Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Zielen » S.P.A. (Special Paranormal Agency) De zwarte hond » Hoofdstuk 3 weggelopen en terug thuis

S.P.A. (Special Paranormal Agency) De zwarte hond

23 sep 2015 - 22:13

2730

0

218



Hoofdstuk 3 weggelopen en terug thuis

Zwervend op straat liep Mizore straten in waar ze eerst nooit liep. Ze is altijd een doelgerichte loper geweest, dus aan omgeving verkennen deed ze niet. Vaak zat keek ze om zich heen, maar nooit nam ze de omgeving op, tot vandaag. Verdere plannen had ze niet om te gaan doen. Ze wist alleen dat ze niet naar huis ging. Nooit meer. Zelfs al had ze geen idee waar ze terecht zou komen. Interesseerde haar niets, als ze maar weg was van huis. Oppassen voor de
politie hoeft toch niet, dacht ze. Toch was ze ergens wel helemaal af van haar woede en was de fase van verdriet en angst om haar heen gekomen. Ze kon niet plaatsen waar haar verdriet vandaan kwam, maar haar angst wel. Waar moest ze heen? Ze had nergens om naar toe te gaan. Iedereen zou haar meteen terug brengen en dat wilde ze niet. Haar hele leven zou veranderen. Mizore was zich niet zeker of ze daar nou wel zo tevreden over moest zijn. Ze voelde zich alleen op de wereld. Natuurlijk had ze vrienden, maar die hadden er nooit interesse in als het is niet goed ging met haar. Eigenlijk waren het dus geen vrienden besefte
ze zich. Niemand om heen te gaan, niemand om te bellen. Ze was alleen, stilletjes begon ze zich eenzaam te voelen. Kwam daar ook nog die rare droom bovenop waar ze niet wist wat ze er mee aan moest. Vreemd, dat was het enige woord wat ze er voor kon verzinnen. Na gedacht over een slaap plek had ze niet. Ze bleef maar lopen, tot ze bij een bordje kwam die duidelijk aan gaf dat ze uit de stad zou zijn zodra ze er voorbij liep. Even bleef ze stilstaan.

Terug in zijn kleine stekje plofte Souta op de oude bank alsof hij een marathon gelopen had. Hij wist zich geen houding te geven. Hij wist wat hem te doen stond, maar zolang haar gave onbekend voor haar was en ze het nog niet geaccepteerd had, kon hij niets doen. Dat was iets dat hem frustreerde. Souta en niets doen paste niet. Dat is niet hoe hij is. Bovendien, hij wist wel zeker dat die droom zou blijven tot hij iets gedaan heeft. Komt bij dat hij een hekel heeft aan angst. Angst was voor hem te gevaarlijk. Het liet zijn kwetsbare kant zien, daar had hij een hekel aan. Dat was het enige wat zijn zelfbeheersing kon doorbreken. De soort angst maakte ook niet uit, het maakte hem kwetsbaar. Het was dus ook geen wonder dat hij geen behoefte had aan een vriendin. Een relatie zou hem de angst geven om haar kwijt te raken. Vrienden waren hem om die reden ook niet nodig. Elk contact dat hij heeft is voor hem niets meer dan collega's. Verzonken in zijn gedachten zat hij op zijn oude bank. Zoals altijd was het getik van de klok die in de keuken hing goed te horen. Een katten klok waar de ogen van
bewogen. Het moest een siamees voorstellen, dat was zijn favoriete ras. Achter over leunend zat hij op de bank, met zijn handen in zijn haren. Geen idee wat hij zou moeten doen. Niets doen was niets voor hem. De drang om iets te gaan doen was er altijd. Het leven maakte het er niet makkelijker op. Zeker omdat hij ook nog is met een gave zat die hij niet eens volledig vond. ‘Een mens heeft er niets aan als één van de zintuigen is uitgeschakeld.’ Zei Souta hard op.


Mizore had inmiddels haar keuze gemaakt. Ze was de stad uit gegaan. Nog niet eens de moeite genomen om terug te kijken stapte ze stevig door. Waarom zou ze terug willen kijken naar iets dat haar pijn doet. Bovendien moest ze sterk staan van zichzelf. Mizore vond het moeilijk haar tranen binnen te houden. Het begon haar zelfs pijn te doen om de tranen in te houden, maar ze had liever de pijn van het tegen houden van haar verdriet dan van het laten gaan van haar verdriet. ''Die pijn is maar even'' dacht Mizore. Nog steeds had ze geen idee waar ze heen zou moeten gaan. Nu was ze alleen en het was maar beter om daar aan te wennen. Wat zou het eenzaam worden voor haar, maar dit kon Mizore echt helemaal niets meer schelen. Liever alleen dan bij haar moeder. Al die vergelijking dat ze het liever heeft hoe het nu is spookte door haar hoofd heen. Alles om zichzelf comfortabel te maken met de situatie. Mizore was zich er goed van bewust dat de weg waar ze op liep nog kilometers door zou gaan zonder ook maar een huis tegen te komen. Ze keek naar de weg die eigenlijk een goede opknap beurt kon gebruiken met al de gaten en hobbels die het bezat. Het asfalt sluimerde onder haar voeten. Zo langzaam als dat ze liep, ging ook de tijd. Het bord waar ze
langs heen ging was bij lange na niet meer te zien. De weg voor haar was leeg, geen mens te bekennen. Voor het eerst in haar leven genoot ze daar van. Mizore had echt geen zin in vragen van voorbijgangers. Wat ging hun het aan waarom ze niet thuis is? Dat is haar zaak. Voor haar gevoel had ze geen ouders meer. Mizore besloot zichzelf voortaan wees te noemen en maar te zien waar ze terecht zou komen.

De trots die Souta ooit bezat was hij nu in één klap kwijt. Hij stond machteloos en hij kon er niets tegen doen. Zelfs de tijd zat hem nu tegen. Al wel een 500 keer heeft hij op zijn siamees gekeken en elke keer leek het alsof de wijzer eerder terug liepen dan vooruit. Zijn spier witte haren hingen over de achter leuning van de bank, waar aansluitend ook zijn nek was gedrukt. Met zijn armen gespreid over de leuning bekeek hij de keuken die nu ondersteboven stond.
De bank leek hem vast te houden. Opstaan lukte hem niet meer. Zonder zich te verroeren zat Souta op de bank en voor een moment voelde hij helemaal niets meer. Hij zat gewoon. Het getik van de klok was het enige wat hem egt dichtbij was. ‘Kan de tijd nog waardelozer worden?’ Dacht Souta. Opeens schoot hij omhoog en bedacht zich iets. Nog even bleef hij gewoon zitten en keek erg bedenkelijk. Hij wist hoe hij haar zo ver moest krijgen om zich bewust te worden van wat ze kon. Zou niet makkelijk worden, maar hij wist wel wie hij er voor moest vragen. Tenslotte was hij er toch al achter. ‘Jongens, jullie moeten mij helpen anders word het helemaal niets.’ Zei hij vast besloten. Stemmen van alle kanten die alleen hij kon horen stemden in. Ze vroegen hem wat hun te doen stond, waar hij uitgebreid antwoord op gaf. Stom zag het er eigenlijk wel uit. Hij praatte tegen stemmen die alleen hij kon horen. Kon Souta niets schelen.Hij was toch alleen. Niemand die hem stoorde. Ondanks een nuchtere gedachte, kan er niet vanaf of hij zich niet zo een af en toe eenzaam voelt. Maar dat is een vraag die waarschijnlijk ook een vraag zou blijven. Zeker als het aan Souta ligt. Plezierig was het voor hem als niemand zijn gedachten wist te doorgronden. Het bewust zijn dat het nog is behoorlijk kon gaan veranderen had hij niet. Al zou het niet lang duren voor dat het bewust zijn er wel is.


Inmiddels had Mizore besloten om even een pauze in te lassen voor zich zelf. Ze Had het idee dat ze al uren aan het lopen was. Ze had niets om de tijd te checken dus de schatting van tijd was er ook niet makkelijker op geworden. Ze keek voor zich uit naar het weiland waar een paar paarden stonden te grazen. ‘Was ik maar zo een paard.’ Dacht ze. Opeens voelde ze zich erg moe en dat nog op klaar lichte dag. Haar ogen kon ze nauwelijks open houden. Het gras
waar ze op zat voelde zo zacht aan, ze zou zo willen gaan liggen en gaan slapen. Voor ze het wist was haar gedachte werkelijkheid en legde Mizore zich neer in het gras en sloot haar ogen. Het duurde niet lang of ze viel in een diepe slaap. Ze voelde zich zweverig en uit het niets leek het of ze haar ogen opende en ze zag zichzelf liggen in het gras. Wat zag ze er lief uit. ‘Wacht hoe kan ik mezelf zien?’ zei Mizore. ‘Ik droom, dat kan niet anders.’ Ze schudde haar hoofd in de hoop dat ze wakker zou worden, maar tevergeefs. Mizore bleef boven zichzelf hangen. Ze wist niet wat haar overkwam. Nergens kon ze zichzelf zien. Alleen
op de grond waar haar lichaam lag. Mizore zag haar lichaam dichterbij komen. Als of ze er naar toe getrokken werd. Ze spartelde er tegen, maar niets hielp. Ze werd naar haar lichaam toe getrokken en ze kon er niets tegen doen. Toen Mizore haar ogen open deed lag ze gewoon in het gras en was de zon aan het onder gaan. De lucht vormde een oranje kleur wat duidelijk maakte dat de duisternis snel zou komen. Mizore ging rechtop zitten in het gras en legde haar hand op haar hoofd. Ze had enorme hoofdpijn en was even kwijt wat ze in het gras deed. ‘Ik moet in slaap gevallen zijn.’ Zei ze. ‘Gauw maar verder gaan voor dat iemand langs komt en vragen gaat stellen.’ Ze stond op en liep verder.Souta was naar zijn kleine kamertje gegaan om iets te zoeken wat hem tijdrovend was. Wat had hij nog geen idee over. Gewoon iets, dat was zijn hele plan van de dag. Hij begon zich af te vragen waarom het bij hem altijd zo stil was. Eenzaamheid tikte hem op de schouder, maar aan het getik gaf hij geen gehoor. ‘Ik ben niet eenzaam. Mensen zijn toch waardeloos. Alles wat ze kunnen is je pijn doen.’ Zei Souta hard op. Zijn tranen sterk onderdrukkend. Hij pakte wat lege vellen papier en een pen en begon te schrijven. Zijn hoofd steunend begon hij zijn eerste zinnen. Zijn passie dat hij normaal had voor het schrijven was weg. Souta deed maar wat, dacht niet eens meer na. Hij voelde zich in een depressie zakken. Zijn depressie liet hem koud. De gedachten die hij had waren hem belangrijker. Zulke gedachten heeft hij nog nooit gehad. Ze waren nog naar ook. Zo uit het niets verloor hij de zin van het leven. Souta wist dat zijn gedachten hem niet verder zouden helpen. Toch gaven de gedachten, hoe naar ze ook waren hem een verslavend gevoel. Zijn negatieve gedachten droegen hem door de kamer, net of zijn ziel zijn lichaam verliet. ‘Ik hoor problemen op te lossen. Ook dit probleem, maar het lukt me niet.’ Behalve wat gekrabbel bleef zijn blaadje leeg, hij wist niets. Volledig liet hij zich mee slepen door zijn gedachten die hem een verslaving gaven. Souta wist dat het zijn depressie was die met hem speelde. Het tegen houden kon en wilde hij niet. Voor het eerst was hij egt depressief. Souta wist niet wat hij met zichzelf aan moest. ‘Was er toch maar een manier om dat meisje te bereiken.’ Dacht hij. Zijn stemmen waren al onderweg, maar ja tot die tijd moest hij wachten. Een stem achter hem schudde hem wakker: ‘Souta?’ Zei de stem zacht. Met een klemtoon of niets hem kon schelen kwam er een vlug snauw antwoord uit. ‘Wat moet je?’ zei Souta. ‘Nou nou, niet zo bot doen. Ik weet waar jij aan denkt.’ ‘Ja, dat weet ik zelf ook wel.’ Snauwde Souta. ‘Natuurlijk weet jij dat zelf ook, maar weet je ook wat je er mee moet?’ ‘Waarom zou ik moeten weten wat ik ermee moet?’ ‘Kom nou, denk je nou echt dat ik niet zie dat je eenzaam bent?’ ‘Probeer je dit nutteloze gesprek interessant te maken? Want dat lukt je niet echt goed.’ Zei Souta, die intussen al ietsjes rustiger geworden was en nog steeds zijn hoofd steunde op zijn arm. ‘Geef eerst maar is toe dat jij dat meisje gewoon graag weer wilt zien. Het gaat je niet alleen om je droom.’ ‘Oké, ik geef toe ik wil haar inderdaad weer zien. Ben je tevreden?’ Souta begon zich erg verplicht te voelen om bepaalde dingen te zeggen. Dat stond hem niet aan, zelfs al was het de waarheid. ‘Sinds wanneer voel jij je zo aangetrokken tot mensen?’ De stem leek hem beter te kennen dan dat hij zich zelf kende. ‘Ik voel me niet aangetrokken tot mensen.’ Antwoordde Souta, die steeds ongeduldiger werd. ‘Ik heb haar nodig dat is alles.’ ‘Dat is geen antwoord op mijn vraag. Je voelt je tot haar aangetrokken. Waarom? Je hebt niet voor niets al die tijd naar haar lopen staren’ ‘Heb je mij zitten bespieden?’ Hij haalde de hand onder zijn hoofd vandaan, die zijn hoofd zou moeten ondersteunen. De sterren schenen al en Mizore was nog steeds aan het lopen. De gedachte om terug te gaan was haar nog niet eens opgekomen. Ze was bloed serieus toen ze zei dat ze haar moeder haatte en dat ze niet meer terug kwam. Al had haar moeder dat laatste niet gehoord. Op het moment had ze een hekel aan alles en iedereen. Ze hoefde er maar aan te denken of het vuur sprong haar al in de ogen. ‘Dat vuile wicht krijgt het nog duur te staan.’ Even schrok ze van haar eigen gedachten. Ze had er geen spijt van, alleen verbaasd dat ze zo kon denken. Voor haar had niets meer zin. Mizore wist niet eens waar ze heen ging. Een doel was er niet. Haar hoofd was zo vol en toch zo leeg. Net als haar lichaam hadden haar gedachten geen enkele richtlijn. Haar voeten voerden haar over de eindeloze weg. Donker betekende echt donker. Als Mizore haar hand uit stak, kon ze haar eigen hand niet eens zien. ‘Gewoon vooruit lopen. Merk van zelf wel wanneer ik mis stap.’ Zei ze hard op. Niemand hoorde haar, dus het maakte niet uit wat ze zei. Al hield ze zich liever in. ‘Je weet maar nooit.’ Dacht Mizore. Zonder het zelf door te hebben was ze erg op haar hoede voor alles en iedereen. Het kleinste geluid gaf haar al de neiging om te draaien of juist stevig door te lopen. Ze kon niet wachten om weer een beetje licht te zien. Ze wist dat ze gelijk had over haar moeder, ook al wilde ze stiekem diep van binnen dat ze er naast zou zitten. Ze kon alleen maar afwachten waar ze terecht zou komen. Haar moeder zou spijt krijgen dat ze haar ooit heeft laten gaan. Door al het lopen begon Mizore erg moe te worden, maar ze kon er niet aan toegeven. Ze zag geen hand voor ogen. Ze leek de controle over haar lichaam te zijn verloren. Ze bleef maar lopen en kon niet stoppen. Haar voeten deed erg veel pijn. Mizore had er veel voor over gehad om even te kunnen rusten. Maar nu stoppen zou betekenen dat ze gevaar loopt. Het enige dat haar moeder ooit goed had gedaan voor haar. Ze waarschuwde er haar altijd voor dat mensen gevaarlijk zijn. Zeker rond deze tijd en dan bedoelde ze in het donker. Opeens hoorde ze geritsel, ze keek wild om zich heen om op te merken waar het vandaan kwam. Helemaal vergeten dat ze niets kon zien door de duisternis. ‘Is daar iemand?’ Kwam er eerst angstig uit. Mizore kreeg in de gaten dat ze angst toonde en dat mocht niet in zo een geval. ‘Als je iets van me moet kun je dat ook gewoon zeggen hoor.’ Probeerde ze er grof uit te halen, maar de angst was nog steeds ergens te proeven. Het geritsel werd duidelijker. Mizore werd er zenuwachtig van. Stok stijf bleef ze stil staan. Ze beefde van angst en ze kon het niet stoppen. Ze moest wel toegeven dat ze bang is. Hoe duidelijker het geritsel werd hoe zenuwachtiger ze werd. Toen stopte het geritsel en was het weer stil. Mizore durfde zich nog niet te bewegen. Ze wilde zeker zijn dat de omgeving weer veilig was. Ze hield haar handen en armen dicht bij zich in de hoop dat er niets ergs zou gebeuren.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.