Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Lord of the Rings » The Lord of Moria » 4 - Buitengewone lieden

The Lord of Moria

24 juni 2014 - 19:26

2314

0

335



4 - Buitengewone lieden

De dwergen waren, na een lange poos voor het leven te hebben gerend, wat rustiger gaan lopen, want lange hardlooptochten waren niet iets voor dwergen. Een hele poos, langer dan gebruikelijk voor deze lieden, waren de dwergen in een roes, zonder hun zintuigen de kost te gevenn, voortgegaan. Toen Frár, de meest nieuwsgierige van het stel, tijd vond om de wanden van de gang nader te bekijken, stond hij versteld. Deze gangen waren niet versierd met dwergenrunen, maar met andere kunstwerken. Het leken jachttaferelen te zijn. Dat kon zelfs een dwerg zien, want mannen waren met speren afgebeeld net achter een groot hert.
‘Makkers, wacht eens even en haast je niet zo,’ riep Frár tot de anderen. Het duurde wel even voordat het tot de overige dwergen doordrong dat er iemand iets te vertellen had.
‘De aardmannen hebben ons niet kunnen achtervolgen vanwege de draak, die zelf niet in deze gang kan komen vanwege zijn omvang. Daar ik achteraan liep en nog snel over mijn schouder keek toen we deze gang inrenden, zag ik de draak tegen dit gebergte al botsend tot stilstand komen. Ik voelde de impact van deze knal zelfs nog. Nadat ik even door mijn knieen ging, heb ik voorgemaakt om de rest van jullie bij te kunnen houden.’
Nu keek Frár, al gebarend naar de muurschilderingen. Plotseling kwamen de dwergen die in een al dan niet letterlijke tunnelvisie zaten, tot bedaring.
‘Ik heb even om me heen gekeken en trof wonderbaarlijke wandversieringen aan. Ik heb nog nooit gelezen in één enkel boek (‘ en ik heb een heleboel gelezen dacht Frár’), dat dergelijke volkeren zulke schilderingen maken. Nog nooit heeft een middenaards volk zulke kunstzinnige jachttaferelen op de wanden van een grot aangebracht.’
‘Wie van ons heeft beweerd, dat een middenaards volk dit heeft aangebracht op de wanden? We begeven ons op het grensgebied tussen middenaarde en forochel, een grens gemaakt door een bergrug, de grijze bergen, als natuurlijke barrière. Volgens oude verhalen is het land daar in forochel altijd bevroren en is het er ijzig koud. Ook vertelden de verhalen over de bewoners van het gebied. Er zouden mensen leven, althans, mensachtige lieden zou beter op zijn plaats zijn, want deze lieden zouden niet verwant zijn aan de mensen op middenaarde, die allen afstammen van de Edain. Deze mensachtige wezens, ik noem ze voor het gemak sneeuwmannen, daar ze in de eeuwige kou leven, zouden forser gebouwd zijn dan de gewone mensen en ze zijn iets kleiner. Bovendien zijn ze sterker en tot grootse dingen in staat. Ook kunnen ze vele verwondingen overleven. Het meest komische is wellicht de brede neus die ze zouden hebben.’ antwoordde Flói, die duidelijk veel meer verstand had van deze zaken. Hij had namelijk nog meer gelezen dan Frár of elke andere dwerg in dit gezelschap.
Allen keken ietwat merkwaardig richting Flói. Het moest even op hen inwerken. Mensachtige wezens die wel iets weghadden van dwergen, dat leek vrijwel ondenkbaar.
‘Nu heb ik genoeg uitleg gegeven, we moeten verder!’ besloot Flói.
Toen liep het gezelschap verder, verbaasd om zich heen kijkend. Dit keer iets minder gehaast, zodat de dwergen alle schilderingen aandachtig konden bekijken tijdens de tocht. Op deze manier waren de lange berggangen een heel stuk minder onplezierig geworden. Zo hier en daar herkenden de dwergen zelfs enkele dieren. Een beer deed enkele dwergen uit het gezelschap van Thorin zeer denken aan de Beornings die ze eens hadden ontmoet.
Opeens hield Lóni halt, want hij had een mooie verbreding in de gang gevonden, waar ze allen konden liggen om te slapen. Ze waren uitgeput en er volgde dan ook geen tegenspraak. Ook de wacht zijn, terwijl iedereen sliep, was geen straf. Er was immers genoeg te zien en te verbeelden in de schilderingen. Zo waren er grote oerossen te zien met daarachter mannen met speren. Op een andere schildering werd een hert bestookt met pijlen van soortgelijke mannen. Toch sprong een andere schildering eruit. Een wezen, waarvan de dwergen de naam (nog) niet kenden, werd aangevallen door dezelfde mannen, maar dit wezen leek al vele lieden te hebben beroofd van het leven.

Even verderop, aan het begin van de bergpas, kwamen enkele schimmige wezens langs de paden waar de dwergen eerder die dag gelopen hadden. Donker als de pas was in dit gedeelte, de wezens schenen alsmaar opgewekter te worden. Dit gezelschap maakte vele malen sneller voort dan de dwergen gedaan hadden. Pas toen de wezens iets verderop de verlichting van fakkels genoten, werden hun ware identiteiten onthuld. Enkele aardmannen hadden de razernij van de draak klaarblijkelijk overleefd. Dit was ook niet ondenkelijk met alle schuilplaatsen in de bergrug. Hun groep was duidelijk geslonken tot enkele aardmannen, maar dat weerhield hen niet van de bloeddorst jegens de dwergen. Deze lieden maakten alsmaar voort, niet kijkend naar de wonderlijke muurschilderingen die de bergpas omgaven. Ze hadden enkel oog voor dwergen en ze zouden hun doel snel bereiken, want daar verderop lagen de dwergen. Vele dwergen leken in diepe rust te zijn, terwijl slechts enkelen de wacht hielden aan weerskanten van de pas. Hoewel de aardmannen een verrassingsaanval in gedachten hadden, werd men toch al snel overmoedig. Dit broedsel uit de duisternis was niet gemaakt voor het grote denkwerk en oorlogskreten reeds reeds uit hun halsen. Dit maakte de wachten der dwergen plotsklaps attent, waardoor deze kleine lieden in grote getalen ontwaakten en hun wapens pakten, die naast hen lagen tijdens hun slaap. De boogschutters van de aardmannen schoten reeds enkele pijlen richting de dwergen. Enkelen troffen kant noch wal, maar anderen troffen enkele dwergen pijnlijk. In hun razernij vielen de dwergen de aardmannen aan in deze smalle pas. In de smalle pas lieten de dwergen hun kunde met de bijl weer eens kundig. Hoewel sommigen wel eens op lompe wijze op de wanden inhakten, bekleedde aardmannenbloed al gauw de paden van de bergpas. Op dat moment werd duidelijk dat ook de dwergen hadden geleden onder deze strijd. Enkelen lagen met verwondingen in de benen en armen, terwijl anderen verzochten hun makkers te verzorgen. Balin verzocht het grote gros van het gezelschap weer te gaan slapen. Sommigen verzorgden de ouderen, terwijl Balin, Oin en Ori de wacht hielden rond de groep dwergen. Loni en Nali hadden aangeboden de gangen richting de dorre heide hernieuwd te bewandelen. Op deze wijze zouden de dwergen niet opnieuw verrast kunnen worden aan deze kant van het gangenstelsel.

De dwergen wisten niet of ze ’s ochtends of ’s avonds wakker waren geworden, omdat deze grotten verlicht werden door enkele fakkels verderop. Het enige, wat ze wisten, was dat ze ’s middags de gangen in waren gerend. Laten we echter iets teruggaan in het verhaal, opdat de dwergen nog in slaap zijn. Ik heb hierdoor even de tijd om de situatie van de sneeuwmannen uit te leggen. Na de verwoesting van Utumno, het fort van Melkor, tijdens de jaren van de bomen ging veel van het destijds machtige Beleriand verloren. Deze sneeuwmannen, nomaden die de naam Lossoth droegen, overleefden echter wel de troosteloze omgeving. Het waren geharde lieden die in de meest barre omstandigheden standhielden. Door de jaren hebben deze lieden hun leefstijl niet noemenswaardig veranderd, hoewel ze door de jaren een grote stad in de ijsbaai van Forochel hebben doen opreizen. Hun relatie met middenaarde was vrij beperkt. Ze hadden vooral contact met de elfen van het westen gehad. Ze hadden echter een tijd lang een belangrijke reliek in hun bezit, namelijk de ring van Barahir, die Aragorn eens aan Arwen als geschenk zou geven. Ten tijde van de opmars van Angmar, toen Arnor viel, vluchtte Arvedui, de laatste koning van Arhedain, richting de ijsbaai. Daar gaf hij de ring als blijk van waardering aan de Lossoth. Toen Arvedui echter besloot via de zee naar middenaarde terug te keren, vonden de sneeuwmannen dit niet wijs en ze probeerden hem op andere gedachten te brengen. Hij was echter eigenwijs en ging toch, waardoor hij zou sterven aan boord van het schip, dat ingevroren was. Zo kwam de laatste koning van Arnor aan zijn einde, toch een triest lot. Met deze machtige ring konden de Lossoth hun noordelijke rijk groter en sterker maken. Enkele jaren voordat Bilbo zijn verbazingwekkende reis naar Erebor en weer terug zou maken, reisde een delegatie van de Dúnedain, afstammelingen van de mensen van Arnor, naar Forochel af om de ring terug te kopen. De Lossoth gaven de ring terug aan de rechtmatige eigenaren in ruil voor een groot aantal kostbaarheden. Dit waren namelijk goede en eerlijke lieden, hoewel ze weinig onderhandelden met de buitenwereld wegens hun afgelegen woonplek. De leider van het volk was Oddar, een breedgebouwde man met het overdadige beharing. Hij had een ietwat woest uiterlijk met zijn volle baard en lange haren. Het was geen intelligente man, zoals de meeste Lossoth niet al te intelligent waren, maar het was een oprechte en gastvrije figuur.

Op dit moment trok Oddar met een grote groep sneeuwmannen richting het zuiden, terwijl de vrouwen met de kinderen in de nederzettingen achterbleven. Deze morgen inspecteerde de groep de heilige gangen van de voorvaderen, die rijkelijk beschilderd waren. Ze zouden glimmende kostbaarheden op de open plek aan het einde van de gangen aan het heilige dier, de draak, offeren om vervolgens waar naar hun geliefden en kinderen terug te keren. Juist op dat moment wekte Ori, die de wacht hield, de dwergen, omdat hij geluiden in de gangen had gehoord. Nu begonnen de dwergen zich (opnieuw) af te vragen of het ochtend of avond zou zijn. Ook vroegen ze zich af of er weer een aanval van aardmannen zou komen. Toen deze kleine lieden geheel bij zinnen waren gekomen, zagen ze reeds reusachtige, bangmakende schaduwen zich tegen de wanden van de grotten aftekenen. In een kleine tijdspan stonden allen die nog in staat waren te vechten reeds klaar. Zelfs de gewonden werden even aan hun lot overgelaten. Toen kwamen de Lossoth de hoek om en het viel de dwergen enigszins mee, dat ze niet zo groot waren. Toch stonden de dwergen reeds klaar om de vreemdelingen met hun bijlen te lijf te gaan. De dwergen konden deze bijlen al snel laten zakken, want deze mannen waren niet gewelddadig van aard. De Lossoth schrokken echter zeer van de dwergen met hun grote bijlen, want zulke lieden hadden ze nog nimmer gezien.
‘Wat zijn jullie voor wezens? Wij hebben nog nooit zulke wezens gezien, toch mannen?’ zei Oddar, ‘wel hebben we eens van de elfen verhalen over kleine lieden met de naam Hobbits gehoord. Ze hebben ons nooit verteld, dat die vrolijke lieden baarden droegen tot hun middel.’
‘Maar wij zijn helemaal geen Hobbits, wij zijn dwergen, Dwer-Gen!’ zeiden de dwergen in koor.
‘Dus dwergen zijn Hobbits met baarden?’ vroeg een andere sneeuwman.
‘Nee, nee, nee, wij zijn edele lieden, die al veel betekend hebben voor het leven op middenaarde. Hobbits zijn vredige lieden, die zich het liefst in hun holletje opsluiten. Wij zijn grootse krijgers ondanks onze lengte,’ zei Óin, die enigszins geïrriteerd was door de opmerkingen van de vreemdelingen. Hoe kon je immers een dwerg zo durven te beledigen?
Oddar en zijn sneeuwmannen stonden een tijd lang na te denken en omdat het geen al te grote denkers waren, duurde deze tijd toch wel even. Uiteindelijk kwamen de Lossoth tot het besluit, dat dit goedaardige lieden waren. Ze hadden immers niet veel gelijkenissen met de orks en aardmannen, waar de elfen en mensen hen eens over verteld hadden. Oddar inviteerde hen daarna om mee te gaan naar de heilige vlakte. Toen de dwergen hoorden waar deze vlakte dan wel lag, voelden de dwergen daar logischerwijs niet zoveel voor. Ze waren er immers net vandaan gekomen en echt warme herinneringen hadden ze er niet aan overgehouden. Balin attendeerde de sneeuwmannen er nog even op, dat enkele aardmannen dood in het gangpad konden liggen. De dwergen beloofden te wachten op de huidige rustplaats en met de Lossoth mee te reizen, wanneer deze naar hun woonplaatsen terug zouden keren.

De Lossoth gingen verder het gangenstelsel in en ze kwamen langs het slachtveld van aardmannen. Ietwat versufd keken ze erna, waarna ze doorliepen. Uiteindelijk kwamen ze bij de uitgang van de gang. Daar zagen ze een draak die erg bedrijvig was. Het vliegende gevaarte viel kleine lieden aan, die op de vlucht leken en vol angst bleken te zijn. De sneeuwmannen plaatsten nu enkele gouden voorwerpen bij de uitgang van de gang en gingen terug naar de merkwaardige kleine lieden. Toen ze daar aankwamen, ging Balin door de knieën voor de hoofdmannen van de Lossoth.
‘Ik wil me ten eerste verontschuldigen voor onze vijandige houding jegens jullie. Ten tweede wil ik jullie een gunst vragen; wij zijn vluchtelingen en hebben reeds sinds dagen niet meer gegeten. Neem ons in genade op in uw nederzetting. Moge het heilige dier jullie goed gezind zijn!’ dit laatste had hem moeite gekost om te zeggen. Deze woorden hadden Oddar echter zeer gevleid en hij stemde in. Toen het gezelschap van dwergen en Lossoth in richting van het thuisland van de sneeuwmannen, Forodwaith, liepen, de gangen doorkruisten, werden de muren alsmaar rijkelijker versierd. Hoewel de dwergen gewend waren geraakt aan het leven in tunnels en mijnschachten, waren ze verheugd licht te zien aan het einde van de tunnel. Het licht was echter minder warm dan op middenaarde en de koelte nam reeds toe. Bij de uitgang van de bergpas lag reeds een dikke laag sneeuw en een hevige windvlaag kwam het gezelschap tegemoet. Koning winter regeerde hier, zoals het nergens anders regeren zou op middenaarde.
‘Welkom in ons thuisland. Moge het ook voor jullie als een warm thuis aanvoelen,’ sprak Oddar verheugd.
‘Moge jullie huizen warmer zijn,’ dachten de dwergen. Ze wisten echter dat deze lieden die humor niet vatten zouden.
Daarop trotseerden allen de kou. Toch was het voor de gewonde dwergen een minder prettige gewaarwording. Vandaar hielpen veel andere dwergen hun makkers. Een dwerg ging immers voor een andere dwerg door het vuur, zoals het voor geen ander volk door het vuur zou gaan.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.