Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Avatar » Jeong Jeongs leerling » Het Verlies (7)

Jeong Jeongs leerling

9 sep 2014 - 22:36

3501

0

387



Het Verlies (7)

Dat Azelia moeilijk kan vuursturen, wil niet zeggen dat je haar bij een pot lampenolie moet zetten.

Een week na de scheiding met Jeong Jeong en de gezellen hadden Koa en Azelia Chin Stad bereikt. Het was een bitterkoude dag, maar het was druk in het centrum. Vandaag was het markt en rondom het plein hadden restaurantjes en cafeetjes hun deuren geopend om bezoekers wat warms aan te bieden. Voor een van de restaurants stond een bord "vers van eigen bodem". Koa was daar naar binnengegaan, had de eigenaar zijn diensten aangeboden en kon direct beginnen als afwasser in de keuken. Wanneer de lente zou komen, kon de eigenaar, die tevens boer was, Koa wel als knecht op het land gebruiken. Koa was niet de enige die zo makkelijk aan een baan was gekomen. Chin Stad scheen altijd een tekort aan boerenknechten te hebben. De mensen uit de stad waren veeleisend, maar hun ijdelheid stond hun in de weg om zelf het land te gaan bewerken. De restauranteigenaar was ook een boer, die zijn waren verwerkte in de heerlijke gerechten van zijn restaurant. Hij beloofde Koa een slaapplaats voor hem en Azelia als de ex-soldaat beloofde nog vijf jaar voor hem te blijven werken.
Dus nu stond Koa op drie vierkante meter de afwas voor een restaurant met honderd gasten te doen, terwijl Azelia in een hoekje op een kruk zat en keek naar al het personeel dat in een georganiseerde chaos door elkaar heen renden. Centraal in de keuken stond de eigenaar, die tussen twee haakjes Oedang Udang heette, op een omgekeerd teiltje aanwijzingen te geven. Boven zijn hoofd hingen de bestellingen aan een waslijn. In wilde weg plukte hij er een vanaf, schreeuwde naar de pâtissier aan de rechterkant dat hij het vlees nu eens een keer moest gaan bereiden en riep de chefkok links op om de salade af te gaan maken. Een kleine twintig minuten liep de rôtisseur achterin de keuken met het vlees naar voren en zette de garde-manger het konijnenvoer al bij het doorgeefluik.
Azelia begreep niets van al dat vakjargon, maar het was leuk om naar de kijken. Niet zelden dreigde Oedang Udang van het teiltje te vallen. Daarbij maaide hij met zijn armen in de lucht en kwam zijn snor tot leven. Ondertussen werkte het personeel stug door.
Aan het einde van de avond nam Oedang Udang Koa en Azelia mee naar een appartement aan de rand van de stad. Hier woonden ook twee keukenknechten en wat andere mannen die in de lente op het land zouden helpen. Koa en Azelia deelden een slaapkamer. Badkamer, keuken en woonkamer moesten ze delen met de andere. Op het erf beneden stond nog een waterput en dat was het wel zo'n beetje. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat moest iedereen werken en dan zat Azelia alleen in het stille huis. Van zijn eerste loon had Koa maar drie kaarsen voor het meisje gekocht, zodat ze tenminste iets met haar vuursturing kon doen in de tijd dat hij weg was. Voor de zomer zou hij in ieder geval niet kunnen trainen. Daar was hij veel te druk voor en, na het werk, veel te moe.
Dus zo vulde Azelia haar dagen het aansteken en doven van de kaarsen op commando. Groot handgebaar, klein handgebaar, gedachten.
Ze begon opnieuw in de woonkamer. Gewoon de drie kaarsen voor haar op een tafeltje en dan aansteken. Twee stappen terug. Gelukt. Vier stappen terug. Gelukt. Zes stappen terug. Gelukt. Verder kon ze niet. Er zat een muur in de weg.
De volgende dag zette ze de kaarsen in de ene hoek en ging ze zelf in de andere hoek staan. Acht stappen weg. Moeilijk door de tocht die door de kieren kwam, maar het lukte.
De dagen gingen voorbij in een langzaam tempo. Een tijdje bleef Azelia in de woonkamer spelen met de posities van de kaarsen. Ver uit elkaar, dichtbij elkaar. Links, rechts, voor, achter. Een kaars achter haar rug omsteken was ze blijkbaar weer verleerd.
Na twee dagen oefenen was het haar nog steeds niet gelukt en Koa wilde haar niet helpen, omdat hij het te druk had met werk en huishouden. Azelia was mokkend naar hun slaapkamer gegaan en had daar opnieuw de poging gewaagd. Nogmaals zonder succes.
De volgende ochtend was het meisje in een nog niet betere stemming. Ze staarde stuurs uit het raam. Wat deed ze nu fout? Wat had ze destijds wel gedaan en nu niet? Haar blik gleed over het lege erf, voorbij de drukke straat naar het open raam aan de overkant waar de overbuurvrouw aan het poetsen was. Er stonden een kaars op tafel. Vijfentwintig meter. Dat was een pittige afstand.
Azelia keek links en rechts uit het raam of niemand haar zag.
Toen stak ze haar arm uit met haar handpalm naar beneden. Vingers gestrekt. Met een rechtsdraaiende beweging van haar hand, bewoog ze haar middelvinger naar haar duim toe en de andere vingers volgden, zodat haar hand een ronding werd waar wind en licht doorheen konden bewegen. De rechtsdraaiende beweging zette zich ongemoeid door totdat de ukkel nu naar boven gericht was. Azelia brak de cirkel. Als eerste zag ze de vlam in haar eigen handpalm. Toen keek ze naar de overkant.
'Ja!' juichte Azelia toen ze de kaars zag branden. De overbuurvrouw hoorde de kreet en keek op van haar vegen. Azelia dook snel weg, maar oh, wat was ze blij. Even later was de buurvrouw in een andere kamer. Nu was het tijd voor een poging doven op afstand. Dit lukte ook direct.
Uren later, nadat de mannen waren teruggekomen en ze naar bed waren gegaan, vertelde Azelia aan Koa wat ze had gedaan. De jongeman glimlachte alleen een keer, gooide haar haren een keer door de war en viel in slaap.
Nee, Koa ging haar niet helpen verder te komen. Azelia zocht nieuwe uitdagingen. Vooralsnog mocht ze het huis niet uit wanneer er niemand met haar mee ging (wat betekende dat ze vrijwel nooit buiten kwam. Hooguit het erf). Na wat oefenen met de kaars van de overbuurvrouw, kwam Azelia niet verder. Ze kon het aansteken en ze kon hem doven, maar bleef haar volle concentratie nodig hebben. Tien meter scheen haar maximum te zijn om iets aan te steken zonder beweging.
Nu moest ze alleen herleren hoe ze achter haar rug om iets aan kon steken. Na wat nadenken kwam Azelia tot de conclusie dat iets achter haar rug aansteken hetzelfde was als iets aansteken wat je niet zag.
Een klein bakje lichtontvlambare lampenolie en twee weken geduld waren er voor nodig voor Azelia wat vooruitgang boekte. Als zijzelf tegen het papieren scherm aan zat en het bakje er bijna tegenaan stond, dan kon ze het aansteken. Hetzelfde gold voor als het bakje achter haar rug stond. Een kaars was te lastig. Azelia zuchtte. Zelfs nu het haar een paar keer gelukt was, lukte het niet elke keer. Wat deed ze fout?

'Is de lampenolie nu alweer op?' merkte een van de knechten op een donkere morgen op. Koa keek met een schuin oog naar Azelia. Het meisje deed keek niet terug.
'Ga je mee, Koa?' riepen de andere toen ze het huis verlieten om naar het land te gaan.
'Ga maar vast. Ik haal jullie dadelijk wel in,' riep Koa terug. De deur sloeg dicht. Buiten galmden de stemmen van de mannen nog een tijdje door te straten voor het stil werd.
'Ben jij met lampenolie gaan spelen?' vroeg Koa aan Azelia.
'Niet spelen. Oefenen,' zei Azelia.
'Ben je gek geworden?! Als dat spul in de fik vliegt, kan het hier alles in lichterlaaie zetten. Vuur is gevaarlijk!'
'Dan train me om het goed te gebruiken!'
'In de zomer kan ik je gaan trainen. Tot die tijd moet je het doen met de kaarsen.'
'Ik heb alles al gedaan met de kaarsen. Ik kan zelfs de kaars bij de overbuurvrouw op de tafel aansteken,' zei Azelia.
'Flauwekul. Zelfs ik kan dat niet,' zei Koa.
'Omdat jij niet zo'n goede vuurstuurder bent als ik,' verweerde Azelia zich.
'Jij? Een goede vuurstuurder? Je kan niets zonder jezelf te verbranden.'
'Ik heb anders wel een vuurzee overleefd.'
'Gewoon mazzel.'
'Ik gebruik lampenolie, omdat het me niet meer lukt om iets achter me rug aan te steken. De olie ontbrandt eerder dan een kaars en...'
'Dat weet ik,' zei Koa. 'Dat weet ik, maar dadelijk gaat het fout en dan is er niemand in de buurt die je kan helpen. Dan sterf je of in de vlammen of we zitten zonder huis. Ik ben blij dat we een hier een goed bestaan hebben kunnen opbouwen en dat zou jij ook moeten zijn.'
'Daar ben ik ook blij mee, maar...'
'Ik moet nu echt de rest achterna. Ik zie je vanavond weer, Azelia,' zei Koa. Hij gaf haar een kus op haar voorhoofd en snelde naar de deur toe.
'Koa!' riep Azelia.
'Wat is er?'
'Waar is het geld?'
'Welk geld?'
'Het geld dat je krijgt voor je werk.'
'Dat...dat heb ik naar de bank gebracht,' zei Koa.
'Zou ik een keer nieuwe kleren mogen?'
'Nieuwe kleren? Waarom?'
'Ik begrijp dat ik mijn Vuurnatiekleren moest achterlaten en deze vodden moest aantrekken, maar het zit voor geen meter,' zei Azelia kijkend naar de lappen stof om haar lichaam. Koa zuchtte.
'Ik heb er op het moment het geld niet voor. Misschien volgende maand,' zei Koa.
'Beloofd?'
'Ik moet nu echt gaan, Azelia. Ik zie je vanavond weer,' zei Koa. Voor Azelia nog iets kon zeggen was hij weg.

Die nacht kwamen de mannen niet terug. Azelia bleef op ze wachten, maar in de ochtend besloot ze naar Oedang Udang op zoek te gaan. Ze zette haar lege theekop op tafel neer en stond op.
'Azelia?' Het meisje sprong van schrik bijna in de lucht. Oedang Udang was de woonkamer binnengekomen. Hij liep naar haar toe, bukte voor de laaghangende lamp en stond toen voor haar. Achter de eigenaar stond een vrouw met ravenzwart haar en een doodshoofd om haar knot in vorm te houden.
'Waar is Koa?' vroeg Azelia.
‘Koa is gisterennacht gearresteerd vanwege het vernielen van een openbare gelegenheid. Hij werd geconfronteerd met zijn gok- en andere schulden en sloeg toen door. Met zijn vuursturing heeft hij het hele pand in de as gelegd,’ vertelde Oedang Udang zonder het meisje aan te kijken.
‘Vandaag zou hij terecht staan, maar mevrouw June heeft zijn borg betaald,' zei Oedang Udang.
'Waaraan dank ik deze liefdadigheid?' vroeg Azelia. Ze bekeek de vrouw nog eens van top tot teen en wat ze zag, stelde haar niet gerust.
'Ik draag graag mijn steentje bij aan een betere wereld,' zei June luchtig. Haar handen speelden gedachteloos met de zweep die aan haar middel zat.
'Hoor je bij de Vuurnatie?'
'Net wie het meeste betaald,' zei June. De twee keken elkaar doordringend aan.
'Je hebt hem al uitgeleverd, nietwaar?' zei Azelia met enige spijt in haar stem.
'De Vuurnatie betaalt goed voor deserteurs,' zei June. Oedang Udang zei niets. Hij keek alleen van de een naar de ander en irriteerde zich aan de lamp die telkens in beeld drong. Als ze hier klaar waren, dan moest hij dat ding wat hoger gaan hangen.
'En ik ben een deserteur?' vroeg Azelia.
Ze deed nog een stap achteruit. Via het raam vluchten was zelfmoord. Ze zaten te hoog. De enige uitgang was de woonkamer uit, door de gang, naar beneden via het trappengat, de straat op. Er stonden alleen twee mensen voor. Twee mensen die haar niet zomaar lieten gaan.
'Technisch gezien niet, maar he, admiraal Zhao betaalt grof geld voor je en wie ben ik om dan tegen hem in te gaan?'
'Is hij nog altijd gepikeerd over zijn bakkebaarden die ik heb verschroeid?' vroeg Azelia in hetzelfde luchtige toontje als June.
'Hij heeft ze aan beide kanten af moeten scheren en er neppers voor in de plaats moeten plakken,' zei June en een glimlach kon ze niet onderdrukken.
'Dus...wat is het plan?' vroeg Azelia.
'Als je iets hebt dat mij naar Jeong Jeong kan leiden, dan laat ik je verder met rust. Zo niet, dan ga je Koa achterna,' stelde June de zaak voor.
Azelia's gezicht zei haar genoeg. June zou voor de tweede keer vandaag haar beloning innen. De vrouw stapte dreigend dichterbij. Toen Azelia een kleine vlam in haar handpalm liet ontbrandde, bleef ze lachend staan. Ze duwde de lamp aan de kant en bekeek het meisje van top tot teen.
'Wat wil je daar mee doen?' vroeg Oedang Udang. 'Als je het ook maar waagt...'
'Ach, schei uit!' zei June. 'Het is gewoon een klein meisje dat niet kan sturen zonder zichzelf te verwonden.'
'Ik ben niet zomaar een klein meisje, June,' zei Azelia.
'Oh ja?'
'Ik ben Jeong Jeongs leerling!'
Azelia liet de lampenolie met al haar kracht ontbranden. De vlammen rezen naar het plafond, spatten uiteen in alle richtingen. De beweging die Jeong Jeong had gebruikt om het vuur af te weren in Azelia's boerderij, gebruikte Azelia nu nogmaals om zich te beschermen tegen de vlammen.
De vlammen waren niet erg intens, maar verspreidden zich snel door het huis. Azelia glipte tussen de geschokte Oedang Udang en de verbrandde June door.
Ze snelde de trappen af, door de deur de straat op. Een of ander monster blokkeerde haar weg. Het beest stoof op toen hij Azelia zag. Voor ze het meisje echter iets aan kon doen, viel er een brandde balk tussen hen in. De scherpe brandlucht deed Azelia's ogen tranen.
Andere kant dan maar op. Azelia zag nog net hoe Oedang Udang met June het huis uit kwam strompelen. Verderop klonken al de bellen van de brandweer. Azelia zette het op het rennen. Ze vloog door de straten door. Ze had geen idee waar ze naar toe ging.
Uiteindelijk wist ze uit de stad te ontsnappen. Ze vluchtte naar de bossen toe. De wind draaide en het nam de scherpe brandlucht met zich mee. Azelia keek om. Het westelijke kwartier van de stad brandde als een fakkel.
Verstopt tussen de schaduwen zag Azelia haar achtervolgers voorbij gaan. Heel Chin stad was op zoek naar dat vervloekte meisje dat een kwart van de stad in de as had gelegd. Azelia klaarde op toen ze, hun gesprekken afluisterend, hoorde dat er geen doden waren gevallen. Enkel wat gewonden.
Van hen ving ze ook op dat ze geen last van de premiejaagster June zou hebben. Naast het feit dat June nog een tijdje in het hospitaal zou liggen met de brandwonden, had haar shirshu Nayla Azelia's spoor verloren door de balk die tussen hen in was gevallen.
Snel en soepel, zoals de Lin Yee's haar geleerd hadden, wist Azelia te ontsnappen. Ze zette er flink de pas achter en stopte enkel om even iets te drinken bij een beekje. Twee dagen lang doorlopen. Toen pas durfde ze een schuilplaats te zoeken en eventjes te gaan liggen. De zon was al te hoog gerezen toen Azelia weer wakker werd. Het duurde een paar tellen voor ze zich herinnerde waar ze was. In een boom. Hoog in een boom. De sterke wind deed haar afvragen wat haar ooit bezield had om hier in te klimmen. En hoe ze hier weer heelhuids uitkwam. Heelhuids was het verkeerde woord. Een misstap en ze was drie takken naar beneden gestuiterd voor ze in het meertje terecht kwam. Niets gebroken. Alleen wat blauwe plekken en drijfnat. Azelia klom op de oever en wrong haar kleren uit. Fijn. Nu had ze niet alleen vodden aan, maar overal plakte ook hars aan.
Het meisje ging knorrend in het zonnetje zitten. Haar humeur was niet het enige dat protesteerde tegen de situatie. Ook haar maag kwam in opstand. Ze moest ergens eten vandaan halen, maar waar?
Op de harde manier leerde Azelia al snel welke dingen ze wel en welke dingen ze niet kon eten. In de laatste dagen van de winter liep ze vaak hele dagen door, maar een enkele keer had ze iets giftigs gegeten waardoor ze de rest van de dag kon doorbrengen tussen de struiken. Uiteindelijk kwam het er op neer dat Azelia alleen maar kleine beetjes durfde te eten van de weinige paddenstoelen die ze tegenkwam. Bessen waren hetzelfde verhaal. Vissen of jagen kon ze niet. Bovendien had ze er de tijd niet voor. Nog altijd bleef de drang hangen om zo ver mogelijk van Chin stad weg te komen.
Azelia probeerde het noorden aan te houden, puur om niet naar het zuidelijk gelegen Chin stad terug te gaan. Waar ze anders naar toe ging, wist ze niet. Misschien Ba Sing Se? Ze had geen verstand van topografie.
Ze moest uitwijken voor enkele wateren of bergen waar ze niet overheen durfde. Ook dorpen en kleine steden ging ze liever uit de weg. Misschien had het gerucht over haar brandstichting zich verspreid en het meisje voelde er weinig voor om nogmaals te moeten vluchten.
Dagen gleden stilletjes voorbij. Het begon langzamer wat warmer te worden. De bossen begonnen weer te leven. Overal moederdieren met hun kroost die het leven er voor Azelia niet bepaald makkelijker op maakte. Niet zelden kon ze het op het rennen zetten, omdat ze per ongeluk te dichtbij de jongen was gekomen.
Maar al doende leert men. In de wouden van het Aarderijk werd het meisje steeds sneller en sterker. Ze herkende veel gemakkelijker eetbare zaken en leerde welke paden ze kon volgen om mogelijke vijanden, dier en mens, uit de weg te gaan. Haar energie kwam terug en met haar vuur kon ze zich blijven warmen.
Nee, Azelia mocht er dan bij lopen als een wandelende voddenzak met een kapsel als een vogelnest en armen zo dun als takken, maar ze liet zich niet klein krijgen. Opgeven was niet eens een idee die haar gedachten kruiste.

Er was een nieuw kamp gebouwd ergens halverwege de vulkaan Makapu. Verscholen tussen de dennenbomen hadden Jeong Jeong en zijn gezellen materiaal verzameld uit een verlaten mijn in de buurt. Daarvan hadden ze drie hutten gebouwd. De grond was gesmolten lava. Het lag redelijk zacht en een klein beetje warmte drong vanuit de vulkaan door het gesteente heen. Het was een aangename luxe in de kille lentenachten. Voor de zekerheid stuurde Jeong Jeong de Lin Yee's wel twee keer per dag naar boven om te zien hoe de vulkaan er bij lag. De Deserteur zijn hut iets hoger liggen dan de andere twee hutten. Vier meter lager zat de iets grotere hut die zijn gezellen met elkaar deelden. De derde hut was voor de voorraad. Hier zat een metalen deur voor. Ze hoefden geen vogelbekberen op bezoek. De mensen in het dorp aan de voet van de Makapu waren lichtelijk tot zwaar irritant. Chey scheen er echter weinig last van te hebben. Hij had werk gevonden bij de vuilnisdienst en liep overdag een beetje rond in het dorp op zoek naar rommel.
Het betaalde niet bijster goed, maar de producten waren ook niet bijster duur vanwege de goede oogst die de vulkaan hun schonk.
'D'r komt veel vreemd volk naar deze plaats toe,' begon Chey op een van vroege lenteavonden.
'Soort trekt soort aan,' mompelde Jeong Jeong. Hij warmde de rijst op.
'Nee, ik bedoel Vuurnatie, Aarderijk, Waterstam. Allemaal mensen die geloven in de voorspellingen van ene tante Wu,' vertelde Chey.
'Tante wie?' vroeg een Lin Yee.
'Nee, tante Wu,' zei Chey.
'Lin Yee's, ga in de gaten houden wie een mogelijk gevaar voor ons dreigt te zijn. Ik wil niet nogmaals hals over de kop verhuizen,' zei Jeong Jeong. De groene mannen knikten.
'Verder nog nieuws?' vroeg de Deserteur. De rijst wilde niet warm worden vandaan. Het was ook moeilijk in een kapotte pan zonder deksel en vochtige avondlucht.
'Koa is opgepakt,' zei de groene man luchtig.
'Die soldaat die voor Azelia zorgde? Bedoel je die Koa?' vroeg Chey.
'Hij ging door het lint, werd opgepakt en later door premiejaagster June uitgeleverd aan de Vuurnatie. Zijn executie zal inmiddels wel volbracht zijn,' zei Lin Yee. 'Al zijn dit alleen geruchten die we van reizigers hebben opgevangen. Ze kwamen voor tante Wu.'
'En dat vertel je me nu pas?!'
'Weten jullie wat er met Azelia is gebeurd?' vroeg Chey. De Lin Yee's haalden hun schouders op.
'Ze wilde haar ook arresteren, maar ze is de wouden ingevlucht. Daarna is ze nooit meer gezien,' was het antwoord.
'Dan is ze dood,' concludeerde Jeong Jeong simpel. Er viel een stilte over het kamp.
Na het eten trok de Deserteur zich terug in zijn hut. Daar stonden drie kaarsen die hij voor meditatie gebruikten. Jeong Jeong zuchtte, pakte de kaarsen op en liep naar buiten toe richting de top van de vulkaan. Chey en de Lin Yee's volgden hem stilletjes met drie grote stukken boomschors onder zijn arm. Aan de top van de vulkaan zetten de mannen de kaarsen op het boomschors en legden er enkele pandalelies bij. Jeong Jeong stak de kaarsen aan. Voorzichtig liepen de mannen naar de rand van het lavameer toe en zetten daar met en zachte duw de boomschors met de kaarsen en bloemen op het vloeibare vuur. Enkele tellen later brandden de kleine vlotjes.
'Voor Zaffon, Alira en Azelia. Moge ze rusten in vrede,' sprak Jeong Jeong met een grafstem.
Zijn gezellen wachtten tot het vuur alles had verteerd voor ze weggingen. Jeong Jeong bleef zitten. Hij vroeg zich af of hij niet beter achter de kaarsen aan kon gaan.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.