Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Wedstrijden » De wolf

Wedstrijden

30 april 2015 - 23:03

2439

1

379



De wolf

FF's schrijfuitdaging - april

Er was eens een wolfje. Hij liep helemaal alleen door het bos. Er was geen moeder meer, geen vader meer, en vriendjes had hij nooit gemaakt. Hij liep maar een beetje rond. Toen zag hij opeens andere wolfjes en hij liep er voorzichtig op af. Hij zag dat het uiteindelijk geen wolfjes waren, maar aapjes, en ze waren een wolf aan het slaan. Verbaasd bleef hij staan. Waarom deden ze dat nou?
“Daar is er nog één!” riep een van de apen. Het wolfje zag dat ze allemaal naar hem keken en deed een stap naar achter. Waar hij voor vreesde, gebeurde. “Pak hem!” riep de aap. De wolf rende weg. Hij rende zo hard hij kon, maar hij hoorde nog steeds dat er apen achter hem aan zaten. Hij begon zigzaggend langs de bomen te rennen - want wolven wonen in een bos - en uiteindelijk werkte dat. Na een hele poos hoorde hij niemand meer achter hem. Uitgeput liet hij zich op de grond vallen. Hij begon te huilen. Waarom vonden ze hem niet aardig?

De volgende dag liep hij verder, want hij had eten nodig om in leven te blijven. Hij kwam uit bij een rustig dorpje. Voorzichtig liep hij door de straten. Hij keek links, hij keek rechts, maar er was geen eten. Toch liep hij door, want in een dorp waren dieren en dan moest er ook eten zijn. Uiteindelijk rook hij iets. Hij begon te rennen, en al snel zag hij het. Het waren bananen, en wie houden er van bananen? De apen. Hij vond zelf bananen maar vies, want wolven eten alleen vlees. Hij probeerde weg te lopen, maar de apen zagen hem al. “Hij probeert onze bananen te stelen!” riep er eentje.
De wolf rende weer weg, maar hij kende het dorp niet. De apen kenden het wel. Al snel liep het pad dood en stond hij voor een muur.
“Ik wil helemaal geen bananen!” piepte het wolfje. “Waarom willen jullie me pijn doen?”
“Je bent een stomme wolf!” riep de aap, en hij liep op hem af.
Het wolfje keek om zich heen maar voor hem stonden enkel de apen en geen enkele aap leek hem te willen helpen. Hij kon geen kant op. “Maar ik heb niets gedaan!” probeerde het wolfje nog eens.
“We willen geen wolven!” zei de aap, terwijl ze steeds dichterbij kwamen.
Het wolfje bedacht zich dat het toch geen zin had. Ze luisterden toch niet, al wist hij niet waarom. Toen besloot hij dat hij er maar overheen moest. Ze waren nog een klein stukje weg, dus hij kon nu nog een kleine aanloop nemen.
Dat deed hij. Hij rende in het kleine stukje zo snel mogelijk. Daarna sprong hij zo over de aap heen. Een paar apen sprongen geschrokken opzij, zodat hij snel verder kon rennen. Het duurde niet lang voor hij het dorp weer uit was. Hij ging weer zigzaggen. De apen leken deze keer nog sneller op te geven.
Opnieuw begon hij te huilen, maar deze keer bleef hij doorlopen. Hij wou zo ver mogelijk uit de buurt van de apen komen.
Eenmaal gekalmeerd begon hij te rennen, op zoek naar eten. Hij bleef maar rennen en rennen, maar tegen de avond had hij nog geen eten gevonden. Uiteindelijk pakte hij maar een appel.

De dagen erna kwam hij wel wat dieren tegen, maar jagen durfde hij niet. Hij was te bang dat het dier een aap zou zijn, dus hij hield zich verborgen in de bosjes. Wolfjes moeten vlees eten, want van alleen groentes en fruit kunnen ze niet leven. Het wolfje begon dus langzaam te verhongeren.

“Hé!” hoorde het wolfje ineens achter hem. Hij schrok zich rot en sprong wel een meter de lucht in. Een ander wolfje stond achter hem te lachen.
Dat vond hij niet zo leuk. Hij was bang dat hij hem uitlachte en verstopte zich in de bosjes. Misschien hielp het wolfje de apen wel zodat hij zelf niet gepakt zou worden.
“Hé, kom er maar uit hoor! Ik doe niets. Ik weet dat je daar bent,” zei het andere wolfje.
“Ik wist niet dat hier nog andere wolfjes waren,” was de reactie toen hij van de schrik bekomen was.
“O, er zijn nog heel veel wolfjes hier! Je was alleen op het verkeerde plekje!”
Voorzichtig kwam het wolfje tevoorschijn. “En de apen dan?”
Het andere wolfje wenkte hem. “Kom maar!”
“Nee...” Het wolfje vertrouwde hem niet.
“Kom maar, dan leg ik het allemaal uit!”
Het duurde even, maar toen liep het wolfje achter hem aan. Hij was stiekem toch wel benieuwd wat er zou gebeuren, en anders kon hij altijd weer wegrennen, toch?
Daarover bleef hij de hele weg twijfelen. Hij was nog niet zeker van zichzelf. Maar dat was niet nodig. Ze liepen heel diep het bos in. Daar kwam een groep wolven aanlopen. “Je bent niet het enige wolfje,” zei het andere wolfje.
Vol verbazing keek het wolfje van de één naar de ander. “Gaan jullie me niet naar de apen brengen?”
“Natuurlijk niet!” zei een ander wolfje. Ze gaf hem een likje. “Wolven moeten elkaar helpen.”
De andere wolfjes knikten.
“Maar waarom komen de apen hier niet?”
“Dat komt omdat we met zoveel zijn. Ze kunnen ons apart wel aan, maar gezamenlijk niet,” zei het eerste wolfje.



Het wolfje was inmiddels een wolf geworden. Hij had het heel gezellig in zijn roedel en had genoeg om te eten. Hij speelde veel en had veel geleerd maar hij miste toch iets... Al zijn vriendjes hadden inmiddels een partner, maar hij nog niet.
Hij was dus best vaak alleen, zo ook op het moment waarop hij door het bos liep. Hij was alleen, tot hij opeens oog in oog stond met een aap. Vlug rende hij de bosjes in.
“Hé, wacht!” hoorde hij, maar hij bleef zitten. Hij hoorde de aap rondlopen. “Wolfje! Wolfje!”
Langzaam keek hij door een gaatje in de bosjes. De aap keek zoekend en roepend rond. Uiteindelijk won zijn verbazing en nieuwsgierigheid. "Waarom roep je me?" vroeg hij.
“Ben jij een wolf?” reageerde de aap. Nu hij beter keek, merkte hij dat het een meisje was, maar dat maakte toch niet uit? Het bleef een aap.
“Ja, waarom? Wil je me meenemen naar de andere apen?” Hij klonk boos, maar eigenlijk was hij vooral bang voor de aap, want ook al was het lang geleden, hij wist nog wat er gebeurd was.
“Ja, ik denk dat de andere apen ook wel nieuwsgierig zijn,” zei de aap.
“En dan willen jullie me weer gaan slaan!”
“Nee, ik wil alleen meer weten over wolven! Ze schijnen gemeen te zijn, maar ik heb ze nog nooit gezien...”
De wolf keek verbaasd. “Maar weet je dan niet dat apen wolven slaan? Die zijn gemeen!”
“O... maar dat doe ik niet! Ik wil juist meer weten. Ik ben nog jong, ik heb dat nog nooit gezien. Ik wil alleen praten.”
De aap leek het te menen, maar kon de wolf het geloven? Hij kon nu nog weglopen voor ze haar soortgenoten riep...
“Waarom slaan ze de wolven dan? Hebben ze wat gedaan?”
De wolf schudde zijn hoofd. “Nee, ik denk het niet. Ze kwamen zomaar op me af en daarna joegen ze me uit het dorp zonder dat ik wat had gedaan.”
“Ik heb gehoord dat de wolven een keer een aap hebben gedood...” zei de aap aarzelend.
“We doden wel dieren omdat we vlees nodig hebben,” gaf de wolf toe. “Maar geen apen voor zover ik weet! De apen hebben al heel veel wolven geslagen zonder dat ze wat deden.”
De aap haalde haar schouders op. “Misschien snappen de wolven en de apen elkaar gewoon niet...”
De wolf knikte. “Ik denk het...”
Ze bleven kletsen. Ze hadden het over wat de wolf allemaal deed op een dag en wat de aap deed. Uiteindelijk besloten ze dat ze best wel dezelfde dingen deden en leuk vonden.

De volgende dag spraken ze weer af. De wolf had het niet verteld omdat hij bang was dat zijn vrienden het niet zouden begrijpen. Een aap en een wolf, dat kon toch niet? Ze zouden nooit geloven dat het een aardige aap was.
Toch was het wel zo. Ze hadden die dag erg lang gepraat en ze hadden de grootste lol. Aan het eind van de dag dacht de wolf niet meer dat de aap hem wou verraden. Ze leek net een wolf. Daarom bleven ze steeds afspreken, maar na een tijdje begonnen zijn vrienden - hoe druk ze ook waren met hun partners - het te merken.
“Waar ga je naartoe?” vroeg een wolf.
“Ik ga gewoon een stukje lopen...”
“Waar naartoe?” De wolf vertrouwde het duidelijk niet.
“Gewoon, door het bos,” antwoordde hij onhandig.
“Mag ik mee?”
“Nou, wil je niet liever bij jouw partner blijven?” Hij kon het proberen.
“Ik zie je zo weinig! Wat ga je doen? Stiekem naar een andere roedel? Kom op,” zeurde de vriend. “Ik vertel het niet verder!”
Ondertussen waren ze al bijna op de plek waar ze hadden afgesproken.
“Hallo!” De aap omhelsde de wolf vrolijk met haar grote apenarmen. Zijn vriend sprong echter geschrokken naar achter en begon te grommen.
De aap sprong ook weg. De wolf ging voor haar staan. “Nee, nee!” riep hij. “Ze is een vriendin! Ze doet niets!”
“Ze is een aap!” zei zijn vriend boos.
“Ja, maar ze doet niets!” Hij begint uit te leggen hoe ze elkaar ontmoet hebben en zijn vriend begint wat te ontspannen.
“Hoe weet ik dat ze te vertrouwen is?” vroeg hij op het eind.
“Praat met haar en dan merk je het vanzelf.”

Na een middagje met de aap gesproken te hebben, geloofde zijn vriend hem. “Oké, ik zal je niet verraden, maar je moet haar wel een keertje voorstellen als jullie elkaar willen blijven zien!” waarschuwde hij.
De wolf en de aap keken elkaar verdrietig aan. “Maar wat als ze het niet zullen begrijpen?”
Na lang overleg hadden ze besloten dat de wolf het toch maar zou vertellen. Zijn vrienden waren boos dat hij zoiets doms had gedaan. Er waren toch ook andere roedels waar hij naartoe kon om een partner te zoeken? Maar de wolf wilde ondertussen niet meer naar een andere roedel en hij hoefde ook niet zo nodig een partner. Hij wou gewoon wat gezelschap, en dat had hij gevonden in de aap. En inmiddels wou hij ook niet meer zonder haar. Ze bleef maar in zijn hoofd rondspoken. Hij bleef maar dingen bedenken die hij met haar wou doen en dacht aan dingen die hij haar wou vertellen... Het was heel anders dan met zijn vrienden. Bij hen wou hij uiteindelijk wel weer alleen zijn, maar bij haar niet.
Er werd opnieuw overlegd, ditmaal in de roedel. Uiteindelijk werd de aap uitgenodigd, mede omdat zijn vriend had verteld dat hij haar wel vertrouwde.

De volgende dag volgde de aap de wolf gespannen. Ze was nu een stuk stiller dan normaal. De wolf had medelijden met haar.
“Beloof jij plechtig,” begon de roedelleider toen ze eenmaal bij de groep waren, “dat jij onze plek niet zal verraden aan de apen? Dan beloven wij dat we jou een kans zouden geven en je niets zullen doen.”
De aap knikte. “Ik beloof het!”

Vanaf die tijd spraken ze niet meer verder weg af, maar bij de wolven. De aap werd steeds minder verlegen en steeds vrolijker. De wolven begrepen dat het een aardige aap was, en dat de apen helemaal niet zoveel anders waren. Ze leerden steeds meer over elkaar. De wolf merkte, nu ze elkaar nog meer zagen en ze niet meer stiekem hoefden te doen, dat hij verliefd was. Op een gegeven moment zaten ze naast elkaar. Ze kwamen steeds dichter bij elkaar, totdat de wolf haar kuste. Vanaf dat moment was zij zijn partner. En de wolven vonden het helemaal niet erg. Zij hadden het allang zien aankomen.



Ondanks dat de wolven het nu accepteerden en ze eigenlijk heel gelukkig waren samen, voelde er toch iets niet goed. Dat werd duidelijk toen de aap naar de lucht keek en zuchtte.
“Wat is er?” vroeg de wolf.
“Nou, jouw familie weet over mij, maar mijn familie weet niets over jou...”
De wolf keek verbaasd op. “Denk je dat ze het zouden begrijpen dan?”
“Ik weet het niet...” zei de aap aarzelend. “Maar dit is ook niet goed. Ik heb er al lang over nagedacht, en ik denk dat het tijd is... Als je het niet probeert, kom je er ook niet achter.”
Daar was de wolf het wel mee eens. Hij knikte en gaf haar een likje. “Ik wist niet dat je er zo mee zat...”
De aap haalde haar schouders op. “Ik wou je er niet mee lastig vallen of ondankbaar zijn. Het is hier echt heel leuk... maar het is niet thuis.”
“Ik snap het...” De wolf dacht aan zijn eigen huis dat hij ooit, lang geleden had verlaten. “Als jij denkt dat ze het zullen begrijpen, moet je het ze vertellen, en als ze het niet snappen, ben je hier altijd welkom.”
Blij omhelsde de aap haar vriendje. “Dankjewel.”
Ze besloot direct te vertrekken. Hoe sneller, hoe beter, want hoe langer je wacht, hoe lastig het wordt, en ze vond dat ze al te lang had gewacht.
Met nieuwe hoop begon ze haar tocht, maar die hoop duurde niet lang. Al snel kwam ze huilend terug gerend. “Ze wouden het niet begrijpen! Ze wouden weten waar jullie woonden!” riep ze snikkend toen ze de wolf zag.
De wolf ging al uit van het ergste. “Wat is er precies gebeurd?”
“Ze waren heel boos... Ik vertelde hoe lief iedereen was voor me, maar ze geloofden me niet. Ze wouden alleen maar weten waar jullie woonden. Maar geen zorgen, ik heb niets gezegd. Daarom sloten ze me op.”
Een geschokte en woedende blik verscheen in de wolf zijn ogen.
“Een vriendin had het lawaai gehoord... Ze hielp me ontsnappen. Ik ging meteen hier naartoe...” Tranen begonnen weer te lopen terwijl ze hem aankeek. “Kan ik hier blijven?”
“Natuurlijk! Je bent hier altijd welkom! Dat heeft de roedel toch verteld?”
De aap wreef haar tranen weg en knikte.

Midden in de nacht, toen de aap aan het wandelen was omdat ze niet kon slapen, kwam ze drie roze biggetjes tegen. Ze glimlachte. “Hallo! Wat doen jullie hier?”
“Spelen! Kom mee, dan laten we je iets zien.”
De nietsvermoedende aap volgde ze, tot ze opeens een touw om haar poot voelde dat haar optilde. Ze begon te gillen en spartelen, maar de biggetjes keken enkel lachend toe.
“Wat gebeurt hier? Wat doen jullie?”
“We zagen je wegrennen van de apen en zijn je gevolgd. We zijn de slimste biggetjes in de hele omgeving, dus we wisten al wat er zou gebeuren. En we laten het niet toe! De wolven hebben onze ouders vermoord. Wij willen wraak!” Met die woorden stak het biggetje een mes in haar buik.
De aap hing er urenlang. Ze riep en riep maar de biggetjes hadden haar ver weggeleid. Toen de wolf haar uiteindelijk vond, was het al bijna voorbij. Het laatste wat ze nog kon zeggen was. “... drie biggetjes...”
En zo begon de obsessie van de Grote Boze Wolf.


Reacties:


Rebella
Rebella zei op 2 mei 2015 - 18:10:
Oke die is écht GENIAAL gevonden!
Dat einde had ik écht niet zien aankomen!
Cool gedaan!

Dit verdiend meer reacties...