Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Sprookjes » De sterrenkijkers (Fanfic schrijft) » Een bescheiden introductie

De sterrenkijkers (Fanfic schrijft)

4 jan 2015 - 22:57

1638

0

370



Een bescheiden introductie

Als men een verhaal tracht te schrijven over een serie die niet geheel bekend is, zou het niet meer dan redelijk zijn dan uit te leggen waarom jongens op vliegtuigen door de ruimte reizen en astronomen bordjes op rotsblokken hameren.
Zie nu, de Kleine Prins was een allervriendelijkste jongen die samen met Roos en Vos vredig op hun planeet B612 woonden. Nu worden planeet en asteroïde nog wel eens door elkaar gehaald door de originele makers, maar daar zal ik mij verder niet mee bemoeien. Deze drie leefden daar gelukkig tot de Slang kwam. Dit listige creatuur had de neiging om planeten in het ongeluk te storten door een van de inwoners van de planeet de bijten. Dit kreeg als gevolg dat de gebeten inwoner de oorzaak van de ondergang van zijn eigen planeet werd. De planeet doofde, zoals men dat zo mooi omschreef.
Hoe wordt ons niet precies verteld, maar de Kleine Prins en Vos krijgen dankzij de Slang ruzie. De dreiging van de vergane vriendschap dreigt de ondergang van de vrede op de kleine planeet te worden. Echter, zoals ik het me voorstel, weet de Kleine Prins de list van de Slang te doorzien, verliest diens gif de werking en is de planeet gered. De Kleine Prins is echter door de ellende aangedaan en vermoedt dat de Slang nog meer planeten heeft bezocht. Samen met Vos trekt hij er op uit om de planeten van de Slang te redden. Roos blijft achter en ontvangt om de zoveel tijd brieven van hen.
Nu bestaat de ruimte van de Kleine Prins uit een heleboel kleine planeetjes. Allen lijken ze op door kometen geteisterde manen waar van buitenaf de meest herkenbare dingen van die planeet te zien zijn. Let wel, alleen als deze planeten gezond zijn zullen wij dit zien. Zo zou men op de planeet van de Vuurvogel de koning en de koningin op hun tronen zien zitten met het majestieke wezen achter hen. Op de planeet van de Globus zullen wij de lampenverkoper vinden die contact zoekt bij de vreemde wezens waarnaar de planeet vernoemd is. Zoals bij ons op de mooie Aarde het geval is, blijven we er gewoon aan plakken. Of we nu op de recht naar boven staan of op de Zuidpool, de zwaartekracht houdt ons vast aan de planeet.
Dit is in de wereld van de Kleine Prins niets anders, alleen zijn de planeten van buitenaf veel kleiner waardoor de wezens op die planeten relatief groot lijken (reusachtig eigenlijk) en het resultaat een tikkeltje bizar lijkt.
Maar dan hebben we nog de ongezonde planeten. De planeten gebeten door de Slang. Deze zijn omhuld door een zwarte mist en kunnen vanuit de verte al worden gezien. Wanneer men naar deze planeten zou vliegen, zou men niemand aantreffen. Misschien een kleine hint naar de deur van de planeet. Dit plaats ik expres niet tussen aanhalingstekens, want er is letterlijk een deur. Deze lijken allemaal op elkaar en hebben een bordje met het nummer van de planeet. De deur leidt naar de werkelijke wereld achter wat men op het eerste gezicht ziet.
Neem nu D455, de planeet van de astronoom. Ik heb het hier over de planeet waar Antoine is opgegroeid. Hier leeft een volk van ijverige kleine mensen, gekleed in blousejes, jurken en broeken die men aan Russische klederdracht doet denken. Ze noemen zichzelf de Chlorofielen en het zijn landbouwers in hart en ziel. Elke planeet kent zijn eigen vreemde gebruiken. Zo slapen Chlorofielen zodra het donker wordt en kijken niet verder dan hun gewassen hoog staan. Dat Antoine naar de sterren wilde, hebben ze nooit begrepen en de arme man kreeg de bijnaam “de gek van de sterren” .
De Slang rook toen zijn kans en beet Antoine. De astronoom trachtte al jaren naar de sterren te gaan, maar elke poging mislukte. De Slang wist hem te verleiden door de sterren naar de planeet te halen. Met een mechanische uil wist Antoine de sterren uit de hemel te plukken. Dit betekende een ramp voor de Chlorofielen wiens gewassen afhankelijk bleken te zijn van sterrenlicht. De Kleine Prins weet, na de nodige gebeurtenissen, Antoine te overtuigen de sterren terug te zetten en zo geschiedde. De Kleine Prins trekt verder en Antoine heeft inmiddels een eigen ruimteschip bemachtigd waarmee hij
de sterrenstelsels in kaart gaat brengen. Ik zou u kunnen hebben doorverwezen naar het internet om de verhaallijn zelf op te zoeken, maar de serie is van Franse origine en dat kan een probleem zijn. Zelf baseer ik mijn kennis op wat ik op Ketnet zag en enkele stripboeken die in mijn bezit zijn. Het originele boek moet ik nog een keer gaan lezen.

Afijn.

Tegen de tijd dat wij Antoine en John bij de trollenmaan ontmoeten, zijn we al weer een tijdje verder. We bevinden ons in het sterrenstelsel Dolfijn, vandaar dat de namen van de planeten allen met een “D” beginnen. Antoine woont op D455 en John op D456. Wanneer ze van binnenuit door de deur naar buiten zouden lopen, zouden ze een boog, een pijl en een touw kunnen nemen, de laatste twee met elkaar verbinden en deze naar de buurman schieten. Zo krijgen we verbinding.
Nu was er voorheen geen enkele rede om een touwbrug naar de andere planeet te maken. De wezens van de planeten gaan eigenlijk nooit met elkaar om, maar schijnen desalniettemin zelden verrast te zijn door buitenwereldse komst.
Het was op D456, de planeet waar John vandaan kwam, waar ze genoeg naar de sterren keken om te weten dat ze niet alleen waren. Het boeide ze alleen voor geen meter. De Exupéry hadden zich verdiept in de astrologie, in het koffiedik kijken en het theebladeren lezen en een enkeling in het werken met kristallen bollen.
De Exupéry was een volk dat niet van verrassingen hield. Lang, lang geleden waren ze gruwelijk verrast en sindsdien werden zelfs cadeautjes in transparant papier ingepakt. In de eeuwen na die akelige verrassingen hadden ze zich meester gemaakt in enkele vormen van de toekomst voorspellen.
Astrologie was het belangrijkste wat er is. Uurhoeken en boeken waren dingen die volwassenen slechts zelden gebruikten. Planeetstanden en dergelijke zaken konden ze uit hun hoofd zo oprakelen. Het verschil in de werkelijke astrologische meesters en de lieden die het gewoon als dagelijks middel gebruikten, zat hem in de nauwkeurigheid van de voorspelling. Waar een simpele Exupéry het weer voor de volgende dag kon voorspellen als “zonnig met in de namiddag kans op regen” kon een werkelijke meester voorspellen dat het ging regenen om precies tien over half vier. Deze zou in de vorm van een cumulonimbus-wolk komen, de hele hemel dichttrekken en voorbij zijn om kwart voor acht ’s avonds. Harald, de beste astroloog op de planeet en in persoonlijke dienst van de koning, kon tot op zelfs de maand nauwkeurig deze dingen voorspellen.
Zaten de Exupéry er weleens naast met hun voorspellingen? Nee. Nee, eigenlijk nooit.
De noodtoestand werd dan ook bijna direct afgekondigd toen bleek dat geen enkele astroloog een goede voorspelling had gedaan op een grijze morgen. Pas ’s middags werden de resultaten duidelijk.
‘Harald!’ riep koning Midas woest. ‘Harald!’
De koning van de Exupéry haastte zich door de gangen van zijn kasteel heen op zoek naar zijn beroemde astroloog. Waar had die gozer zich verstopt? Die minkukel, die hielenlikker, die slijmbal, dat stuk verdriet?! Als Midas Harald gevonden had, dan zou hij de astroloog eens de wind van voren geven. Allemaal zonnige voorspellingen doen. Een goede koffieoogst, schepen die snel terug zouden zijn en het zou de hele dag droog blijven terwijl er nu meer water uit de lucht kwam vallen dan de zee rijk was. Dat niet alleen. Nog nooit had Midas zo’n ranzige bak koffie gedronken als vanochtend bij het ontbijt en had hij bericht gekregen dat de schepen van zijn vloot vertraagd waren door onduidelijke oorzaken.
Zo nu en dan vroeg de koning aan voorbijgangers of ze Harald hadden gezien. Hij kreeg steeds warrige antwoorden, maar het was wel duidelijk dat niemand het echt wist. Iedereen leek ook met totaal andere dingen bezig. De dikke wacht bijvoorbeeld, die was gewoon wakker. En dan had je nog de wasvrouwen. Normaal hadden zij nooit zo veel haast, maar vandaag leek het vuur aan hun schenen te liggen.
De koning sloeg rechtsaf om richting de troonzaal te lopen. Zo verzonken in zijn gedachten zag hij de jongeman met allemaal papieren in zijn armen niet aankomen. Ze zagen elkaar pas op het laatste moment, schatten de situatie verkeerd in en toen begon de stapel papier heel langzaam te schuiven.
Met een sierlijke vlucht ging de stapel uiteindelijk uiteen, verspreidde zich over de vloer en deed de twee passanten elkaar geïrriteerd aankijken.
‘Mooie actie, Trostav,’ zei Midas.
‘Ik kwam van rechts, Sire.’
‘Dat is nog geen excuus om niet op te hoeven letten,’ verweerde de koning zich. Trostav zuchtte. Hij ging tussen de papieren zitten en raapten ze weer bij elkaar. Midas bukte om hem een handje mee te helpen.
‘Ga je naar John toe?’
‘Nee, hij wil op het moment niemand meer zien. Ik wilde van de gelegenheid gebruik maken om mijn ouders in de stad op te zoeken,’ zei Trostav.
‘En al die papieren?’
‘Ik heb ze van Haralds vrouw gekregen. Mijn moeder en Triniti hebben samen op school gezeten, maar mijn moeder moest haar studie vroegtijdig eindigen vanwege mij. Nu probeert Triniti haar weer een beetje wegwijs te maken in het koffiedik kijken en theebladeren lezen,’ vertelde Trostav.
‘Ah, heel goed. Heel nobel,’ zei Midas. ‘Maar heb jij Harald toevallig nog gezien?’
‘Nee, Sire, maar ik hoorde iets over een bijeenkomst op het sterrenplein. Misschien is hij daar ook heen,’ opperde de jongeman.
‘Ik heb niets gehoord over een bijeenkomst,’ mompelde Midas.
‘Dank je wel, Trostav. Doe de groeten aan je ouders,’ zei Midas duidelijker.
‘Zal ik doen. Fijne dag nog, Sire!’ zei Trostav en hij snelde weg met de papieren in zijn armen.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.