Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Harry Potter » Crucial Moments » Gladianus Smalhart

Crucial Moments

7 jan 2014 - 21:52

1693

3

337



Gladianus Smalhart

In dit verhaal kom je erachter hoe Smalhart ertoe kwam om de geheugens van getalenteerde heksen en tovenaars te koeioneren en vervolgens zelf met de veren te gaan pronken.

Ik, Gladianus Smalhart beschik over een extravagante, maar peperdure hutkoffer. Hij is gemaakt van echt cederhout en versiert met uitgesneden draken, griffioenen en hippogriefen waarvan de ogen bestaan uit ingelegde topazen en opalen. Er zitten vijf grote zilveren sloten op die elk toegang geven tot een andere inhoud. Achter de eerste twee sloten zitten al mijn kleurrijke gewaden inclusief bijpassende schoenen, mantels en punthoeden. Het derde slot heeft toegang tot al mijn exemplaren van Gladianus Smalharts Grote Ongediertegids een boek die ik nog geen half jaar geleden op de markt heb gebracht en die direct een bestseller is geworden. De wanden van deze koffer heb ik volgehangen met fanbrieven en foto’s van mezelf. De vierde verborgen hutkoffer is gevuld met al mijn toiletgerief: zilveren kammen en ivoren borstels, verschillende poedertjes en zalfjes om mijn perfecte huis nog te perfectioneren, pluizige handdoeken, exotische parfums en - last but not last – een haarshampoo op basis van Boomtrullenpis, drakenbloed en Doxy-eitjes. De shampoo stinkt en de ingrediënten klinken niet bepaald smakelijk, maar het tovert mijn blonde haardos iedere keer om tot lokken waar zelfs Glamorgana’s niet aan kunnen tippen. Het vijfde en laatste slot herbergt een nogal duffe en eentonige inhoud: kilo’s onbeschreven perkament, notitieboekjes, een oubollig fototoestel, inktflesjes en een flink voorraadje Snelschrijvende Veren. Deze misschien wat vreemde inhoud is de reden dat ik, Gladianus Smalhart hier ben.

Enkele jaren terug was ik niet meer dan een armoezaaier die wat knoeten bijeenschraapte door als bordenwasser bij De Lekke Ketel te werken. Behalve een armoedige kamer in dezelfde kroeg had ik niets, NIETS. Maar tijdens mijn vele omzwervingen in de Wegisweg droomde ik van een beter leven, ik vergaapte me aan de dure spulletjes die waren uitgestald in de vele magische winkels: bezemstellen, gewaden, uilen… en hoopte dat ze ooit deel van mijn leven zouden uitmaken. Gelukkig had ik mijn charme, die zowel een vloek als een zegen bleek te zijn: ik kon gelijk welke winkel binnenstappen, gracieus glimlachen, praatjes verkopen aan de verkoopster en na tien minuten buitenstappen met een hebbedingetje waarvan ik de prijs op mijn denkbeeldige rekening had laten zetten. Om die reden verkwiste ik het weinige geld dat ik had en was mijn kluis in Goudgrijp zo leeg als de maag van een uitgehongerde draak, tot groot ongenoegen van de slechtgeluimde kobolden die er werken. Ze kwamen me opzoeken in De Lekke Ketel, eerst vriendelijk voor hun doen, maar na een poosje bestookten ze me met bloederige dreigementen als ik niet gauw met geld over de brug kwam. Ten langen leste zei ik mijn kamer in De Lekke Ketel op en zocht ik mijn toevlucht in een kelder in de Verdonkerde Maagsteen, toen die smerige kobolden me ook daar vonden, verhuisde ik naar de Zweinskop in Zweinsveld. Eenmaal daar broedde ik op een plan om vlug en gemakkelijk aan geld te geraken op een manier die zowel makkelijk als legaal was: ik zou gebruik maken van mijn drie – enigste – sterke punten. Ik was misschien de grootste kluns sinds mensenheugenis, maar in drie dingen ben ik echt een genie: het charmeren van mensen met mijn praatjes en uiterlijk, het beschrijven van waargebeurde verhalen en het uitvoeren van Vergetelspreuken.
Geïnspireerd door de barre omstandigheden waarin ik leefde begon ik mensen lukraak te ondervragen over hoe ze ongedierte bestreden. O, ik heb grote namen in de tovenaarswereld ondervraagd over het vermijden van Delfstoffers, het verjagen van tuinkabouters en het beetnemen van Zompelaars. Al die informatie schreef ik nauwkeurig op in een notitieboek waarin ik het de flair gaf dat ik die wezels zelf had verslagen en deze technieken effectief had toegepast. Wanneer ik afscheidt nam van een nietsvermoedende heks of tovenaar die me informatie had verschaft sprak ik vlug een Vergetelspreuk uit waardoor ze zich het gesprek niet meer zouden herinneren, evenals de technieken waarover ze me hadden gesproken. Aan de hand daarvan schreef ik mijn eerste echte boek: Gladianus Smalharts Grote Ongediertegids. De heks van de uitgeverij was direct lyrisch – wat mogelijks kwam door de glimlach van mijn hagelwitte tanden – en in enkele weken tijd stond mijn ongediertegids in de top vijf bij Klieder en Vlek. Met het geld kocht ik onmiddellijk mijn fascinerende hutkoffer die me al een tijdje aansprak in de etalage van een luxueuze magische winkel, met de overige duiten poogde ik de schuldeisende kobolden rustig te houden. Maar het is slechts een kwestie van tijd eer ze me publiekelijk aan de schandpaal nagelen weet ik en daarom reis ik nu de wereld rond: niet alleen om uit die bloeddorstige koboldenklauwen te blijven, maar ook op zoek naar sensationelere verhalen die mijn vorige succes kunnen overtreffen.
Voor het ogenblik bevind ik me in een of ander onbenullig boerendorpje in Albanië. Ik ben op koffie bij wat die boerenpummels aanzien als hun dorpsheld en - vermoedelijk ook als dorpsgek. De tovenaar waar ik bij ben heeft een onuitspreekbare naam en een onuitstaanbaar uiterlijk. Zijn gezicht is pokdalig en voorzien van vieze, paarse vlekken. Warrige bruin en grijs gekruld haar omlijst zijn gezicht en zijn mond laat enkele gelige tanden zien. Hij is gehuld in een voskleurig gewaad dat hem absoluut niet staat, een veel te felle vuurrode das met dito schoenen en op zijn hoofd balanceert een kastanjebruine hoed op zijn veel te woelige haren. Hij had niet nog meer kunnen contrasteren met mijn voornaam geklede verschijning.
We zitten in zijn kleine, maar comfortabele woonkamer en maken gebruik van de schreeuwlelijke, bebloemde fauteuils, kaarsen verlichten het spektakel en het tapijt dat is gemaakt van drakenleer.
‘Dit tapijt… gekregen voor verdiensten.’ Hakkelt de heksenmeester in een bijna onverstaanbaar Engels, ikzelf spreek gelukkig wel een aardig mondje talen, dankzij een vertaalboekje uit de eerste de beste dreuzelwinkel. Ik knik hem vriendelijk toe en gun hem een van mijn charmantste glimlachjes.
‘Dat moet je wel een héél grote heldendaad verricht hebben.’ Kir ik hem speels toe.
De tovenaar knikt knorrig. ‘Vroeger… veel, heel veel weerwolven hier… ikke ze verjaagd hebben.’
Ik probeer onder de indruk te zijn en haal mijn perkament en Snelschrijvende veren te voorschijn.
‘Zou u daar alstublieft eens over willen vertellen meneer – eh dinges. Ik schrijf namelijk een boek over dergelijke voorvallen: Gladianus Smalhart en de grote volkshelden. Veel heksen en tovenaars zijn namelijk heel curieus achter dergelijke heldendaden en het zou zonde zijn om uw verdienste voor de tovergemeenschap te negeren.’
Mijn lof en complimenten missen hun effect niet, de tovenaar haalt zijn handen door zijn verwarde haren en kijkt gevleid. In de vier uren die volgen verteld hij over zijn heldendaad in een brokken en stukken miserabel Engels. Hij beschrijft uitvoerig de verwondingen die de dorpsbewoners opliepen, somt de wandaden van de weerwolven op en verteld welke maatregelen hij nam om ze te bannen uit het dorp. Vervolgens steekt hij van wal over hoe hij enkele weerwolven eigenhandig vervloekt had. Enkele malen vraag ik hem achter meer details die direct vereeuwigd worden door mijn razendsnelle veren. Een paar maal laat ik hem dingen demonstreren zoals toen hij een weerwolf bij de oren greep en er een moeilijke Bijt-Noch-Kauw-bezwering over uitsprak. De kaarsen in zijn woonkamer krimpen tot stompjes en het haardvuur verandert in een hoopje smeulende as, maar ik en de tovenaar zijn tevreden aan het einde van de avond. Ik heb een stapel perkamentvellen vol gekrabbeld met een gedetailleerd, levensecht verslag.
‘Mijn fans zullen lyrisch zijn,’ vertrouw ik hem toe ‘Ze smullen gewoon van dergelijke heldendaden zoals u er een verricht hebt… Mogelijks kan ik u ook in contact brengen met mijn overige geïnterviewden… Ik veronderstel dat u niemand anders kent die tot zo’n daad in staat is?’
‘Slechts één,’ knort de heksenmeester ‘In een dorp… aan grens Servië… hij beheerst bezwering om temmen weerwolven.’
‘Ah, zo!’ zeg ik zo verwonderd mogelijk. ‘Daar heb ik nog niets van gehoord! Wie is die heer? Misschien kan ik hem ook opnemen in mijn boek?’
‘Hij hele goede tovenaar zijn,’ worstelt mijn heksenmeester met de taal ‘Hij zelfs beter dan ik… Hij héél bekwaam toveren. Ik zijn adres geven.’
Hij staat op uit zijn fauteuil en schuifelt naar een oud bureau waarin hij verwoedt begint te rommelen. Terwijl hij met zijn rug naar me toe staat, neem ik stiekem mijn toverstok. Ik zucht en bijt op mijn lip: wat ik nu ga doen druist in tegen al mijn principes, maar ik heb geen keus want ik heb het geld dat dit verhaal zal opbrengen hard nodig. Het is dit of een eenzame en onaangename opsluiting in Goudgrijp zoals de kobolden eerder gedreigd hebben. Ik zal van mijn hart een steen moeten maken en doen wat ik moet doen om mijn vel alsnog te redden. Ik neem mijn staf wat steviger in de hand en hoop dat de heksenmeester niet teveel zal tegenspartelen.

De heksenmeester draait zich om met een velletje perkament in zijn ene hand.
‘Dit is adres,’ stamelt hij gewichtig. ‘Maar opgelet! Rudolf is… eenzaat… soms gewelddadig… soms gewoon vreemd.’
Wanneer hij het adres aan mij overhandigt, sla ik toe. Voor hij er erg in heeft spreek ik over hem een Vergetelspreuk uit. Zijn troebele bruine ogen worden wazig en wis de herinnering waarin hij zijn dorp redt van de weerwolven uit. Ik wis tevens zijn herinneringen van vanavond uit. Hij zal zich mij niet meer herinneren, net zoals zijn dorpsgenoten zich zijn heldendaad of mijn aanwezigheid niet zullen herinneren, want hun geheugens zijn reeds gewist. Ik voel me schuldig over hoe ik deze lelijke, maar dappere man besteel van wat vermoedelijk zijn kostbaarste herinnering is. Ik ontneem hem zijn enige moment van glorie en degradeer hem zo tot een ware dorpsgek, met een onaantrekkelijk uiterlijk en een gebrek aan smaak. De schuld knaagt aan mijn geweten, maar ik kan niet meer terug. Ik ben te ver gekomen en ik zit te diep in de puree om alsnog rechtsomkeer te maken.

Maar wanneer ik die avond het dorpje verlaat met in de ene hand het handvat van mijn hutkoffer en in de andere de opgerolde drakenhuid, heb ik geen spijt. Het wissen van de geheugens van getalenteerdere tovenaars is geen misdaad, het is een manier om hun grootste daden de aandacht te geven die ze verdienen. De middelen die ik hiervoor inzet zijn niet verwerpelijk, ze dienen nou eenmaal een hoger doel.


Reacties:


Rebella
Rebella zei op 9 jan 2014 - 11:30:
Ik lees je verhaal en sta stijl achterover. Je be#schrijft Smalhart zo dat ik bijna medelijden met hem krijg. Als ik niet zou weten hoe hij later wordt. Echt waanzinnig gedaan. Die hutkoffer spreekt helemaal tot mijn verbeelding!


Rukia
Rukia zei op 7 jan 2014 - 23:23:
jep, nu haat ik hem nog meer, dat begin me die hutkoffer, echt helemaal die glibberige kwal


narcissa
narcissa zei op 7 jan 2014 - 22:31:
dat begin over zijn hutkoffer was echt geweldig daarin heb je zijn arrogantie zo goed naar voren gebracht. weet je ik haat Gladianus smalhart, maar na dit stuk, begrijp je hem eigenlijk veel meer, ik heb eigenlijk nooit bij stil gestaan, dat hij straatarm was en al zijn geld uit gaf, maar eigenlijk is dat precies zo als hij is. echt op en top Smalhart.
wel done!!!!