Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » A Stellar Monument to Loneliness [Stand Alones] » I'm Coming Home

A Stellar Monument to Loneliness [Stand Alones]

10 maart 2015 - 10:59

3814

2

392



I'm Coming Home

Drie jaar. Zaheer. Aang. Asami.

Mijn haar is kort nu, tot op mijn schouders, mijn tong valt met een Spaanse r en een Vlaamse ch en mijn favoriete scheldwoorden zijn Duits. De tatoeage op mijn schouder is Turks. De littekens komen uit Tsjechië, Polen en Zwitserland.

Geen diploma van Harvard, geen beurs meer om het nog eens te proberen. Geen Zaheer. Geen Aang. Geen Asami.

Bolin en Mako fluiten als ze mijn appartement instappen, kijken naar de houten latten op de vloeren, de grote ramen die genoeg licht binnenlaten om mijn woonkamer erin te baden, naar de ingelijste tekeningen van ijsbeerhonden en vliegende bizons.

Geen brieven. Geen telefoontjes. Radiostilte. Alleen.

Ik stuur de broers weg en glijd langs de muur naar beneden, mijn armen om mijn benen, mijn hoofd tegen mijn knieën. Ik ben thuis. Maar ik ben niet thuis.

• • •

Mijn schoudertas heeft zoveel gaten opgelopen op mijn reis dat ik een uur lang nieuwe lappen stof in het originele katoen moet naaien. Steek en rijg, steek en rijg. De zon brandt op mijn nek met de verkeerde intensiteit. Het is een waterig zon, een laatoktoberzon, een Amerikaanse zon. Ik sluit mijn ogen om de Europese zon weer boven te halen, de warme knuffel van Portugal, de zinderende hitte van Italië, de schroeiende droogte van de grens met Afrika.
Ik duw de herinneringen weg. Als ik hier weer wil zijn, kan ik niet nog met mijn hart op een ander continent zitten.
De Chenerys staan me onderaan de trap op te wachten. Bolin, kort en zacht aan de kantjes, haakt zijn arm door die van mij, terwijl Mako, lang en met spieren als staalkabels, een grip op mijn arm heeft die bijna mijn botten verbrijzelt.
Ik heb hen gevraagd me te begeleiden naar Irohs theehuis, omdat ik het anders niet doe, op mijn kamer blijf en me in mijn deken rol en me opsluit in de wereld van mijn dromen, waar alles kleurrijk en harmonisch en vredevol is.
Drie jaar geleden huppelde ik nog over de grindpaden, nu doen ze me denken aan de tuinen van Versailles en weglopen van alles dat ik ooit gekend heb.
Theeketels fluiten, wolken stoom glijden sissend naar het plafond als een kronkelende ratelslang die zich opkrult en blijft liggen, de geuren zijn rijk en botsend, een kakofonie in mijn neus, maar ik glimlach. Ik glimlach nog meer als Iroh uit de keuken komt, schort voorgebonden, wit haar in een dotje.
“Bedriegen mijn ogen mij”, schalt zijn melodieuze stem door de ruimte, “of ben jij het echt, Korra?”
“Ik ben het echt.”
Aan een tafeltje in de hoek speel ik Pai Sho met Bolin en Mako, drink thee en vergeet mijn zorgen voor heel even.

• • •

Drie jaar. Toen ik vertrok, had ik geen idee dat ik zo lang weg zou blijven. Ik kon niet blijven, ik moest weg uit het appartement dat me claustrofobisch deed voelen, uit de stad waar iedereen me aankeek alsof ik een zielig, geslagen hondje was.
Ik leegde mijn schoudertas en vulde het met al het geld dat ik van mijn rekening had kunnen halen, het paspoort dat ik had aangevraagd voor een romantische trip naar Parijs met mijn vriendin, en een klein schetsboek dat altijd openviel op de bladzijde waarop Momo getekend stond.
In mijn koffer zaten genoeg kleren voor twee weken, misschien net drie, en een set briefpapier zodat ik contact kon houden met het thuisfront.
Mijn originele plan was om naar Gent te gaan, waar Aang dromerig over had gekweeld nadat één van zijn vrienden terugkwam met een stapel foto’s over de stad waar de tijd had stilgestaan, een idyllische plek als een sprookje of zo’n glazen bol die je kunt schudden om het te doen sneeuwen.
In plaats daarvan kocht ik een ticket voor Malaga, Spanje omdat het het eerste vliegtuig was dat vertrok.
Mijn originele plan was om er maar een tijdje te blijven, lang genoeg om mijn gedachten uit mijn hoofd te laten branden door de hitte of te laten wegvoeren door de azuurblauwe zee, en ik zou mezelf een week geven om dat te doen.
In plaats daarvan was ik er drie maanden, en verliet ik het alleen maar om niet op één plek vast te komen zitten, maar ik ging niet naar huis.
Mijn originele plan om daar mijn reis te laten eindigen.
In plaats daarvan begon hij daar pas echt.

• • •

Zuko weet niet of hij moet lachen of vloeken als hij me op een barkruk ziet zitten. De jaren hebben hem goed gedaan, zijn haar is kunstmatig warrig gemaakt en het litteken rond zijn oog is bijna onzichtbaar. Hij besluit dat het lachen wordt en loopt om de bar heen om me een knuffel te kunnen geven.
Zijn armen zijn warm om mijn middel, maar zijn nabijheid doet mijn huid jeuken. Hij was Aangs beste vriend.
“Mag ik mijn oude baan terug?” schreeuw ik over het gitaarspel van de jongen op het podium. “Ik heb al mijn geld er doorheen gejaagd.”
“Drie jaar de hort op, ’t had me verbaasd als je terugkwam vóór je platzak was.”
“Antwoord nu maar gewoon”, blaas ik en duw tegen zijn schouder.
Ik volg hem door een deur die toegang geeft tot een nauw, donker gangetje dat uitloopt in zijn kantoor. Papieren puilen uit hun kaften, op de vensterbank ligt een straatkat te soezen. Ik schuif een kartonnen doos uit een stoel voor ik erin ga zitten en kruis mijn voeten over de enkels, omhoog op zijn bureau.
“Jij verandert nooit”, zegt hij met het klakken van zijn tong en zijn blik op mijn voeten gericht.
“Ik ben niet meer dezelfde persoon”, kaats ik terug, mijn armen drukken tegen mijn maag. Heb ik al gegeten vandaag? Niet belangrijk, mijn maag zit vol thee.
“Kun je nog steeds bullebakken aan als ze herrie schoppen in de zaak?”
Gevechten zoeken in de achterstraatjes van Praag, doffe dreunen incasseren wanneer de Luxemburgse jongen beseft dat ik zijn vriendin aan het opvrijen ben. “Wat denk jij nu, soepstengel?”
“Goed. Dan rooster ik je in op zaterdagen en zondagen. Je ziet er goed uit, Korra.”
“Jaja, laat Mai het niet horen.”

• • •

Na drie maanden sprak ik voldoende Spaans om een lift naar de Portugese grens te versieren. Met mijn hoofd uit het raam van de truck keek ik naar de voorbij vliegende landschappen, de zee die achter de horizon verdwenen was, en zong met de knappe Spanjaard mee met de liedjes die door de radio kwamen.
Ik dacht aan Asami toen ik hem afwees en hem geld gaf ter bedanking in plaats van wat hij zelf in gedachten had, en ik dacht aan hoe ik haar niets meer had laten weten na die eerste paar weken in Malaga, en ik dacht aan hoe bezorgd ze wel moest zijn. Maar elke keer ik mijn gsm bovenhaalde of de mogelijkheid had om op het internet te gaan, herinnerde ik me haar beklemmende omhelzingen, hoe ze probeerde me te doen praten over wat er gebeurd was, hoe ze huilde omdat ik haar niet toeliet me te helpen.
Geen contact was beter.
Ik bleef niet lang in Portugal. Niet omdat ik het er niet fijn vond, maar omdat ik het er té fijn vond. Als ik al drie maanden nodig had om Malaga van me af te schudden, kon ik het niet maken langer dan een paar nachten in eenzelfde stad te blijven. De taal lag heel anders in de mond dan Spaans, maar toen ik twee weken later in het Noorden de grens weer overstak, kon ik de taal bij op mijn cv schrijven.
Twee nachten bracht ik door in Santiago de Compostela, omgeven van gelovige mensen die het weinige deelden dat ze hadden met het meisje dat haar eigen verdwaaldheid in haar ogen droeg.
Een Franse familie bood me een plaatsje in hun reisgezelschap aan en van mijn laatste centen kocht ik een degelijk paar wandelschoenen om de tocht naar Toulouse met hen te maken.
Sokka liet niet langer boodschappen achter op mijn voicemail.

• • •

“Korra.” Mijn hart probeert door het littekenweefsel te scheuren. Ik laat mijn hand zakken, mijn overvolle sleutelbos rinkelt te vrolijk voor het moment, en draai me traag om.
Katara. Katara staart me even ongelovig aan voor ze zich in mijn armen katapulteert. Ik voel iets vochtig in het dunne stof van mijn T-shirt lopen en druk haar tegen me aan, een schokkend hoopje verdriet.
“Je bent terug”, mompelt ze en veegt met de achterkant van haar handen onder haar ogen. Haar haar komt nu tot aan haar heupen waar het drie jaar geleden nog maar tot op haar schouderbladen viel, haar waterblauwe ogen nemen me schaamteloos op. “Je bent het echt.”
“Uhuh.” Ik weet me geen houding, met een natte plek waar ze op mijn schouder gehuild heeft en een krater van drie jaar tussen ons in, maar ze maakt de beslissing voor me, wikkelt haar hand om die van mij en sleurt me achter zich aan.
Waar mijn appartement exact hetzelfde is zoals ik het drie jaar geleden achtergelaten heb, is dat van haar helemaal anders. Gelukkig maar.
Rekken vol boeken hangen tegen elk mogelijk oppervlak, de zitzakken hebben plaats moeten maken voor witte, leren zeteltjes en op het salontafel ligt een stapel papieren waarop een rode pen is leeggeschreven.
“Geef je nog steeds les op die ene school?” vraag ik om maar iets te doen te hebben. Hier zijn voelt nog zwaarder dan “thuis” zijn, herinneringen echoën om me heen met een kabaal van krijsende chimpanzees. “Kyoshi?”
“Je bent echt drie jaar wég geweest, huh? Ik ben na... dat jaar gestopt. Ik ben een gepubliceerde auteur nu.” Haar gezicht is onleesbaar als ze twee boeken uit een kast trekt en ze me overhandigt. Ze donderen meteen tussen mijn slappe vingers door, mijn ogen brandend.
De laatste luchtmeester is vast een kinderboek, Katara heeft teveel op met zulke verhalen, maar die tekeningen zou ik overal herkennen.
“Sorry”, mompelt ze en bukt om ze op te rapen, haar uitdrukking nu een en al bezorgdheid. “Ik dacht dat je het verwerkt had.”
Dat heb ik ook. Dat dacht ik toch. Ik strek mijn armen uit om haar op afstand te houden en nu ben ik het die met trillende vingers het nat uit mijn ooghoeken dept. “Je verraste me, dat is alles.”
Ze knikt begrijpelijk. Ik vouw mijn armen over elkaar. “Ik moet maar weer eens gaan, ik -”
“Je bent hier net. Wil je niet iets drinken? Iets eten? Je ziet er veel te mager uit.”
“Nee, ik ging- ik wou naar Sokka gaan om te eten.”
Katara grist haar jas en sleutels van het haakje. “Dan ga ik met je mee.”

• • •

Croissants in een parkje in Toulouse. Kaas en wijn in Lyon, in de studio van een kunststudente die me na vijf maanden eindelijk Asami voor één avond deed vergeten, kleverige lippen en warme lichaamsdelen tussen satijne lakens, en de volgende dag nam ze me mee naar Parijs.
Ze stelde me voor aan vrienden van haar die me hun zolderkamer leenden, ook al had Claire me liever mee terug naar huis genomen. Ik was haar muze, had ze gezegd, maar ik wou zo ver mogelijk van kunst wegblijven. Dat ik “de meest expressieve ogen had die ze ooit had gezien” kon me geen bal schelen, ze vond wel iemand anders die haar het museum in zou krijgen.
Ik sliep met Jacques, Claires beste vriend, in plaats van huur te betalen. Bij hem vergat ik Asami niet maar dacht ik juist aan haar, hield haar gezicht voor mijn ogen terwijl hij op me lag en tegen mijn oor ademde. Na elke keer bleef ik langer en langer door de stad dwalen voor ik me de zolderkamer op sleepte en de ochtend wegsliep tot ik enkel nog terugkwam om mijn spullen te kunnen pakken.
Parijs deed teveel pijn. Ik verscheurde een postkaart die naar Sato Inc. geadresseerd stond en besloot dat enig teken van leven wel kon wachten.
Na een half jaar door Zuid-Europa te reizen, kwam ik dan eindelijk aan in Gent, die precies de sprookjesstad was die ik me had voorgesteld.
De eerste drie nachten huilde ik mezelf in slaap.

• • •

Sokka is de eerste die kwaad is als hij me ziet en mijn kaak klopt pijnlijk waar hij me met een vuist onderuit sloeg. Vroeger zou ik meteen omhoog gekrabbeld zijn, had ik hem tegen zijn keel geslagen of zijn schouder uit de kom getrapt, nu laat ik hem vloeken en tieren tot alle frustratie en woede uit zijn systeem gelekt is, laat hem een pan door zijn eigen keuken smijten, en laat het dan toe dat zijn armen ruw om mijn schouders vouwen om me een knuffel te geven.
“Ik was doodongerust, kleine”, gromt hij en houdt me op afstand om me eens goed te bekijken. Maar hij kijkt me tenminste niet aan alsof ik een kind ben dat drijfnat van de regen op de mat sta te druppen zoals hij dat deed, ervoor.
“Korra heeft nog niet gegeten sinds deze ochtend. In Londense tijd.”
“Oh, had dat dan gezegd!” Hij draait zich om en roept naar Suki, zijn verloofde, vrouw ondertussen?, om champagne boven te halen en begint zelf een stuk kip te versnijden.
Ik volg Katara naar het tafeltje waar we vroeger ook altijd zaten. Zo vaak ben ik hierheen komen rennen na colleges of achterop bij Asami op haar scooter. Tijdens het studeren, met een syllabus uitgespreid over het oppervlak. Eén jaar samen met Asami, een kaarsje op Sokka’s onvergelijkbare chocolademousse.
Onze namen staan in het hout gekrast. Helemaal bovenaan ‘Aang + Korra forever’. Ironisch. Ik spendeer het wachten op mijn eten met het doorkrassen van de forever en dan de Aang en uiteindelijk, omdat ik er zin in heb, ook mijn eigen naam.

• • •

België. Duitsland. Nederland. Luxemburg. Kleine landjes, grote mensen. Ze wilden allemaal dat ik bleef.
Een week in Gent: bevroren grachten, besneeuwde straatjes, een tour met een gids en toen was ik weg.
Twee weken in Antwerpen: werken in de bibliotheek van een universiteit, het internet gebruiken om onzichtbaar mijn Facebook te controleren. Aangs profiel is weg. Asami heeft eindelijk genoeg van mijn afwezigheid en flirt er op los met de ex die ze voor mij liet vallen.
Goed voor haar.
Kerstmis en Nieuwjaar op hotel.
Een maand in Amsterdam: wiet roken, wodka leren drinken, blonde meisjes die veel te hard giechelen als ik hen in hun nek kuste, jongens die alles voor me deden nadat ik hen mijn geheime technieken verklapte.
Twee maanden in Cologne: nog eens werken, deze keer achter de schermen van een productiehuis dat competitieve spelletjes uitzend. Mijn eerste relatie sinds Asami, tien dagen lang probeerde ik mezelf te doen geloven dat er ook nog maar iets van belang kon zijn, dat er niet iets in mij kapot en dood was, dat ik ook maar iets kon voelen.
Drie weken in Berlijn: heel veel niets.
Een jaar in Praag: mijn grootste vergissing ooit.

• • •

Iroh. Zuko. Katara. Sokka. Ik had het eerst niet door, maar ik ga iedereen langs die verontschuldigingen verdient voor mijn afwezigheid. Mijn handen beven in de zakken van mijn broek.
Het huis is precies zoals het altijd geweest is: een veilig rustoord, met de zachte kleuren en de bloemen op de vensterbanken, de mat voor de deur.
Meelo heeft haar op zijn kop nu, zijn grote ogen verwijdden zich nog meer en als een aapje springt hij tegen me op en klemt zich aan me vast, ook al is hij nu geen vijf maar acht jaar en weegt hij heel wat meer. Ik knuffel mijn broertje.
Tenzin, Pema en Jinora huilen onbeschaamd. Ikki en Meelo willen van al mijn avonturen weten.
Ik blijf me maar verontschuldigen, tussen snikken die door mijn borstkas heen galmen door. Ik ben geadopteerd, Aang en ik samen toen onze ouders in een brand stierven toen Aang vier jaar oud was en ik nog maar een paar maanden, maar het is mijn familie.
Ze verloren op korte tijd niet één maar twee kinderen.
Ik denk dat ik nooit meer ga kunnen stoppen met verontschuldigen.

• • •

Ik bouwde een leven op voor mezelf in Praag. Samen met Zuzanna, een meisje met een klein, slank lichaampje maar een grote mond, had ik een studio en een kat en een baan. Elke ochtend pelde ik mezelf de dekens uit en de bus in, om het saaie secretariaatswerk van een luchtvaartmaatschappij te gaan doen. Elke avond kwam ik weer terug om mijn vriendin aan tafel te zien zitten, grote glimlach en eten klaar.
Ik verslond haar en wijn en sigaretten alsof het mijn hoofd kon vullen met dingen die geen pijn deden. Maar het ging te ver. Zuzanna werd te gesteld op me, praatte over huwelijk en kinderen toen we na seks om elkaar heen krulden, onze huiden tegen elkaar geplakt, haar mond tegen mijn sleutelbeen.
De enige reden dat ik haar zo lang kon verdragen, was omdat ik nog een andere uitlaatklep had: genoeg dronken mannen zwalkten rond vijf uur al door de achterstraatjes, en hen aan gort slagen of zelf tot moes gemept worden, werkte.
Ze brak een lege fles wijn en gooide het naar me toe toen ik zei dat ik weer weg ging, weg móest, dat het niet mijn bedoeling was geweest zo lang rond te blijven hangen, dat ik een broer had om te rouwen en de liefde van mijn leven om beter voor te worden.
Ik kocht een auto met het geld dat ik verdiend had in Praag en reed voor drie maanden door Polen, Oostenrijk en Zwitserland. Ik leerde snowboarden. Ik kwam voor het eerst in het ziekenhuis, waar ze me in het gips staken. Ik kampeerde in mijn auto tot ik al het sneeuw beu gezien was en verkocht mijn Volkswagentje weer.
Een dag later stond ik op de zinderende landingsbaan van de luchthaven in Istanbul.

• • •

Er zijn nog drie plaatsen waar ik heen moet. Ik wil niet.

• • •

In Turkije stopte ik eindelijk met rennen. Al meer dan twee jaar was ik op de vlucht voor de leegte binnenin mij, het gat waar ooit mijn broer Aang gezeten had. In Istanbul spendeerde ik vele dagen lopend door de overdekte markten, kocht specerijen en dronk thee en liet mannen slangen om mijn nek leggen, en ik dacht na.
Voor Turkije had ik talen en mensen en verhalen geleerd, gepraat tot ik schor was, gedronken en gerookt en gefeest met vrienden van één dag, in Turkije was ik alleen.
En ik dacht na. Over de pijltatoeage die ik op mijn schouder liet zetten. Over het schetsboek dat volstond met verzonnen dieren, de zwijnaap en de dasmol en de leeuwenschildpad, de mangoestdraak en de olifantrat en de hagediskraai. Over Aang, de jongen die mij vanaf mijn geboorte beschermd had, die me had vastgehouden elke keer ik wakker werd met nachtmerries, die me vertelde dat het oké was dingen voor meisjes te voelen, die me had gevraagd zijn getuige te zijn toen hij met Katara trouwde.
De jongen die me kwam redden toen mijn stalker me te grazen had genomen.
De jongen die voor me stierf.
In Turkije dacht ik na over die jongen tot ik het niet langer aankon.
Ik bleef er acht maanden, helemaal alleen.

• • •

Drie jaar geleden was ik woedend dat Zaheer werd opgesloten in een psychiatrische instelling in plaats van de gevangenis. Drie jaar geleden moesten Sokka en Asami me kalmeren tijdens de rechtzaak want ik wou hem vermoorden, zijn ogen uitkrabben en spijkers door zijn handpalmen slagen en zijn hart voelen stoppen in mijn eigen handen.
Nu kijk ik naar de man voor me, het glas tussen ons in, en hoewel ik hem nog steeds niet mag, hoewel ik nooit aan hem zal kunnen denken zonder verdriet, wil ik hem niet meer doden.
Ik wist niet dat ik zo over hem zou denken nu ik eenmaal voor hem zit, voor het eerst in drie jaar, maar dat betekent wel dat Turkije gewerkt heeft.
Mijn ogen jeuken van vermoeidheid, ik ben al meer dan dertig uur wakker, maar er zijn nog twee mensen die ik moet bezoeken.

• • •

Zijn graf is prachtig. Een witmarmeren steen met zijn naam in lichtblauwe letters, zijn favoriete quote eronder, 1987-2012. Ik leg de bloemen neer die ik onderweg uit tuinen geplukt heb en leg ze op het gras.
“Verdriet laat een mens vreemde dingen doen.” Ik hoop dat hij me hoort. Ik hoop dat hij, in de wereld van kleuren en dieren en geesten, de wereld waar we altijd heen gingen tijdens dromen, ik hoop dat hij me daar kan horen.
“Ik heb zoveel van de wereld gezien, Aang. Zoveel van Europa. Je zou het geweldig gevonden hebben. Je zou echt minstens duizend tekeningen gemaakt hebben.” Ik wring mijn handen samen. “Sorry dat ik je niet eerder bezocht heb. ’t Was nogal moeilijk.”
In een film zou er op dat moment wind over de begraafplaats waaien, zou ik hem voelen, een aanwezigheid die haast tastbaar is. Maar ik draag hem al drie jaar bij me, in mijn hoofd en in mijn hart, dus ik voel hem nu niet voor het eerst.
Ik voel hem voor het laatst. Ik laat hem los. Mijn glimlach is echt.
“Dus daar ben je.”

• • •

Na Turkije ging ik naar Londen, ongepland. Mijn vlucht naar Boston maakte een tussenstop in de Britse hoofdstad en omdat ik helemaal klaar wilde zijn, besloot ik het tweede deel van mijn terugreis uit te stellen.
Daar ontmoette ik Bolin en Mako in een bar. Ze lieten me in hun huis blijven terwijl ik mijn zaken op orde stelde: ik ging naar de kapper om me te laten kortwieken, kocht nieuwe kleren en gaf de rest aan spullenhulp, ik liet een dokter naar mijn lichaam kijken, een verzameling van littekens en verwondingen die nooit medische hulp hadden gekregen.
Mijn lichaamsdelen waren zo bruin als melkchocolade, door drie jaar zon gevangen te hebben op het Europese continent.
Het duurde twee maanden voor ik helemaal klaar was om richting Boston te gaan, maar ik nam de broers Chenery met me mee.
Drie jaar nadat ik vertrok, stond ik weer op Amerikaanse grond.

• • •

Asami. Ik hoef me niet om te draaien om te weten dat zij het is. Daarom doe ik dat ook niet, mijn ogen blijven op het graf rusten, mijn vingers wroeten in de aarde.
Ze komt naast me zitten. Ik ruik haar vanilleparfum voor ik haar zie. Ze is nog steeds zo beeldschoon dat ik niet lang naar haar kan kijken voor mijn wangen gloeien.
De laatste keer dat ik haar zag, deed ik alsof ik in de ochtend niet ging vertrekken zonder uitleg.
Ze ziet er goed uit. Weldoorvoed, gezond. Glanzend, donker haar haastig achter haar oren gepropt. Fonkelende ogen. Geen tranen, gelukkig. Geen ring om haar vinger, nog meer gelukkig.
Niet dat ik ook maar enige aanspraak op haar heb, maar ik heb haar gemist en mijn hart bloedt door alles wat ik haar heb aangedaan. Er is zoveel gebeurd en ik ga het nooit goed kunnen maken.
Maar ze is de liefde van mijn leven, dus zeg ik: “Sorry.”
Ze lacht en trekt me naar zich toe. Haar armen voelen weer welkomend, niet benauwend, en haar lippen in mijn haar doen me rillen van kop tot teen. “Weet ik toch.”
Er is nog zoveel dat ik haar moet zeggen, drie jaar aan reisverhalen die ik haar verschuldigd ben, en de weg naar hoe we vroeger waren is een lange met vele obstakels.
Maar ik sluit mijn ogen, verdrink in haar geur en laat mezelf in slaap vallen.
Ik ben thuis.

Voor Daan. <3


Reacties:


xDevilBitch
xDevilBitch zei op 31 juli 2015 - 1:05:
Het zou aan de tijd kunnen liggen (het ligt vast aan de tijd), but dude, you made me cry. Just a little. Baby tears really. Or, oh my god my babies <3-tears.
Maar man, wat is deze goed. Had je dit niet later kunnen schrijven en in kunnen sturen voor het boek? It's just so perfect. Zo goed grond, en je onthult dingen precies in het juiste tempo. Het is ook tof dat je de serie er zo goed in weet te betrekken, ook al is het een modern AU. De details kloppen gewoon.
Ja. Dit is echt een pareltje, Kay.
<3


Rebella
Rebella zei op 7 maart 2015 - 18:31:
Ik ken het niet, maar wauw...wat een verhaal!
Zo mooi gedaan!
Heel sprekend!