Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Schrijfwedstrijden » 4~He gives me a a second chance

Schrijfwedstrijden

24 dec 2013 - 17:01

1569

9

906



4~He gives me a a second chance

Geluiden weerklinken in de cel waar ik zit. Pootjes roffelen over de vloer, druppels lopen langs de wand. Tranen lopen langs mijn wangen. Het is hier verschrikkelijk.
Dit is mijn kamer, mijn omgeving. Al zestien lange jaren.
De herinneringen aan mijn thuis zijn al lang verdwenen. Een dingetje weet ik nog. Een teddybeertje, ik sliep ermee en moest hem achterlaten toen Zij mij kwamen halen. Twee was ik en ik heb hem nooit meer terug gezien. Nu ben ik achttien en een slaaf van de lust. De kou van de vloer kruipt langzaam mijn lichaam binnen en haalt me uit mijn mijmeringen. Wanhopig proberend de warmte van mijn lichaam binnen te houden sla ik mijn armen om mijn naakte lichaam. Voetstappen weerklinken in de gang. Waarschijnlijk is het tijd. Elke maand is het tijd. Dan moet ik naar Hem, Het kwaad, de duisternis. Hij is gekleed in het zwart, altijd. Alleen maar zwart. Zelfs zijn ogen zijn zwart. Het kwaad overheerst Hem, bestuurt Hem. Hij is Het kwaad.
Ik weet als het zover is, want dan komt Zij. Elke keer gekleed in een andere kleur. Dan brengt ze mij kleding. Elke keer een andere kleur, maar meestal wit. De kleur van reinheid, tederheid. Rein ben ik al lang niet meer en teder is het nooit. De celdeur gaat open en Zij staat in de deuropening. Gekleed in een zilver gewaad.
‘Kleed je aan.’ zegt ze met haar scherpe stem. Een wit gewaad en wit ondergoed beland voor mijn voeten. Met een snelle, geroutineerde beweging trek ik het aan. Het gewaad is kort, komt tot net onder mijn billen. Zij komt dichterbij en komt achter me staan. Ze pakt mijn lange zwarte haren en begint het te vlechten. Dat is hoe Hij het het liefste ziet. De tranen beginnen weer te stromen terwijl de vrouw met geroutineerde bewegingen mijn haar vlecht. Als ze klaar is neemt ze me mee naar de kamer. We moeten vele trappen op en lopen door vele gangen. Dan zijn we er en opent ze de deur. We lopen naar binnen. Met mijn ogen scan ik de o zo bekende kamer. De rode rozen. De kleur van de liefde. Ze liggen overal, maar ik weet dat het niet prettig gaat worden. Het is zwaar, vergt veel van mijn krachten, want seks met de zwarte man, Het kwaad, de duisternis. Dat is nooit fijn. Hij is te sterk en ik ben zwak. Zwak van de vele dagen, weken, maanden en jaren dat ze mij al vast houden.
Maar pijn, dat doet het nooit. Nee. Pijn zit in je hart en die sluit ik wanhopig voor ze af. Soms vraag ik me af of ik nog wel een hart heb. De vrouw leidt me naar het bed. Het is een mooi bed, groot met witte lakens erop. Ze dwingt me te gaan zitten en ik gehoorzaam. ‘Wacht hier.’ Ik knik, dat moet ik altijd. Ze loopt weg en sluit de deur. Het zonlicht schijnt door het raam. De zon. Ik zie hem maar één keer in de maand, dat zorgt ervoor dat ik het magisch vind. Voorzichtig loop ik naar het raam en kijk over het land. We zitten in een kasteel en deze kamer is in een van de torens. Het geluid van een deur klinkt en ik draai me om. Er staat een jongen in de deuropening. Hij is lang en zijn zwarte haar zit in een kuif. Zijn blauwe ogen observeren me. Mijn ogen worden groot en ik zak in elkaar op de grond. Angstig sla ik mijn armen om me heen.
‘Wie ben jij? Wat doe je hier?’ vraag ik met een hoge, angstige stem. Hij twijfelt even, maar sluit dan de deur. ‘Ik ben Joël.’ Zijn stem is prachtig, bezorgd me rust. Hij zet een stap naar voren en ik druk me angstig tegen de muur. ‘Wie ben jij?’ vraagt hij dan. Hij gaat op de grond zitten en kijkt me nieuwsgierig aan. Ik twijfel even, maar hij lijkt me te vertrouwen. ‘Avelin.’ Hij knikt. ‘Je hebt prachtige ogen, Avelin.’ Ik bloos, niemand heeft mijn ogen ooit mooi genoemd. Ze zijn groen, met een sprankje goud aan de randen. ‘Mag ik dichterbij komen?’ vraagt hij. Verschrikt kijk ik hem aan.
‘Ehm..ja?’ Hij lacht even en kuiltjes verschijnen in zijn wangen. Hij ziet er heel leuk uit. Hij staat op en komt voor me zitten. ‘Wat doe je hier, Avelin?’ vraagt hij. Ik zwaai mijn vlecht over mijn schouder en begin eraan te plukken. Mijn ogen richt ik op de grond. ‘Geen idee.’ Ik voel een lichte aanraking op mijn been en druk me angstig tegen de muur. ‘Sst, rustig maar. Ik zal je niks doen.’ Ik kijk hem aan, mijn ogen groot van angst. Zijn blauwe ogen staan bezorgd. Ik kalmeer wat en laat mijn vlecht vallen. ‘Wie ben jij eigenlijk? Ben je de zoon van de Zwarte man?’
Joëls ogen worden groot. ‘Jij kent mijn vader?!’ ik knik. ‘Helaas wel.’ Hij schrikt zichtbaar. ‘Wat, maar….hoe dan?’ Ik slik en tranen verlaten mijn ooghoeken.
Geschrokken komt hij naast me zitten en slaat zijn arm om me heen. Ik probeer weg te vluchten, maar hij houdt me stevig vast. ‘Vertrouw me. Ik zal je geen pijn doen.’
Met grote ogen kijk ik hem aan, maar in zijn ogen is niks dan oprechtheid te zien.
Mijn spieren ontspannen en ik blijf zitten. ‘Hij…hij.’ De tranen komen sneller achter elkaar en snikken verlaten mijn lichaam. Hij wrijft over mijn arm. ‘Doet…doet hij je pijn?’ ik schud mijn hoofd. ‘Pijn zit in je hart. En die bereikt hij nooit.’
Joël bekijkt me even, denkt na, dan worden zijn ogen groot. ‘Hij…hij heeft toch geen…seks met je?’ Geschrokken dat hij er al zo snel achter is knijp ik mijn ogen dicht. ‘Toch?’ Ik knik. ‘Ja. Ja, dat heeft hij wel.’ fluister ik. Als ik weer naar Joël kijk stromen tranen over zijn wangen. Verast veeg ik ze weg. ‘Waarom moet je nou huilen?’ Hij schud zijn hoofd. ‘Dat kan niet. Je bent te mooi, te jong voor hem.’ Ik bloos weer. ‘Ik ben niet mooi.’ Joël schud zijn hoofd. ‘Avelin, jij bent het mooiste meisje dat ik in mijn hele achttien jaar lange leven ooit heb gezien.’ Met oprechte ogen kijkt hij me aan. ‘Hoe oud ben je?’
‘Achttien.’ Hij slikt even. ‘En…en hoe lang ben je hier al?’ ik zucht.
‘Zestien jaar.’ fluister ik. ‘Nee’ hij hapt naar adem. Ik knik. ‘Ja.’ Hij slaat nu ook zijn andere arm om me heen en knuffelt me. Verstijft zit ik in zijn omhelsing.
‘Het spijt me.’
‘Waarom spijt het jou?’ vraag ik verbaasd. ‘Dat ik je niet eerder heb gevonden.’
Ik schud mijn hoofd. ‘Er is niks wat je kan doen.’ Hij kijkt me aan, zijn kaak verstrakt.
‘Dat kan ik wel. We gaan hier weg.’
‘Jij ook?’ hij knikt. ‘Ik ga je niet alleen laten. We gaan naar mijn oom. In Wales.’
Verschillende emoties strijden om voorrang in mijn lichaam. Uiteindelijk is het de opluchting die wint. Joël staat op en steekt een hand naar me uit. ‘We moeten gaan, voordat mijn vader komt.’ Heel even twijfel ik, dan pak ik zijn hand vast en trekt hij me overeind. ‘We gaan.’ Ik knik en we lopen naar de deur. Joël opent hem, maar bedenkt zich dan iets. ‘Blijf staan.’ Ik knik en hij loopt de kamer weer in. Hij pakt een zwaard van de muur en gooit die dan uit het raam. Kletterend beland hij op de stenen van de binnenplaats. ‘Dat zal ze wel even afleiden.’ Ik giechel om deze actie, het lijkt zo dom, zo nutteloos. Dan trekt Joël me mee. We rennen door de gangen, maar al gauw kan ik niet meer. Ik ben te zwak. ‘Joël…ik kan niet meer.’ Hij staat stil en denkt even na. ‘Spring maar op mijn rug.’ ‘Wat?!’ ‘Spring op mijn rug.’ Met grote ogen kijk ik hem aan, dan doe ik wat hij zegt. ‘Hou je vast.’ Ik gehoorzaam en hou me stevig vast. Joël begint weer te rennen. Na een tijd zijn we bij een dienstuitgang. Een dienstmeisje kijkt ons raar aan, maar Joël zegt haar dat ze niks moet zeggen. ‘Het is belangrijk.’ Ze knikt en Joël loopt de deur door. We komen uit in de stallen. Joël loopt naar een mooi zwart dier.
‘Kom.’ Hij zadelt het dier snel op en stapt dan op. Met angstige ogen kijk ik naar het beest. ‘Wat is dat?’ Hij strijkt liefkozend over haar nek. ‘Dit is een paard, Avelin. Haar naam is Isalore. Ze is een Fries.’ Angstig kijk ik ernaar. ‘Kom maar. Ze is te vertrouwen.’ Hij steekt zijn hand uit en twijfelend pak ik hem aan. Hij trekt me op het paard. Ik zit voor hem en hij heeft een arm om mijn middel, met de andere heeft hij en soort touwen vast. Hij klikt met zijn tong en Isalore begint te lopen.
Gek genoeg ben ik niet bang, haar bewegingen voelen fijn aan en ik ontspan.
Zodra we de poort door zijn klikt hij nog eens en versnelt Isalore. Het voelt fijn, het lijkt net alsof ik vlieg.
Zodra we op een heuvel staan stopt Joël haar. Hij wijst naar het kasteel.
‘Wees maar opgelucht, Avelin, want dat kasteel zal je nooit meer terug zien.’
Ik draai me om en glimlach naar hem. ‘Dank je, Joël.’
‘Alles voor jou, Avelin.’ Ik begin te blozen en hij plaatst een teder kusje op mijn wang.
Dan klakt hij met zijn tong en rijden we weg. Naar een betere toekomst.
Samen.



Ivana


Reacties:

1 2

Bodine
Bodine zei op 26 mei 2013 - 12:10:
Woah... Nou, ik ben blij voor Avelin dat ze een saviour heeft gevonden. ^^


DjMalikjuh
DjMalikjuh zei op 22 mei 2013 - 20:05:
WOWIE! Prachtig hoor!
Met zulke concurrentie ga ik weer voor 1 punt .


Azula
Azula zei op 22 mei 2013 - 19:34:
Ach shit. Dit is goed. (:


loveyouxx
loveyouxx zei op 20 mei 2013 - 17:26:
awwhhh...

oke, dit is echt mooi!!
alles is top! alleen maar positieve woorden/ zinnen komen uit mijn mond

love it!!

xx


1Dreamzz
1Dreamzz zei op 20 mei 2013 - 16:38:
wow omg mooi geschreven! Je bent een echte concurrent!