Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Avatar » Jeong Jeongs leerling » Ademen (4)

Jeong Jeongs leerling

9 sep 2014 - 22:32

3306

0

371



Ademen (4)

Jeong Jeong komt niet gemakkelijk van Azelia af wanneer hij haar moet kalmeren na een bittere ontdekking.

‘En ze is je nieuwe beschermeling, Iroh,’ zei Jeong Jeong. ‘Tenminste, als je een hart hebt.’
Iroh keek de Deserteur een moment doordringend aan en zette toen zijn theekop neer.
‘Mijn neef verbergt zich op dit schip in een poging de Avatar te kunnen vangen wanneer we op de Noordpool aankomen. Ik kan hem op het moment geen eten gaan brengen, omdat Zhao, nu de admiraal van deze vloot, denkt dat ik lig te slapen. Zou jij hem wat te eten willen brengen, Jeong Jeong? Je bent hier zo makkelijk aan boord geslopen. Hij zit in ruim 4c en neem je tijd,’ zei Iroh. Jeong Jeong knikte, pakte het resterende voedsel en liep zonder verder nog een woord te zeggen de kajuit uit.
Azelia keek zwijgend naar de dichte deur. Iroh zag een storm van emoties in haar ogen bewegen.
‘Geen zorgen, kind. Ik zal je geen kwaad doen,’ zei Iroh. ‘Nog een kopje thee?’
‘Komt hij wel terug?’ vroeg Azelia. Iroh knikte zwijgend. Een vale glimlach speelde op zijn lippen.
‘Hij moet wel, maar vertel eens Azelia,wat doet een lief boerenmeisje bij een misdadiger als hem?’
Haar blik vertelde Iroh al duizend dingen, maar uiteindelijk zei ze nog iets.
‘Hij was er bij toen mijn ouders dood gingen. Ik wist niet naar wie ik anders moest. Mijn familie woont in de Vuurnatie en ik wil eerst leren vuursturen, zodat ik hen kan beschermen,’ wrong Azelia er uit.
‘Wil je me vertellen wat er precies is gebeurd met je ouders?’
Azelia zweeg een tijdje, maar begon toen op fluistertoon de gebeurtenissen van de afgelopen dagen te vertellen en liet niets achterwege. Iroh luisterde er naar met een mengeling van afschuw en medelijden. Azelia huilde echter niet. Ze was simpelweg te moe om nog verdrietig te zijn. Iroh gaf haar zijn bed in de andere kamer. Toen hij de deur achter zich sloot was ze al in slaap gevallen. Zittend in de woonkamer wachtte de prins de komst van Jeong Jeong af.

Het was voor de Deserteur niet moeilijk geweest om prins Zuko te vinden. Jeong Jeong wist dat hij een tijdje moest wegblijven en besloot die tijd maar op te vullen met Zuko, die zich duidelijk stierlijk verveelde in het koude ruim. In ieder geval kwam Jeong Jeong er achter dat het in het koninklijk huis niet zo lekker liep binnen de familie. Bij de vraag waarvan Jeong Jeong Iroh kende, was het antwoord van de Deserteur dat Jeong Jeong een tijdje onder Iroh had gediend in het leger lang geleden. Dieper wilde Jeong Jeong er niet verder op ingaan.
Nadat ze samen de tijd wat gedood hadden, ging Jeong Jeong weer terug. Bij binnenkomst zat Iroh met een ernstig gezicht achter een net opgezet pai sho spel.
‘Speel je een potje mee?’ Jeong Jeong zat voordat Iroh de zin had uitgesproken. Met een verborgen enthousiasme begon de Deserteur zijn stenen op te stellen.
‘Waar is Azelia?’ vroeg Jeong Jeong, terwijl hij de lotussteen uit zijn zak haalde.
‘Ze slaapt in de kamer hiernaast,’ zei Iroh. Hij maakte de eerste zet. ‘Azelia heeft me alles verteld.’
Jeong Jeongs beweging stokte een moment. Hij vermande zich en deed een tegenzet.
‘Ik had gehoopt dat er na mijn desertie geen bloed meer aan mijn handen zou komen.’
‘Weet ik, maar je bent de grootste deserteur van de Vuurnatie. Ze zullen je blijven opjagen,’ zei Iroh. Jeong Jeong wist dat daar niets tegenin te brengen was.
‘Zhao stuurt zal zeer spoedig wat premiejagers achter ons aan sturen, als hij het al niet gedaan heeft,’ dacht Jeong Jeong hardop. ‘Er breken harde tijden aan.’
‘Ik neem Azelia wel van je over tot ze er klaar voor is om naar haar familie in de Vuurnatie te gaan. Daarna kan Piandao haar wel thuis brengen. Die heeft toch tijd over,’ zei de prins met een glimlach. Jeong Jeong slaakte een lichte zucht van verlichting. Iroh en Piandao. Dat moest wel goed komen.
‘Zuko heeft er een hekel aan om hier als een rat rond te kruipen, nietwaar?’ merkte Jeong Jeong op. Iroh knikte. De stenen schoven rustig over het bord heen.
‘Hij kan zich niet te veel laten zien. Iedereen kent wel iemand hier en Zuko is alleen. Dat schepen verstekelingen meenemen is niets nieuws.’
Jeong Jeong dacht een moment na. Aan de rand van het bos lagen zijn mannen te slapen. De winter beloofde lang en koud te worden. De jacht op hem was opnieuw geopend en ze hadden geen voorraden of onderdak meer. Terwijl de stenen van klei met een droog schuren over het houten bord gleden ontstond er een plannetje in Jeong Jeongs hoofd. Buiten het schip kon hij de bedrijvigheid in de haven horen. Een bekend geluid. Een aankomende veldslag. Er zouden extra uniformen aan boord worden gebracht. IJdelheid was iets dat de Vuurnatie kenmerkte in de oorlog. Indruk maken. Jeong Jeong had al een paar kratten met helmen zien staan in zijn sluiptochten over het schip. Chey zou geen probleem zijn, maar de Lin Yee’s zouden misschien iets lastiger worden.
Beginnend met de haken en ogen legde Jeong Jeong Iroh zijn plan uit. De prins luisterde er naar met grote interesse. Het zou voor beide partijen een mooie oplossing voor de problemen zijn als het zou werken. Eerst moesten ze zeker weten dat Jeong Jeongs gezellen hem zouden volgen, maar het zou kunnen werken.
Een klein uurtje later verliet Jeong Jeong het schip. Van Azelia nam hij geen afscheid. Ze had haar rust verdiend en daarbij zou haar vanzelf wel weer tegenkomen. Terug bij de bosrand waren zijn mannen nog in diepe rust, behalve Chey en twee Lin Yee’s die met moeite de wacht hielden. De Deserteur zei de groene mannen te gaan slapen en nam Chey apart. Bij nader inzien zou zijn plan voor Chey ook nog een behoorlijke kluif worden. Ze waren immers beide deserteurs gezocht door de Vuurnatie en een paar weken aan boord van een Vuurnatieschip zou nog best een confronterend kunnen worden.

Azelia ontwaakte tegen het einde van de middag. Van Jeong Jeong, noch Iroh was een spoor te bekennen. Het meisje durfde de kajuit niet uit te gaan, maar hier blijven leek zo verschrikkelijk saai. Verveling deed haar een rondje door de kajuit lopen. De theetafel stond centraal in de kamer, maar nu lag er een speelbord op. Azelia kende het spel niet, maar het zag er best leuk uit. De stenen waren vrolijk gekleurd en zeker de steen met de bloem vond ze mooi. Verder stond er een boekenkast in de ene hoek, een bureau in de andere hoek en wat meer opbergruimte voor kleren en andere spullen. Een deur leidde naar de slaapkamer toe waar Azelia net vandaan kwam, een andere deur ging de gang op. De kamer werd verlicht door een lamp die weinig zin had om te schijnen en de vlag van de Vuurnatie hing aan de muur. Al met al was het niet bijzonder gezellig, maar wel praktisch.
Azelia zocht naar iets om mee te spelen. Ze ging achter het pai sho spel zitten. Ze schoof de stenen een eindje opzij, pakte een boek uit de boekenkast en zette het ding als een tent op. Met een twee stapeltjes stenen die er als pilaren voorstonden leek het in haar kinderfantasie net op het huisje van het genezende vrouwtje die ergens in het bos woonde en waar ze heel af en toe eens langs was gegaan. De stenen die overbleven werden poppetjes en met de tijd werden meer boeken tot huizen gemaakt. Azelia speelde een tijdje voor ze weer verveeld raakte. Bang dat Iroh het misschien niet goed had gevonden dat ze zijn boeken en stenen had gebruikt, ruimde ze alles op, maar nu had ze weer niets te doen. Opnieuw begon de strijd tegen de verveling. Een tweede speurtocht door de kajuit werd op touw gezet en ditmaal keek de kleine vuurstuurder in de kasten en laden. Ze vond verschillende soorten theebladeren, kleding, boeken en nog meer snuisterijen uit alle windstreken. De kunstvoorwerpen zagen er echter zo exotisch uit dat Azelia ze niet aan durfde te raken. Wel vond ze een dikke, witte kaars die al een beetje was gebruikt. Ze pakte het voorwerp, zette het neer op de theetafel en ging zelf op een kussen een eindje van de tafel vandaan zitten.
Het was stil in de kajuit. Enkel het geluid van de ronkende scheepsmotoren bereikte de oren van het jonge meisje, maar de wereld leek hier stil te staan. Zo stil dat ze zelf een meubelstuk leek te worden.
Azelia staarde naar de kaars. Zou ze het kunnen? Zou ze het durven? Uiteindelijk zou ze wel moeten. Dit was een basisbeweging die ze vroeger of later toch zou moeten beheersen. Het meisje ademde diep in en uit. Ze had het al tientallen keren geprobeerd zonder succes. Ze strekte haar arm en hand helemaal uit, de vingers gericht naar de kaars drie meter verderop. Haar handpalm was naar de grond gericht. Azelia sloot haar ogen, concentreerde zich op de kaars en ademde uit terwijl ze haar hand met een sierlijke beweging omdraaide. Ze opende haar ogen.
De kaars brandde.
Als verdoofd sloot Azelia haar hand. De vlam doofde zonder geluid. Nogmaals probeerde ze het. Ditmaal met haar ogen open. Op het moment dat ze haar hand omdraaide zag ze een vlam bij de lont
ontstaan die de kaars deed ontsteken. Opnieuw doofde ze de kaars door haar hand te sluiten. Zonder een enkele gedachte bleef Azelia de truc herhalen. Kaars aan, kaars uit. Na een tijdje hoefde ze haar arm niet eens meer te strekken. Haar hand omdraaien en zich concentreren op de kaars was al genoeg.
Azelia stond op en zette er nog een kaars bij. Daarna probeerde ze ze beide tegelijkertijd aan te steken. Wederom lukte het haar in één keer. Een derde en laatste kaars werd er bijgezet. Drie vlammen ontbrandden voor de ogen van het meisje. Een opkomend gevoel van machteloosheid deed Azelia haar vuisten ballen en de vlammen weer doven.
Ze had haar ouders kunnen redden als ze eerder maar meer had geoefend. Dan had de admiraal haar vader en moeder gespaard. Ze had ze kunnen redden door de kaars aan te steken. Nooit eerder was het haar gelukt en nu kon ze er plotseling drie tegelijkertijd aansteken?! Hoe gemeen was dat? Azelia kon die drie kaarsen niet langer meer zien en sloeg ze van de tafel af. Met een doffe klap kwamen in de hoek tot stilstand.
Azelia bleef als een stenen beeld bij de theetafel staan. Haar gezicht vertrokken in een oneindig verdriet, haar vuisten gebald, haar ogen gesloten, terwijl ze trachtte het vuur binnenin zich te kalmeren. Ze had het gevoel elk moment de controle over haar element te kunnen verliezen, maar de woede over het feit dat ze de kaarsen nu wel kon aansteken was groter dan haar angst voor het element dat zich een weg naar buiten probeerde te werken.
In die toestand trof Jeong Jeong het meisje aan. Ze had hem nog niet opgemerkt, maar de Deserteur herkende de blik: een bom die op scherp stond. Ze zou de controle over haar vuursturing ieder moment kunnen verliezen als ze nu niet rustiger werd.
Jeong Jeong ging achter het meisje staan en pakte voorzichtig haar handen vast. Azelia schrok lichtelijk van hem, maar bleef zich focussen op haar vuursturing.
‘Adem in,’ zei Jeong Jeong zachtjes. Azelia bleef oppervlakkig ademhalen en haar handen werden steeds warmer.
‘Adem in,’ drong Jeong Jeong aan. Azelia slikte een keer en nam toen een hap lucht.
‘Adem nu rustig weer uit,’ zei de Deserteur. Het meisje liet haar adem met een diepe zucht gaan.
‘Adem in,’ zei Jeong Jeong weer. ‘Adem uit.’
Op het ritme van Jeong Jeongs woorden ademde Azelia in en uit. De energie verdween langzaam uit haar lichaam, maar de angst de controle over het vuur te verliezen bleef. Jeong Jeong zag het en deelde haar angst. Hij liet echter niets merken.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg de Deserteur toen Azelia niet rustiger werd.
‘Ik stak de kaarsen aan,’ fluisterde het meisje nauwelijks verstaanbaar.
‘Welke kaarsen?’ vroeg Jeong Jeong. Met trillende hand wees het meisje de drie wassen cilinders in de hoek aan. Jeong Jeong liet Azelia voor wat ze was, liep naar de hoek toe en pakte de kaarsen op. Nauwgezet bekeek hij de voorwerpen. De kaarsen waren gemaakt van bijenwas en hadden een diameter van vier centimeter. De lont was juten gemaakt. Al met al geen gemakkelijke kaars om aan te steken.
‘Deze stak jij aan?’ vroeg Jeong Jeong. Azelia knikte. ‘Alle drie tegelijkertijd?’
‘Na een paar keer oefenen,’ zei het meisje. De Deserteur keek haar ongelovig aan. Er zaten sporen van gebruik op de kaars, maar drie van deze dingen tegelijkertijd aansteken als beginner? Dat had Jeong Jeong nog niet veel meegemaakt.
‘U gelooft me niet,’ zei Azelia bitter. Jeong Jeong zette de kaarsen neer op tafel en krabde achter zijn oor.
‘Jij stak deze drie kaarsen tegelijkertijd aan?’ vroeg de Deserteur nogmaals Als antwoord ontbrandde de kaarsen met een steekvlam van een halve meter. Jeong Jeong stapte net op tijd achteruit en keek Azelia met een stalen gezicht aan. Hij had het meisje niet eens zien bewegen.
‘Sorry,’ mompelde Azelia. ‘Die steekvlam is nieuw.’
‘Vuur reageert op emoties. Het wordt oncontroleerbaar als de stuurder zich laat meeslepen op woede of verdriet met alle gevolgen van dien.’
Jeong Jeong ging opnieuw achter Azelia staan. Ze bewoog zich niet. Haar spieren waren gespannen, haar ogen gesloten, haar vuisten gebald. Toen Jeong Jeong haar handen pakte voelde ze nog steeds erg warm aan.
‘Ik had mijn ouders kunnen redden,’ fluisterde Azelia.
‘Wat zeg je?’
‘Ik had mijn ouders kunnen redden!’ De kaarsenvlammen schoten tegen het plafond omhoog.
‘Azelia, kalmeer!’ zei Jeong Jeong op ijselijke toon. Geschrokken van haar eigen actie probeerde Azelia haar ademhaling weer onder controle te krijgen. Jeong Jeong hurkte voor haar neer.
‘Als je werkelijk wilt leren vuursturen, zal je steeds meer technieken kennen die je ouders hadden kunnen redden, maar nu kan je dat nog niet en naar het verleden reizen gaat niet. Azelia, je ouders zijn dood en er is niets dat je aan kan of had kunnen veranderen. Nu, adem in, adem uit en houd dat vuur van je onder controle.’
‘Ik wil leren vuursturen,’ fluisterde Azelia hees. ‘Ik wil niet dat dit nog eens gebeurd.’
‘Dan adem verdomme eens rustig in en uit voor alles hier in de hens staat,’ zei Jeong Jeong. Hij zag het meisje slikken en nogmaals een poging doen om te kalmeren. Ineens ontspande haar lichaam. Net voor ze de grond raakte, wist Jeong Jeong haar op te vangen. Gefrustreerd zat hij met het bewusteloze kind in zijn armen. Wat zou hij blij zijn als Iroh de zorg op zich zou nemen.

Het waren de laatste zonnestralen van de dag die door ramen van de brug naar binnen tuimelde en het bedje in de hoek nog even in het licht zette voor het nacht zou worden. Azelia ontwaakte door deze zonnestralen. De brug van het schip gloeide in een roodoranje gloed en zelfs de schaduwen leken niet echt donker meer. Azelia stond op. Na wat twijfelen begon ze wat rond te lopen. Ze vond Iroh staande achter de kaartentafel.
‘Gaat het weer een beetje?’ Azelia slikte een keer moeilijk.
‘Het is een prachtige avond,’ zei ze. Ze durfde Iroh niet aan te kijken, maar keek in plaats daarvan naar de avondhemel die in vuur was gezet.
‘Morgen vertrekken we naar de Noordpool, maar vanavond is het nog even feest. Ga je mee de haven in?’ vroeg de prins.
‘Graag,’ zei Azelia. ‘Maar waar is Jeong Jeong?’
‘Jeong Jeong en Chey reizen met dit schip mee als verstekelingen, maar dat mag je aan niemand vertellen. Ze helpen mijn neefje Zuko, maar ga je mee? We zullen nog lang genoeg op dit schip zitten.’
Azelia volgde Iroh mee naar buiten toe. Hoewel meerdere soldaten vreemd opkeken toen ze de oude generaal zagen passeren met het kind, zei niemand er iets van. In de havenplaats was het een en al bedrijvigheid. Winkeliers hadden hun koopwaren trots uitgestald, restaurants lokten klanten met de meest heerlijke geuren en overal liepen soldaten gekleed in burger rond, genietend van de laatste vrije uurtjes voor ze morgen naar de Noordpool zouden reizen. Iroh zag Azelia opklaren door de verandering van de omgeving. Het was goed dat Jeong Jeong naar hem was gekomen. Wat wist de Deserteur nu van kinderen? Niets. Als Azelia bij hem zou blijven zou hij haar behandelen als een voorwerp, net zoals hij met al zijn gezellen deed. Nee, het was goed dat Azelia nu hem was, bedacht Iroh zich. Een oorlogsbodem was niet de meest ideale plaats voor een kind, maar het was beter dan de buitenlucht.
De twee mensen liepen een winkel binnen die allerhande voorwerpen verkocht. Al snel raakte Iroh in gesprek met de winkelier, terwijl Azelia rustig alle vreemde voorwerpen bekeek. Plotseling bewoog er iets achter haar. Snel draaide Azelia zich om. Vreemde beeldhouwwerken staarden haar zwijgend aan. Opnieuw hoorde Azelia iets bewegen. Wat het ook was het probeerde weg te komen. Nu klonk het vlak achter haar. In plaats van zich om te draaien deed Azelia een stap naar achter. Ze botste tegen iemand aan.
‘Avond,’ begroette het persoon haar. Azelia keek naar boven en zag het grijnzende gezicht van de Lin Yee. Ze lachte terug.
‘Wat doe jij hier?’
‘Ik probeer de winkel uit te komen, maar jij staat in de weg,’ antwoordde de Lin Yee net zacht genoeg
dat Iroh en de winkelier hem niet konden horen.
‘Je wilde toch niets stelen?’ vroeg Azelia.
‘Lin Yee’s stelen nooit iets. Tenminste niets van een onschuldige winkelier,’ zei de man. ‘Maar ik moet toch echt naar mijn broeders toe.’
‘Gaan jullie ook mee naar de Noordpool?’ vroeg Azelia. De Lin Yee schudde zijn hoofd.
‘Wij zijn Lin Yee’s, meisje. Mannen van de aarde, mannen van het land. Op open terrein kunnen wij maar weinig uitrichten, laat staan op het water.’
‘Waar gaan jullie dan heen? Jullie horen bij Jeong Jeong,’ zei Azelia.
‘Geen zorgen. Wij zijn daar wanneer je ons nodig hebt. Veel geluk en als je Zhao tegenkomt en herkent moet je maar gewoon zeggen dat we je in het bos hebben achtergelaten en da je op eigen kracht bij Iroh bent gekomen. Oké?’
‘Oké.’
De Lin Yee passeerde Azelia en verdween opnieuw in de schaduwen. Het meisje schudde haar hoofd en liep naar Iroh toe. Ze had honger gekregen.

Na wat geschuif kon er een extra bed in Irohs kajuit worden neergezet waar Azelia heerlijk in kon slapen die nacht. De volgende ochtend waren ze de haven uitgevaren en het duurde niet lang voor ze de woelige zee hadden bereikt. Land was nog steeds in zicht en zou in zicht blijven. Piraten en waterstuurders maakten de oceaan voor de Vuurnatie onveilig. Hoewel ze er een indrukwekkend vloot op na hielden, wilden Zhao zijn munitie behouden tot aan de Noordpool.
Azelia vond het allemaal wel best. ’s Ochtends was ze al bijna haar bed uitgerold door de deining, haar drinken was een keer over de rand van haar mok gegaan omdat die te vol zat en er waren al zeker drie soldaten geweest die haar op hadden moeten vangen toen ze door de gangen liep. Ja, de zee was ruw op de dag dat ze vertrokken. Iroh wilde echter direct met haar lessen vuursturing beginnen.
Staande op het achterdek voelde Azelia het klappen van het schip op de golven nog beter als toen ze nog binnen in de accommodatie zat. De wind viel echter mee. Enkele andere soldaten waren al aan het trainen. Ze keken verbaasd op toen ze de prins met het meisje zagen. Er werd wat geroezemoesd, maar Iroh zei er verder niets van.
‘Ben je er klaar voor?’ vroeg Iroh. Hij was op de hoogte wat er de vorige dag met de kaarsen was gebeurd. Azelia stapte naar voren toe.
‘Laten we beginnen.’


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.