider van hun ‘leger’ of een onderbaas. Ze was een geboren leider. Door dat vele spelen had ze knopen leren leggen, enorm goed leren klimmen, en een enorme snelheid ontwikkeld. Tijdens de laatste race, wat alweer een paar jaar geleden was, had niemand haar bij kunnen houden. Op een korte afstand tenminste. Op lange termijn waren anderen sneller. Zij was vooral van de korte sprint. In lange afstand rennen was ze minder goed, maar nog steeds snel. Deze vaardigheden gebruikte ze nu voor de jacht. Ook gebruikte ze de oude jachtboog van haar vader, Die ze na zijn verdwijning in het schuurtje had gevonden. Ze oefende dus met schieten. Eerst lukte het van geen kanten, nu was ze al beter. Meestal raakte ze het beest of de boom waar ze op richtte.
Na een kwartier kwam ze bij haar eerste val. Er hing een konijn in. Ze gromde goedkeurend. Konijn was heerlijk, en als ze het niet nodig was kon het wel vijf Royalen opbrengen. Ze haalde het slappe lijfje uit de strik en stopte hem in de zak die ze bij zich had. Zorgvuldig zette ze de val weer op. Toen ze klaar was deed ze een stap achteruit en bekeek haar werk. Niet slecht, als je niet goed keek was hij haast onzichtbaar. De val lag op een wildspoor dat naar een ven leidde. Dus het spoor was veelgebruikt. Bijna elke dag zat er wat in.
Ze rekte zich uit en gaapte. Ze keek eens rond. Het was een mooie ochtend. Dacht ze. Op de koude wind na dan. Ze bleef even kijken naar een paar merels die af en aan vlogen naar hun nestje.
Toen draaide ze zich om en liep verder. Op naar de volgende val.

Ze schrok op van het geluid van trappelende paardenhoeven. Ze stond net bij een strik met een fazant erin. Als ze nu betrapt werd, was ze er geweest. Een smoes van een boswandeling zou niet werken; ze had immers een boog en pijlen over haar schouder en een dood konijn bij zich.
Snel schoot ze een boom vlak bij het pad in. Verscholen tussen de bladeren bleef ze doodstil zitten, haar hart kloppend in haar keel.
Gespannen als een boog keek en luisterde ze. Ze hoorde nu dat het meerdere paarden waren. Drie ruiters kwamen haar gezichtsveld binnen. Ze schrok toen ze zag dat het wachters waren. Vaag herinnerde ze dat Oude Kees zoiets had gezegd. Versterking voor de wacht in Armele. Er schenen veel roofovervallen te zijn in dit gebied. Oude Kees was een oude man in het dorp. Op een vreemde manier leek hij bijna alles te weten. Het gerucht ging dat hij over een netwerk van luistervinkjes beschikte.
Maar dat deed er nu niet toe. Die drie wachten daar waren interessanter.
De eerste wacht gromde boos toen hij haar strik zag.
‘Alweer een strik! En alweer beet! We hebben een stroper, jongens!’ zei de wacht boos. Hij steeg af en haalde de vogel uit de strik. Waarbij hij de strik mooi veruïneerde.
‘Inderdaad Harrold!’ zei de tweede wacht. ‘We kunnen meteen achter een stroper aan.’
De derde wacht bromde slechtgehumeurd.
‘Stropers! Onbetrouwbaar en achterbaks volk!’ zei de wacht die Harrold heette. ‘Dat ze naar de hel lopen!’
De twee anderen gromden instemmend.
‘Kom Jean, Harrold.’ Zei de derde wacht, die tot nu nog niks gezegd had. ‘We gaan naar Armele en melden het bij de kapitein. Die stroper hebben we zo te pakken.’
De drie mannen reden verder.
Ha! Dacht Naëlle. Nu weet ik dat jullie achter me aan zitten. Maar jullie weten niet dat ik het weet. Ik ben een gewaarschuwd man, eeeh vrouw. Jullie zullen mij niet zomaar pakken.
Schichtig liet Naëlle zich op de grond zakken. Nu zou ze extra voorzichtig moeten zijn. De meeste wachten in het dorp knepen een oogje dicht voor stroperijen. Deze hier waren andere koek. Ze had een diep intuïf gevoel dat deze heren er geen gras over lieten groeien.


Reacties:


RivLovee
RivLovee zei op 1 dec 2013 - 11:05:
Heeel leuk!!! =)