Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » De Hongerspelen » We have to kill 46 children... And then each other. » Hoofdstuk 8. Opgesloten

We have to kill 46 children... And then each other.

10 okt 2013 - 15:50

2735

1

319



Hoofdstuk 8. Opgesloten

Enjoy :3 (SORRY VOOR HET ENORM LATE UPDATEN!!!)

Het was koud, maar wat verwacht je anders in de holst van de nacht? Hij was zo zwart als de raven waren, maar tegelijk was hij ook helder. De omgeving zweefde voorbij als een sneltrein — waar ik ook inzat.
Krankzinnig, dacht ik. Ik begin nu al gek te worden en… en ik praat tegen mezelf in mijn hoofd! Met minachting draaide ik me om en voelde een kille windstreek langs mijn ruggengraat gaan. De volgende huivering kwam echter door angst — angst voor het Capitool. Indigo dreigde er onbewust mee dat we morgen het Capitool zouden bereiken. Me dunkt dat we nu zo voor District 11 waren, maar ach, ik had er geen verstand van. Met een grimas ging ik op het bed zitten en trok mijn knieën op. Ik wiegde een beetje heen en weer, dromerig. Mijn ogen leken twee glazen bollen die de toekomst voorspelden — ze keken strak voor zich uit en bedachten allerlei taferelen voor in de Arena; ik zou doodgaan, maar in stijl, én voor Loes.
‘Voor Loes,’ zei ik zacht. Voorzichtig kroop ik onder de dekens en kneep mijn ogen toe. Tegenover me was een grote televisie geplaatst, en ik kon me er niet van weerhouden hem aan te zetten. Misschien was er nieuws, nieuws over dat President Snow op ondenkbare en argeloze reden dood is gegaan. Ik huiverde bij die gedachte, al was het een idee waarover ik jaren had gepeinsd zodra de Hongerspelen begonnen: zouden ze afgelast worden zodra Snow dood was?
Weer wiegde ik heen en weer, met een afstandsbediening in mijn koude, kille handen. Ze waren altijd koud geweest. Ik wreef met mijn duim over de rug van mijn hand — voor zover dat kon. De gedachten over Snow, het Capitool, de Arena en alle Beroeps bezorgden me haast stuiptrekkingen. Ik lag bijna hyperventilerend op de grond. Ik dook onder de dekens, alsof er een boeman uit de kast dichtbij me kon springen.
De enige boeman die eruit kan springen is Snow, of Indigo, die een nachtelijke grap met je uithaalt. Of een hologram van Seeder, die je goede raad geeft, piepte een zacht stemmetje, maar het is dan natuurlijk een verbeelding, hè? Klonk als: áls het gebeurt, je moet niet krankzinnig worden. Knarsetandend keek ik naar de deuren die lucht binnen lieten van buiten, en waar ik net nog stond om van het uitzicht te zien. De sterrenhemel zoefde voorbij als een horde vliegen. Ik kromp weer in elkaar, alsof ik buikkrampen had. Huiverend greep ik naar het knopje van de lamp op een wittig nachtkastje naast mijn bed. Hulpeloos had ik hem aangeklikt, in de doodsangst dat er straks nog een bom inzat die ik activeerde zodra ik die stomme lamp aandeed.
Ik stapte het bed uit, voelde met mijn voeten het tapijt, en constateerde dat er veiligheid was. Ik liep niet op mijnen. Ik loop niet op mijnen, herhaalde ik in mijn hoofd.
Er zweven geen bloedzoekers in het rond, vervolgde ik toen.
En geen Indigo’s, als die kunnen vliegen…
En met die vastbeslotenheid sloop ik de gang op, zoekend naar de eetzaal. Indigo had ons verboden hierheen te gaan, maar ik wilde graag wat te eten halen. Verstijfd stond ik stil op de gang toen er stemmen klonken, en dook een kamer in. Er zat een Avox, die met boze wenkbrauwen naar me keek.
‘Gelukkig kun je geen alarm slaan met je mond,’ zei ik opgelucht.
De Avox maakte klikkende geluiden en klapperde kwaad met zijn tanden — ik lachte schel en een beetje bang dat iedereen het hierbuiten kon horen. ‘Klep dicht!’ Ik gooide een sok naar zijn hoofd die ik snel had opgeraapt. ‘Of ik laat…’ De gewelddadigheid die ik hierna bijna toonde, verbaasde me. Had de Hongerspelen zijn tol nu al geëist, door ons nú al gewelddadig te maken? Baldadigheid vóór de Spelen?
De Avox slikte raar en keek met grote ogen naar mij. Hij maakte een gebaar: “niet doen!”. Ik toonde met mijn lippen en ogen medelijden, en deed de deur op een kier. Door de kier kon ik een voorbijlopend lichaam zien: Indigo. Ook de hakken hoorde je, wat duidelijk maakte dat het niet Seeder noch Chaff was.
‘Ik laat je ogen niet eruit snijden,’ grauwde ik, ‘maar dan houd je jouw mond…’ Weer lachte ik. ‘Je laat je gebarentaal achterwegen, alsjeblieft.’ Toen knipoogde ik.
Zo vlug als ik kon glipte ik de gang op en achtervolgde Indigo naar waar hij heen ging: waarschijnlijk de eetzaal. Ik beet al die tijd op mijn onderlip. Chaff had een kamer dichtbij de eetzaal, realiseerde ik me, en juist díé kamerdeur werd opengemaakt. Ik hoorde een zachte dreun, iets achter me. Seeder. Ik keek doodsbang naar de gang en glipte een deur in. Het was een lege kamer, niets. De muren waren donkerblauw met lichte strepen erop. Er was één open raam, wat betekende dat er hier wel iemand geweest moest zijn. Met een knalrood gezicht deed ik de deur weer een beetje open.
‘… en ik vind het absurd dat we zó vroeg al moeten opstaan om…’ Ze hield abrupt haar mond en keek doodszenuwachtig naar Chaff.
‘Mond dicht!’ snauwde hij. ‘Ik wil niet dat onze winnaars van dit jaar wakker zijn.’ Zijn cynische stem kwam naar voren. Hij draaide zich om naar Indigo, vermoedde ik. ‘Indigo,’ zei hij zacht, ‘ik wilde met Seeder, en jou er ook bij maar dan zonder een stem van jou, een overleg houden. En nog meer…’ Hij maakte een zenuwachtig einde, zo abrupt. Zijn arm trok Seeder dieper de gang in, alsof ze stiekem een relatie hadden en ze niet gezien wilden worden. Seeder protesteerde nog, geeuwde ook even, maar ging toch mee.
‘Als het zo belangrijk is…’ verzuchtte ze nog zacht voordat er een doffe klap te horen was van de eetzaal zijn deur. Ik sloop de kamer uit.
Chaff hoestte, of kuchte, en schoof een stoel naar achteren, dacht ik. Het schuivende geluid klonk meer als een stoel, dan als een tafel. Ik keek wanhopig naar de dichte deur van de eetzaal en beet op mijn onderlip. Hiernaast was een toilet, en dat kon ik bést als excuus gebruiken als ik gesnapt werd.
‘Ik wil jullie zeggen dat we Snow moeten overhalen om twéé winnaars te kronen,’ kondigde Chaff aan. ‘Maar omdat Snow niet mijn beste vriend is…’ Hij maakte weer een zenuwachtig einde, weer even abrupt als net. Hij hoestte weer even. Seeder was stil, evenals Indigo, die waarschijnlijk met zijn hak aan het tikken was. Achter me liep een Avox, dezelfde als net. Ik gebaarde druk dat hij weg moest gaan, maar wild schudde hij zijn hoofd. Hij gebaarde iets wat leek op: ik… wil… helpen. Ik begreep zoiets.
‘Wil je helpen?’
Hij knikte en maakte klakkende bewegingen met zijn kaak. Toen wees hij naar het toilet.
‘Moet ik me daar… verschuilen?’
Weer geknik. Weer wat drukke gebarentaal die de Avox waarschijnlijk in zeer korte tijd uit zijn hoofd geleerd moest hebben. Ik fronste mijn blik.
‘En dan ga je naar binnen en…?’
Afluisteren. Hij maakte een gebaar bij de deur die verdacht veel leek op een beker tegen de deur aanleggen en die tegen je oor te drukken. Wild knikte ik. ‘Dat is, eh, oké dan…’ Ik opende voorzichtig de wc-deur en wierp nog een blik op de Avox. Ik wilde maar al te graag zijn naam weten, maar op dit moment was dat niet enorm van belang.
Toen ik de wc instapte gingen de lichten gelijk aan alsof ze me al verwachtten. Het ging geleidelijk, maar ze schenen fel als sterren. Ik keek naar mijzelf in de spiegel. ‘Hallo,’ verzuchtte ik en haalde droog een hand door mijn haren heen. Vettig, leek het haast wel. Mijn handen waren ruw, waarschijnlijk van de barst die ik vele keren aanraakte omdat ik me in een boom verschanste zodra ik ertussen uit kneep. Ik zag dat er wat eelt op zat, maar dat zou binnen de kortste keren weg zijn met een make-up team aan je zijde omdat je moest worden opgefleurd voor de opkomst. Ik slikte weer even.
Naast me klonk kwaad gepraat.
‘… een Avox hoort niet zó laat nog op te zijn om… om… om de winnaars van dit jaar een ontbíjt te brengen!’ Seeders stem schoot een octaaf hoger.
‘Absurd!’ schreeuwde Chaff met bijna dezelfde hoogte. Indigo leek genoegen te hebben met een glas sinaasappelsap die de Avox waarschijnlijk aanbood. En Indigo leek dat waarschijnlijk pas te snappen na drukke, verwoede gebarentaal.
‘Lekker, sinaasappelsap. Veel vitaminen en weinig calorieën.’
Chaff zuchtte luid. Waarom waren de muren hier zo… zo dun?
De Avox was de deur uitgelopen, hopelijk met genoeg informatie. Ik hoorde zacht geklop op de deur.
Seeders stem was te horen.
‘Ik weet dat daar iemand is want het licht brand!’ zuchtte ze geërgerd. ‘Dus vertoon je snel voordat ik naar binnen toeloop.’ De deur ging nog geen vijf seconden later open. Ik was de wc-hokjes ingeschoten en stapte er koeltjes uit. ‘Waarom sta je hier?’
‘Ik mag gaan en staan waar ik wil.’
‘En denk je dat de Spelmakers dat toestaan in hun spel?’
‘Wat is dát voor een vraag?’ gromde ik terwijl ik een plens koud water in mijn gezicht gooide. Ik voelde gelijk hoe mijn spieren zich aanspanden door de plotselinge kou. Seeder was naar voren geschoten en had me naar achteren getrokken, alsof het water vergiftig was.
‘Nou,’ begon ze ongemakkelijk, ‘omdat ze dat echt niet toestaan. Ik zat ook in het spel, was weggelopen van de Beroeps. Dát verzorgde geen actie, dus ze dreven me aan de hand van overstromingen, bosbranden en andere wilde dieren naar de Beroeps. Dat vermaakte de kijkers.’ Ze keek me met vernauwde ogen aan. ‘Ik wil je alleen zeggen dat zolang het Capitool aan macht is, jij over deze trein níéts te zeggen hebt,’ voegde ze er dreigend aan toe. Van de “hallo-ik-ben-een-medelevende-winnares”-type was niets meer over. Het was nu een andere Seeder, of het was een avondhumeur. Of midden in de nacht humeur, mij een biet.
Ik slikte.
‘Goed dan, eh, ga ik maar,’ grimaste ik.
Haar gezicht klaarde op in één tel. ‘Ellen,’ zei ze zacht, ‘ik wil je alleen zeggen dat we jullie vieren hoe dan ook zullen beschermen. We hebben hoop voor jullie.’ Toen knipoogde ze naar me, nog altijd met dreigende ogen.
Ik glipte de wc’s uit en rende naar mijn eigen kamer toe, zo snel als mijn voeten me dragen konden. Toen ik vlak voor de deur haast viel, trok een arm me weer overeind. Het was dezelfde Avox als net, die zichzelf op eigen risico de kamer in stuurde. Hij grijnsde. Om me walgende gevoelens te besparen hield hij zijn mond gesloten en duwde hij de deur open. Hij gebaarde: ik zal het je allemaal vertellen via papier.
Ik knikte eventjes. ‘Waar is…’ Ik had mijn zin nog niet af of hij haalde achter zijn rug pen en een stuk papier tevoorschijn. Zijn vinger klikte de pen aan en uit en hij keek me grijnzend aan.
Ik ben David. Ik ben een Avox omdat… na ach ja, laat maar. President Snow schijnt de Spelen interessanter te willen maken aan de hand van… Ik kneep mijn ogen toe en fronste.
‘Aan de hand van wat?’
David verbleekte en schuifelde met zijn voet over de grond heen als een verlegen meisje dat bekende dat ze stiekem wat voelde voor een jongen.
Hij gebaarde. Twee. Een kroon. Vier. Zes. Een graf. Ik fronste mijn blik.
‘Twee, een kroon, vier en zes, en een graf?’ Ik zuchtte. ‘Ik vroeg je interessánte dingen af te luisteren. Niet een paar cijfers en een kroon en een graf!’
David schudde en leek zijn gebaren uit de lucht te willen vegen. Hij herhaalde het weer, maar duidelijk en sneller. Waarschijnlijk bedoelde hij bij snelle, vlug achtereenvolgende gebaren dat ze bij elkaar hoorden. ‘Twee kronen?’
Nee.
‘Twee… twee wát?’ Hij pareerde in een rond en wuifde. ‘Twee President Snows?’
Hij kromp in elkaar.
Nee.
Hij maakte hetzelfde loopje weer en wuifde nog steeds. Toen stond hij op een balkon en grijnsde, maar nogal verlegen en gepijnigd door gedachten. Door angst, leek het wel. Schuldgevoel.
‘TWEE WINNAREN!’
Ik schreeuwde het dwars door de trein heen, waardoor David de Avox in elkaar kromp alsof er een rotsblok op zijn hoofd zou vallen. ‘En zesenveertig doden.’ Ik slikte. ‘Dit wordt een interessante Hongerspelen.’
En toen maakte David het gebaar dat iedereen zou kennen: Indigo. ‘En mogen de kansen ímmer in je voordeel zijn,’ sprak ik voor hem.

Ik was rusteloos wakker geworden, de dikke wallen waren er nog altijd. Mijn donkerblonde haren staken alle kanten uit. Gelukkig kon ik een kam en wat andere kleding vinden die ik wel gepast vond. Ik huiverde weer even toen ik een deur piepend open hoorde gaan.
‘Waarom reageer je, net zoals Loes, niet op mij als ik op de gang sta!’ piepte Indigo kwaad. ‘Als het zo in de Arena gaat — je mentoren negerend — dan win je écht niet hoor. En dát terwijl ze vertróúwen in je hebben! In júllie dit jaar!’ Hij benadrukte werkelijk álles.
Ik knarsetandde even en knikte stram. ‘Inderdaad, Indigo. Sorry, Indigo,’ mompelde ik als een legersoldaat. Tevreden pareerde Indigo door mijn kamer heen en klapte in zijn handen. David en anderen stapten naar binnen en trokken de dekens recht. Ze stoften alle uithoeken en grijnsden tevreden bij het resultaat.
‘Eten is klaar,’ zei Indigo nog, ‘ik hoop dat je dát niet negeert.’ Toen liep hij brommend weg, alsof ik hem nijdig had gemaakt door alléén hem te negeren. Ik kwam brommend achter hem aan en stuurde een wanhopige blik naar David, die mijn bed ook nog eens parfumeerde.
Tijdens het eten waren we droog bezig; ik kon niemand iets kwalijk nemen, vooral omdat we allemaal in hetzelfde bootje zaten. Loes maakte sarcastische grapjes die Caden noch Piey begreep. Ik lette eigenlijk maar weinig op, staarde recht voor me uit, gepijnigd door het idee dat ik nu twéé mensen moest beschermen. Mijn blik gleed naar Caden en Piey, die daar beiden zo zaten als twee winnaars. Ik zuchtte en schudde mijn hoofd.
Misschien waren Davids oren verslechterd, en ik hoopte het zeer. Eén iemand beschermen was oké, maar twee werd onmogelijk. En ik geloofde het geeneens, laat staan hopen dat het zo was. Weer zuchtte ik en greep naar mijn vork. Indigo was het opgevallen dat ik nog niet had gegeten; Chaff en Seeder keken de kring rond van Avoxen, Indigo en de tributen rond.
Indigo vroeg ons om ons klaar te maken, na een hele poos. Zo snel als ik kon was ik opgestaan en had verwoed de stoel naar achteren geschoven. Ik rende de coupé uit, rennend en zoekend naar mijn eigen coupé en aldus mijn eigen kamer. Indigo had me nog geroepen, Caden en Piey waren verbaasd en beduusd door de windvlaag die hen bijna omver blies. Ik zag Loes’ gezicht niet.
Ik was al vrij snel aangekleed en propte nog een stuk brood naar binnen toen ik merkte dat ik die al die tijd vast had gehouden als een prooi. Ik had hem snel opgegeten en pulkte alle stukjes vastklevend brood weg tussen mijn tanden. Ik had besloten naar Loes toe te gaan, en overwoog het nog om haar alles te vertellen.
Ik stapte haar coupé binnen, waardoor ik gelijk energie kreeg, maar tegelijk leek mijn energie ook af te nemen. Ik overwoog nog weg te rennen van deze plaats, maar ik deed de deur open. ‘O, gelukkig, je bent aangekleed.’ Ik herhaalde het woord “gelukkig” nog eens en sloot de deur. Ik ging zitten op het bed en wachtte op een reactie van haar. ‘Hoe is het?’ vroeg ik toch, nieuwsgierig naar haar nacht.
‘Oh gewoon, het gangetje, beetje chillen op de trein.’ Ze maakte een sarcastische glimlach. Ze grijnsde na een poosje naar me en keek naar de deur, haast gealarmeerd. Indigo stond in de deuropening, verrukt en volmaakt glimlachend.
‘We zijn bijna in het Capitool!’ piepte hij op de gang naar een Avox. Zijn stem schoot een octaaf hoger, waardoor hij haast een wijf leek. ‘Meiden!’
Loes zei zacht: ‘Gedaan met de rust.’
‘Komen jullie?’
‘Jááá!’ riepen Loes en ik in koor, quasiblij. We lachten. Ik zei wat nerveus: ‘Ben je er klaar voor?’ Loes knikte, serieuzer. Ik slikte eventjes.
Ze fluisterde: ‘Laten we dit doen,’ waarop ik knikte en mijn arm door haar elleboog haakte. Ik trok haar de kamer uit en zag Indigo.
‘Inderdaad,’ zei ik, ‘we gaan dit doen.’


Reacties:


tamarastyles
tamarastyles zei op 11 okt 2013 - 6:30:
Ik vind david aardig!
Geen tjd meer, wekker gaat.

xxx