Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Glazen dromen [4-shot] » De afsluiting

Glazen dromen [4-shot]

17 juni 2013 - 18:20

1672

3

330



De afsluiting

I’m not a victim of clichés. I don’t believe in soul mates. Happy endings or the one. Oh but then I met you and all that changed. I had a taste. And you’re still sitting on the tip of my tongue. You were mine. Somewhere in time. I’ll look for you first. In my next life.


De gure novemberwind stond op het punt om te slaan in een bittere storm. Bladeren circuleerden gewelddadig door de lucht, ritselden daarbij luidruchtig. De eerste paar takken van de bomen hadden het begeven, suisden door de lucht en zochten een weg naar de bodem. Eenmaal daar aangekomen, liet de wind ze echter niet met rust, voerde ze juist verder. Hele wijken door, tot ze zo ver verwijderd waren van hun moederboom dat ze onmogelijk ooit terug zouden komen.
Het leek uitgestorven op straat. Iedereen keek wel uit, bleef veilig binnen en kroop samen op de bank bij de warmte van de centrale verwarming. Inmiddels hadden de meeste huishoudens hun gordijnen ook maar gesloten, zodat ze niet hoefden te kijken naar de mensen die nog op straat rondliepen. Als ze het niet zagen, hoefden ze er ook niet voor te zorgen. Ze konden zichzelf wijsmaken dat er achter gesloten gordijnen helemaal geen daklozen rondliepen, dat iedereen warm binnen zat en ze waren niet egoïstisch, niet egocentrisch, leefden helemaal niet alleen maar voor zichzelf. Alles was goed, alles was mooi en er kon hen niets kwalijk genomen worden.
Buiten was de illusie er niet. Er was geen schoonheid in de rondwaaiende bladeren en de verdwaalde kranten. Er was geen warmte in de ijzige wind. Er was alleen kou, eenzaamheid en ellende. En Georg, die nog steeds verder rende in de hoop zich los te kunnen wikkelen uit zijn glazen spinnenweb. Het lukte hem niet, en hij voelde de wanhoop steeds naderbij komen.
Hij wist niet waar hij heen moest. Hij kon naar huis, ja, maar hij wilde zijn moeder niet onder ogen komen. Niet zo, niet op dat moment. Hij wilde niet dat ze het aan zou voelen, dat ze zou proberen hem tegen te houden. Hij wilde niet meegetrokken worden in de wereld achter de gordijnen, met het kunstmatige licht en de kunstmatige warmte. De wereld van vriendschap, familie, liefde. Een wereld van gezelligheid en warmte. Een wereld waar hij een glimp van op had gevangen en waar hij nooit meer iets mee te maken wilde hebben. Niet met zijn moeder, niet met Tom. Hij wilde het niet meer.
‘Hé!’ hoorde hij achter zich geroepen worden, en hij hoorde ook voetstappen. Ze kwamen zijn kant op, steeds dichterbij.
Hij reageerde niet. Hij versnelde zijn pas niet, maar hij hield ook niet in. Hij keek niet op of om, hij gaf op geen enkele manier te kennen dat hij het überhaupt gehoord had. Maar hij had het wel, en hij was zich maar al te goed bewust van de naderende voetstappen. Hij vroeg zich af wie het was, waarom hij (althans, het stemgeluid had zo laag geklonken dat Georg zich niet voor kon stellen dat het afkomstig was van een vrouw) over straat zwierf met dit weer, wat hij van Georg moest hebben.
‘Hé!’ klonk er nog een keer. Het klonk niet vijandig, eigenlijk. Gewoon een simpele uitroep van iemand die probeert de aandacht te krijgen, maar die kreeg hij niet. Georg gaf er opnieuw geen blijk van dat hij het gehoord had, en hij was niet van plan daar verandering in te brengen.
‘Meneer!’
De voetstappen waren inmiddels bijna bij hem, hooguit een meter van hem verwijderd. Of meer, of minder, want de ruige wind vervormde de geluidsrichting en –sterkte waarschijnlijk nogal. Niet dat het veel uitmaakte. Georg bereidde zich gewillig voor op de val. Hij bereidde zich voor de sneeën van zijn dromen in zijn armen en benen als hij met zijn gezicht tegen de grond zou smakken. Als hij pootje gehaakt zou worden. Zou hij dat?
Waarschijnlijk niet, maar toch. De glazen scherven waren inmiddels overal en er was geen ontkomen meer aan. Of hij nou stilstond, of doorliep, of viel, of zich desnoods koprollend verder bewoog. Het was simpelweg zijn nieuwe realiteit.
Hij schrok dan ook niet van de hand die zich op zijn schouder legde. Wel reageerde hij erop, hield zijn pas in, draaide zich om. Hij keek recht in de beregende bril van een jongeman van ongeveer zijn eigen leeftijd. Toen pas realiseerde hij zich dat het regende, dat hij helemaal doorweekt was, en verkleumd.
‘Meneer, u hebt dit laten vallen,’ lichtte de jongeman toe. Hij was kleiner dan Georg, hoewel het hooguit een paar centimeter scheelde.
In zijn hand lag Georgs portemonnee, doorweekt van de regen maar toch onmiskenbaar Georgs portemonnee. ‘Dank je,’ sprak de jongen, terwijl hij zijn bezit aanpakte. Hij stak het in zijn broekzak en maakte aanstalten om verder te lopen, maar hij werd tegengehouden: ‘Nee, wacht.’
Op de één of andere manier gehoorzaamde hij, bleef hij staan waar hij stond en liet hij de jongen opnieuw praten.
‘Er zit twee straten verderop een cafeetje. Zullen we wat gaan drinken? Het is veel te koud om met dit weer buiten te lopen en je bent helemaal doorweekt.’
Ik ben bijna thuis, wilde Georg zeggen, maar hij zei het niet. Gedeeltelijk omdat het hem niet meer zo veel interesseerde, gedeeltelijk omdat iets in de bruine ogen van de jongen tegenover hem vertelde dat hij mee zou lopen, net zolang tot ze thuis waren. Georg haalde zijn schouders op en volgde de jongen lusteloos naar waar hij dan ook heen ging. Ze liepen het schijnsel van de lantaarnpaal, waar ze onder hadden gestaan, uit, de schaduwen in. De volgende lantaarnpaal. De volgende schaduw.
Georg vroeg zich af wat hij liever had; licht of schaduw, maar nog voor hij een antwoord had kunnen fabriceren, leidde de jongen hem inderdaad een cafeetje binnen. ‘Wat wil je?’ vroeg hij, terwijl hij naar de bar liep. ‘Koffie? Thee? Bier?’
‘Doe maar bier,’ zuchtte Georg, terwijl hij zich uitgeput in een tafeltje bij het raam liet zakken. Pas in de warmte merkte hij hoeveel energie het zijn lichaam gekost had om op temperatuur te blijven.
Zijn nieuwe gezelschap kwam tegenover hem zitten, schoof hem een biertje toe, stelde zich voor: ‘Mijn naam is Gustav.’
In tegenstelling tot Tom vroeg hij niet naar Georgs naam. Hij bleef stil, alsof hij had aangegeven dat hij bereid was te praten, maar dat hij verder nergens op uit was. Iets in de stilte trok Georg over de streep. ‘Georg,’ sprak hij, meer zakelijk dan iets anders.
Gustav knikte, nam een slok van zijn biertje. ‘Dus,’ vroeg hij toen, ‘vanwaar de avonturen in het stormachtige Magdeburg?’
‘Ik kan nergens anders heen,’ sprak Georg schouderophalend.
‘Problemen?’
‘Nee, eigenlijk niet.’
Gustav trok een wenkbrauw op, keek Georg vragend aan. Hij hoefde het slechts twee seconden vol te houden voor de jongen alweer zijn mond open trok en verder begon te praten. Gustav deed hem een beetje denken aan zijn moeder, ergens, en dat wekte een sfeer van vertrouwen op.
‘Twee weken geleden is mijn relatie op de klippen gelopen. Toen ontmoette ik iemand anders en kreeg ik weer hoop, om er nog geen twee weken later achter te komen dat ook dat slechts schijn was. Er was ook nog iemand anders in het spel.’
‘En twee weken later is nu?’
Georg knikte, nam een slok van zijn bier. En nog één. Nog één.
‘Ik geloofde er niet in, weet je wel? In zielsverwanten en de ware en goede eindes. Maar toen ik hem twee weken geleden ontmoette… Toen dacht ik, misschien – ik weet het niet. Ik dacht gewoon heel even dat er misschien nog hoop was, maar dat was er dus niet.’
‘En nu?’
‘Nu is het afgelopen.’
Gustav zuchtte. ‘Je tegenhouden zou op dit moment niet minder dan humaan zijn, is het niet?’
‘Het gaat toch niet werken.’
‘Ik weet het, daarom probeer ik het ook niet.’
Georg keek op van het nephouten tafeltje, keek recht in Gustavs bruine ogen en werd achterover geblazen door de kalmte die ze uitstraalden. ‘Hoe weet je dat?’ vroeg hij schor.
‘Ik zie het toch? De manier waarop je praat, loopt, drinkt. De blik in je ogen. Ik ga je niet tegenhouden omdat ik een goede burger ben. Ik ga je niet tegenhouden omdat ik anders met een schuldgevoel te kampen krijg. Jij wilt het, en ik heb er verder niets mee te maken. Ik ken je niet eens, heb het recht niet je tegen je zin vast te houden op een plek waar je niet wilt zijn. Ik heb je uit de kou gehaald, vanavond, en daarbij is mijn rol in jouw leven wel zo’n beetje voltooid.’
Georg glimlachte zijn eerste oprechte glimlach in tijden. ‘Dank je,’ fluisterde hij.
‘Geen dank,’ glimlachte Gustav warm terug, en met die woorden stond hij op, wenkte hij Georg. Samen liepen ze het cafeetje uit en zoals Georg al verwacht had, vergezelde Gustav hem op de weg naar huis. Vlak voor de deur legde hij opnieuw een hand op Georgs schouder en hij keek hem recht aan. Zelfs in het zwakke licht van de straatlantaarns verderop in straat was de zachte uitdrukking in zijn ogen onmiskenbaar. ‘Ik hoop voor je dat je rust vindt, en dat je op een betere plek terecht komt.’
‘Denk je niet dat ik naar de hel ga?’ vroeg Georg, plotseling bevangen door angst omdat hij nog nooit zo dichtbij was gekomen.
Gustav schudde zijn hoofd. ‘Nee, daar geloof ik niet in.’
Meer zei hij niet, meer deed hij niet. Hij liet zijn hand van Georgs schouder afglijden, draaide zich om en verdween in de nacht. Georg keek hem na tot hij helemaal uit het zicht was verdwenen en daarna ook nog. Eindeloos, en later zou hij zich afvragen of de jongen überhaupt wel bestaan had, of dat hij hem verzonnen had. Misschien was Gustav wel een illusie, een vervorming van de glazen dromen die hij kapot gedroomd had. Gustav was de laatste, de definitieve, het einde. Daarom had hij hem niet tegen proberen te houden: omdat hij zelf ook een versplinterde droom was. De laatste verbrijzeling, de laatste hersenschim. Het afscheid.
Het einde.

HET EINDE


Reacties:


xDevilBitch
xDevilBitch zei op 18 juni 2013 - 22:18:
Wat een prachtig einde!
En daar was Gustav. Ik vind Gustav hier zo tof. En alles. Ja. Dit is echt heel erg goed.


Azula
Azula zei op 18 juni 2013 - 10:09:
Oh gossie wat een mooi einde Bo.<3
En Gustav. (:
Ik heb niet zo veel te zeggen actually. Het was gewoon weer een superleuk shot van jouuuu. ^^ snel nog 1!

Btw. Ik vond het echt cool een TH van je te lezen. It suits you better.


xjeszell
xjeszell zei op 17 juni 2013 - 18:33:
GUSTIIII. Awh. Dit is écht goed geschreven. Hoe doe je het toch? Het is aan de ene kant jammer dat het al afgelopen is omdat het dus echt goed is maar - dit einde is ook goed en dus - ja. Ja.
Idunno. I just love this. ^^