Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Schrijfwedstrijd » Voor altijd voorbij

Schrijfwedstrijd

2 feb 2014 - 16:56

1400

0

243



Voor altijd voorbij

Mijn zicht over de stad reikt ver. Mijn ogen zien veel. Ze zien te veel. In de verte zie ik een vrouw, haar hoge hakken tikken snel op de stoep. Ze probeert vast snel thuis te zijn. Bang voor alles wat zich in het donker afspeelt. Ik buig mijn hoofd. Had ik maar geweten wat er allemaal in het donker afspeelt. Ik schud mijn hoofd een keer om de herinnering los te laten. Misschien dat de winkelstraten me wel afleiding geven.

Mijn afleiding vind ik maar even. Voornamelijk in het drukke gedeelte waar de clubs zijn. Zodra ik die voorbij ben, wordt het stiller. Zo’n stilte die nog net niet ongemakkelijk is. Een stilte nadat er een storm geweest is. Voordat de natuur weet dat het weer veilig is om naar buiten te komen.
Mijn gedachte dwalen weer langzaam af. Ik zie stukjes van de afgelopen week voorbij komen. Dan vinden mijn gedachte rust in een bepaald gedeelte. Het laatste moment waarop alles nog normaal was.

Daar staat ze, weer bij het raam. Ze kijkt vanuit ons appartement recht het park in. Dat wilde ze zo graag. Ik wilde alles voor haar doen, zodat ze haar eigen droomhuis zou hebben. Ik hoor haar zuchten en weet dat we zo meteen weer van start gaan. Ik weet dat ik weer te ver ben gegaan. Ik heb altijd het beste voor haar gewild. Zodra ze zich omdraait, zie ik de tranen over haar wangen lopen. Ik loop al naar haar toe om ze weg te vegen. Meteen duwt ze me weg. Ik struikel en val tegen het keukenblok aan.
‘Je bent er nooit voor me als ik je nodig heb, dus nu hoef je er ook niet voor me te zijn.’ De woorden ketsen als stenen in mijn gezicht.
‘Laat me er dan nu voor je te zijn.’
‘Rot toch op! Probeer nu niet in een keer gevoelig te zijn!’
‘Je laat me ook gewoon nooit toe als er iets is!’
‘Je moet er ook niet alleen maar zijn als ik je nodig heb!’
‘Hoe kan ik er überhaupt voor je zijn, als je me niet toelaat. Je blijft tot laat weg en ben je een keer ’s avonds thuis, ben je er met je gedachten niet bij!’
‘Zegt de man die lange dagen werkt en dan niet te genieten is!’ Ik voel dat dit zo niet goed gaat.
‘Kathinka, ik weet dat er spanningen zijn tussen ons, maar misschien moeten we even rustig gaan zitten en even ademhalen.’
‘Hier heb ik nu geen behoefte aan. Ik ben weg.’ Ze pakt haar tas en loopt de deur uit. Ik zak neer op de bank en laat mijn hoofd in mijn handen zakken. Hoe heb ik het zo ver laten komen. Dan sta ook ik op en verdwijn in de nacht.

Ik eindig op een bank. Hoe ik daar precies gekomen ben weet ik niet meer. Ik ging weg om Kathinka te zoeken. Het is vier uur later en ik heb geen flauw idee waar ze heen is.
Ik zie een schim aan komen lopen. Kathinka. De hoop brandt zich in mijn hart. Langzaam wordt ze steeds duidelijker. Helaas, ze is het niet. Toch is er iets waardoor mijn ogen haar niet los laten. Ze loopt de hoek om. Ik merk dat ik opgestaan ben en haar achterna loop. Ze gaat een donkere steeg in en een deur door. Mijn voeten brengen me als vanzelf naar de deur. Het ijzer van de klink voelt koud aan in mijn hand. De deur gaat met een knarsend geluid open. Binnen zie ik allemaal dansende mensen. Op een verhoging staat een dj. De muziek zweept de massa op. Ik wordt meegetrokken de mensenmassa in. Mijn ogen zoeken de mysterieuze vrouw van net. Even zie ik haar. Ze loopt helemaal aan de andere kant van de zaal. Mijn weg naar haar toe, duurt eventjes. Overal draaien vrouwen om me heen. Ze lijken me proberen tegen te houden. Maar soms lijkt het ook weer alsof ze me er juist heen duwen. Het lijkt net een spelletje waarbij ik de bal ben die overal heen geduwd wordt. Dan bereik ik de andere kant van de dansvloer, maar ik zie haar nergens meer. Zoekend blijf ik rondkijken, totdat mijn oog op een doek valt. Aan de schaduw erachter zie ik dat er een gat zit. Ik kijk nog een keer goed rond. Niemand lijkt me meer in de gaten te houden. Ik duw snel het doek opzij en ga naar binnen. Achter het doek is een lange gang. Er komen een paar deuren op uit. Achter een aantal deuren hoor ik geroezemoes. Even blijf ik staan. Ik weet niet zo goed waar ik heen moet. Moet ik dit wel doen. Ik weet dat Kathinka en ik nu niet zo goed lopen. Misschien is ze wel al weer naar huis gegaan. Misschien wil ze het wel met me uitpraten. Net op het moment dat ik me om wil draaien, zie haar weer voor me verschijnen. Ze schiet net een deur door. Ik ren bijna naar de deur toe en stap naar binnen. Er is een felverlichte kamer. Ik zie de vrouw op een sofa gaan zitten. Er staan nog twee fauteuils in de kamer en daarop zitten nog een blondine en een zwartharige vrouw. De bruinharige maakt een uitnodigend gebaar dat ik naast haar moet komen zitten. Ik doe wat ze zegt. Ze slaat haar arm om me heen. Ze kust me. Gewillig kus ik terug. De andere vrouwen in de kamer hangen om ons heen. Ze joelen. De buitenwereld vervaagt steeds meer voor me. Ik zie alleen maar de bruinharige voor me. Ze duwt me overeind naar het midden van de kamer. Ze danst rondjes om me heen en duwt me speels heen en weer. Dan voel ik haar tanden in mijn nek. Het licht in mijn ogen dooft langzaam.

Koude spetters maken we wakker. Mijn hoofd doet enorme pijn. Mijn keel brandt. De geluiden van de stad dringen langzaam tot me door. In de verte hoor ik een sirene. Er tikken hakken op de straat. Ik kom overeind en merk dat ik sneller ben dan daarvoor. Mijn hand gaat langs mijn nek en ik voel opgedroogd bloed. Bloed. Mijn hart begint te bonzen en ik merk dat mijn neus de geur oppikt. Ik ren naar de rand van het gebouw en spring naar beneden. Zonder een schrammetje kom ik op de grond terecht. In een paar seconde ben ik vijf straten verder. Ik duw een lichaam tegen de muur aan. Mijn mond vindt als vanzelf haar nek. Mijn tanden boren zich in haar huid. Het bloed stroomt mijn mond binnen. Het lichaam zakt slap langs de muur naar beneden. Ik zet vol afschuw een stap naar achteren. Waarom deed ik dat? Wie ben ik? Ik begin te rennen, zo snel en ver mogelijk van die plek vandaan. Ik ren de stad uit het bos in. Bij het meer houd ik stil. Ik kijk in het water. Er druppelt bloed van mijn kin af. Snel veeg ik het weg en was mijn handen. Toch gaat de roestige geur er niet af. Ik ga tegen een boom zitten. Wat moet ik nu?

Ik sta op het dak en kijk uit over de stad. Een paar verdiepingen lager hoor ik hoe Kathinka bezig is in de keuken. Ik heb gehoord hoe ze verschillende telefoontjes pleegt om me te zoeken. Ik heb haar horen huilen dat ze me niet meer gevonden heeft. Het is een paar weken, sinds dat ik verdwenen ben. Ik voel de spijt in iedere vezel van mijn ziel. Toch is er helemaal niets meer aan te doen. Ik kan niet naar huis. Ik zou haar alleen maar pijn kunnen doen.
‘Enrique.’ Ik hoor haar stem achter me. Het klinkt zo fragiel. Ik draai me naar haar toe. Ze rent in mijn armen.
‘Enrique, ik heb je zo gemist. Waarom ben je niet thuis gekomen?’ Ik ruik haar perfecte geur, maar daaronder ruik ik haar bloed. Ik hoor haar hart kloppen. Het klinkt als een perfect ritme in mijn oren.
‘Dit kan niet meer. Er is te veel veranderd.’ Ik wil haar alles vertellen, maar dat kan niet. Ik voel hoe haar lippen de mijne raken.
Dit kan ik niet, schiet er paniekerig door mijn hoofd heen. Haar vingers grijpen dieper in mijn jas.
Ik verdwijn de donkere nacht in, haar voorgoed achter me latend.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.