Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Zielen » S.P.A. (Special Paranormal Agency) De zwarte hond » Hoofdstuk 9 Dag 1 (deel 2)

S.P.A. (Special Paranormal Agency) De zwarte hond

23 sep 2015 - 22:22

2547

0

222



Hoofdstuk 9 Dag 1 (deel 2)

Ze hadden precies gevonden waar Souta naar opzoek was. Het was de kamer met het rode licht en de haken die er hingen. Mizore kon niet geloven wat ze zag. Souta herkende de plek uit zijn droom. Aan een van de haken hing het jongetje met de gestreepte trui. Hij zat onder de sneeën en was duidelijk dood. Ze konden geen woord uitbrengen. Mizore en Souta wisten nu wat hun dromen met elkaar gemeen hadden. Een tijd lang bleven ze enkel in de deur opening staan, starend naar het kleine lijkje pas toen ze van de schrik bekomen waren liepen ze naar binnen en begonnen de kamer te onderzoeken. Niets maakte duidelijk waar ze eigenlijk waren en waar de kamer eigenlijk voor diende. ‘Wat is dit voor een plek?’ Nanami sprak de vraag uit die iedereen dacht. ‘Als dat toch is wist.’ Souta gaf een antwoord die niet veel meer duidelijkheid gaf. ‘Dit lijkt wel een soort martel kamer, moet je dit is zien.’ Het antwoord van Eijiro gaf de duidelijkheid aan die gevraagd werd. Er lagen allemaal mesjes en haken op een dienblad. Deze waren voor het jongetje gebruikt. ‘Ik denk dat ons hele onderzoek nu pas begint. Mizore had in haar droom dit jongetje gezien.’ ‘Ik vraag me af wat voor een soort mensen dit nou doet.’ ‘Het lijkt wel of ze er plezier in hadden.’ Iedereen was druk met elkaar bezig, behalve Mizore. Ze was stil en keek rond, alsof ze nog niet helemaal uit haar shock was. Alles wat langs haar heen ging raakte ze even aan. De flesjes, de kettingen en zo maar door. Toen ze wat dichter bij het jongetje kwam voelde ze dat ze in een plas bloed stapte en ze maakte een klein sprongetje achteruit. Achter haar hing een kastje. Ze deed het kastje open en bekeek het, tot er voor haar een wit lichtpuntje verscheen. Het bewoog en verplaatste zich. Ze voelde zich erdoor aangetrokken en zonder na te denken begon ze het te volgen. Alsof ze onder hypnose was bleef ze het witte puntje achterna gaan, ze liep de kamer uit door de gang. Iedereen was zo druk aan het discussiëren dat niemand in de gaten had dat Mizore de kamer verliet. De omgeving was ze vergeten, alles ging langs haar heen. Ze liep door de gangen van het gebouw, nog niet eens wetende of beseffende dat ze uit e kamer was. Mizore liep door tot ze bij kamer kwam met een operatie tafel. De hele kamer zat onder het bloed. Het leek of er geen plek bij was over geslagen. Behalve bij de mesjes die op een klein tafeltje lagen. Ze glommen alsof ze nieuw waren. Dat was iedereen meteen opgevallen die het zou zien, maar Mizore niet, ze kon haar focus niet afwenden. Tijdens het gediscussieer viel het op een geven moment op at Mizore er niet meer was. ‘Eh jongens? Waar is Mizore?’ vroeg Eijiro die als eerste merkte dat Mizore niet langer in de kamer was. Ze keken allemaal om zich heen, ook hun viel het op dat Mizore er niet meer was. ‘Misschien is ze er even in haar eentje op uit gegaan.’ ‘Nee, we hadden de afspraak gemaakt bij elkaar te blijven. En ook al ken ik Mizore niet al te goed, ze is niet het type om zich niet aan afspraken te houden.’ Zei Nanami vol vertrouwen. Ze wisten dat ze haar niet konden roepen omdat dit hete hele gebouw zou laten instorten. Dus zat er niets anders op dan bespreken wat te doen met de hoop dat Mizore niets was overkomen. Intussen had Mizore haar blik nog steeds niet van het kleine puntje afgeworpen, het glimmen van de mesjes viel haar niet op. Het puntje begon zich weer te verplaatsen ze ging het achterna en ging op de operatie tafel liggen. ‘Nee, dit wil ik niet, dit is niet goed!’ Dacht ze, maar bewegen deed ze niet. Ze bleef rustig liggen, de beginnende paniek bestond alleen maar in haar hoofd. Het puntje begon zich te vermeerderen en alles wat Mizore deed en kon is er naar kijken. De anderen hadden zich nog geen centimeter durven te verplaatsen, mede omdat de angst hun ook in zijn macht had. ‘Ik denk dat het beter is om hier te blijven en wachten tot Mizore terug komt. Dat is het meest veilig voor ons allemaal.’ Souta wou hier net op in springen toen hij een stem hoorde, het was zacht, maar klonk ook er verleidelijk en hypnotiserend. ‘Mizore….Mizore…kom.’ Hoorde Souta. Mizore was in gevaar, hij had geen enkel bewijs, maar hij voelde het gewoon. Mizore was in gevaar en hij moest haar vlug vinden. Hij rende de kamer uit met grote verbazing van de andere twee. Hij rende door de gangen zoekend naar een teken van Mizore, maar ze was nergens te bekennen. De inmiddels drie witte puntjes vormden zich naar witte schimmen. Mizore wilde niet liever dan weg, maar het lukte haar niet, ze kon zich niet bewegen. Ze zat vast. De witte schimmen werden dokters in witte jassen en met witte kapjes voor hun mond. Twee hingen boven haar een derde stond bij de mesjes die glommen omdat ze zo schoon waren. Mizore kon langs de dokter heen kijken en zag de mesjes die ze had gemist door haar hypnose. De dokter draaide zich om en hield een van de mesjes vast. ‘Nee, dit kan niet, dit kan gewoon niet.’ Dacht ze terwijl de dokter dichter bij kwam en over haar heen ging hangen. Het mesje glinsterde en Mizore werd erg bang. Ze wilde schreeuwen en rennen, maar ze zat vast en ze kon geen woord uitbrengen. Souta bekeek alles wat hij tegen kwam in de hoop Mizore te vinden. Ook de anderen waren aan het zoeken. Zes ogen zien tenslotte meer dan twee. Ze hadden over al gekeken, elke kamer waar ze langs kwamen keken ze of Mizore zich daar in bevond. Tevergeefs, Mizore was nergens te bekennen. Souta begon steeds verwoeder te zoeken naar haar en wist dat hij daardoor dingen over het hoofd begon te zien. ‘Souta, doe nou rustig. Verwoed zoeken helpt niet. Op die manier vinden we haar nooit.’ Souta moest haar daar gelijk in geven en bleef staan. ‘het komt wel goed, we vinden haar, hoe dan ook.’ Eijiro was intussen dat Nanami Souta probeerde gerust te stellen nog even op onderzoek gegaan en maakte een belangrijke ontdekking. ‘Souta, Nanami, ik heb iets gevonden denk ik. Iets dat zeker wel het proberen waard is.’ Beide liepen ze naar Eijiro toe die bij een smal gangetje stond. In de bloederige operatie kamer lag Mizore doods bang op de tafel die in het midden stond met 3 dokters om haar heen. 2 hielden haar extra goed vast deze keer en de dokter die al over haar heen hing ging met het mesje naar haar schouder toe. Het enige dat er in haar hoofd omging was het woord ‘nee’ ze wilde dit echt niet, maar kon er niets aan doen, het gebeurde. De dokter maakte een sneetje op haar schouder, ondanks dat ze gewoon haar jas aan had voelde wel degelijk het snijden van het mesje op haar huid. Pas toen kwamen de woorden weer uit haar mond. ‘Nee!’ Riep ze uit. De schimmen verdwenen, het mesje viel op de grond en ze kon zich weer bewegen. Mizore sprong van de tafel en wilde rennen, maar haar schouder deed te veel pijn. Strompelend liep ze naar de deur. De benauwdheid van de hele kamer waar ze was en de vraag of de schimmen echt weg waren bleef in haar hoofd hangen. Met haar hart in de keel bereikte ze bijna de deur. Nanami, Souta en Eijiro liepen door de smalle gang. Deze keer met Eijiro voorop. Geen van allen liet het blijken, de angst die diep van binnen zat. Ze bleven om zich heen kijken ook al wisten ze dat ze niets zouden zien. Mizore was de enige die dat kon. In de verte hoorden ze een stem. ‘Horen jullie dat ook of ben ik de enige?’ Vroeg Eijiro op een angstige toon. ‘Ja, ik hoor het ook.’ ‘En ik ook.’ Eijiro stopte met lopen. De angst die hij voor zo lang had weten te onderdrukken, had hem nu gegrepen. ‘Ik zet geen stap verder, mij te riskant.’ Gaf hij als verklaring voor zijn plotselinge stilstaan. Ze hielden elkaar stevig vast. Alle 3 hadden ze toegegeven aan hun angst. De stem kwam steeds meer dichterbij. Het klonk bijna jammerend zo erg. Geen stap kwam er meer uit hun voeten. Stokstijf bleven ze afwachten wat hun te wachten stond.

Mizore zag wat schaduwen in de verte en deed haar best er zo snel mogelijk te zijn en ze goed mogelijk aan te geven dat ze pijn had. De schaduwen bleven op hun plek en bewogen niet. ‘Dat stomme licht hier ook.’ Dacht Mizore. Ze leunde wat tegen de muur aan ondanks de scheuren die er in zaten. Ze kon niet recht op lopen. Haar schouder deed te veel pijn. Ze kon er niet bij wat ze had meegemaakt. De 3 dokters bleven maar voor haar ogen verschijnen. Ze kreeg er bijna tranen van in de ogen. De schaduwen kwamen steeds meer dichterbij en ze hoopte van harte iemand tegen te komen die ze kende, Nanami, Eijiro, of Souta, vooral Souta. Ze verlangde er naar om hem weer te zien. Ze wist niet waarom, maar ze verlangde er naar. Het was stil in lege gang, de stem was weg. Akelig stil vonden ze het. Zo een moment waarop alles kon gebeuren. Het liefst waren ze weggerend, maar ze konden het gewoon niet over hun hart verkrijgen om Mizore op deze griezelige plek achter te laten. Ze keken elkaar aan, zeer afwachtend op wat er komen zou, steeds meer dichterbij. Het was aan te voelen zo dicht bij. In elkaar geklemd hadden ze zich voorbereid. Na een lange tijd lopen zag Mizore een plukje haar in een kleur die haar ow zo bekend was. Het bijna spier witte haar van Souta. Wat was ze blij om eindelijk iets te zien dat haar bekend was. Ze wist niet wat ze nou moest doen. Of ze nou moest huilen of juist lachen. Ze had de neiging om haar arm uit te steken. Haar arm kwam voor een klein deel omhoog, maar ze had kracht niet om verder omhoog te gaan met haar arm. Ze voelde zich duizelig worden. ‘Help me.’ Kwam er zachtjes uit haar mond. Zonder aarzelen wist Souta het zeker, het was Mizore. Hij kwam de hoek om en liep bijna tegen haar op. Mizore zag Souta voor zich maar kon haar bewustzijn niet erbij houden. Ze viel in zijn armen en was weg van de wereld. ‘Jongen, help!’ Zei Souta op een niet al te harde toon. Met z’n drieën gingen ze naar buiten en Souta droeg Mizore in zijn armen die nog steeds bewusteloos was. De weg was moeilijk terug te vinden, maar na lang zoeken hadden ze de uitgang bereikt. Buiten was het al donker, de sterren stonden aan de hemel en de maan scheen op het oude gebouw waar het groepje voorstond. ‘We kunnen niet door het hek nu.’ Eijro ging naar een plekje waar veel hout planken lagen, gooide ze aan de kant en zei: ‘Leg haar hier maar even neer.’ Hij trok zijn jasje uit, rolde het op en legde het neer op de grond zodat het als een kussen kon dienen voor Mizore. Souta legde haar hoofd voorzichtig neer op het jasje en ook de rest van haar lichaam legde hij stabiel neer. Souta trok zijn eigen jas uit om het als deken te gebruiken. ‘Wat zou er met haar gebeurd zijn. Je raakt niet zomaar bewusteloos.’ ‘Dat zouden we moeten vragen als ze weer wakker is.’ Zei Souta. ‘Ik hoop dat ze gauw wakker word. Het bevalt me hier niets om zo lang te blijven.’ ‘Misschien is het handiger als jij je technische dingetjes gaat klaar zetten daar binnen, ik ga wel met je mee, laat ze maar even.’ Eijrio liep naar een donker blauwe auto, een Honda was het en een mooi ook, het was duidelijk dat hij wel geld had. ‘Heb jij een rijbewijs?’ ‘Nee, maar mijn neef wel.’ Eijro had een extra sleutel bij zich om de achterbak te openen. Wanneer Eijro de achterbak open deed viel Nanami’s mond open. ‘Hoe betaal jij al dat spul?’ ‘Dit is basis spul, maar inderdaad best prijzig.’ Ze haalden het spul uit de auto, het waren een stel rare apparaten, maar vragen wou Nanami er niet over stellen, het boeide haar niet zo. Ze vertrouwde eerder haar gevoel dan een stel apparaatjes. Ze ging terug en liep door de deur naar binnen om alles klaar te zetten voor onderzoek. ‘Moet jij dan niet vannacht hier blijven om alles in de gaten te houden?’ ‘Nee hoor, alles word opgenomen en ik kan het morgen bekijken en beluisteren. Zou jij misschien in die martel kamer dat spul dat je in je handen hebt willen klaar zetten zo ver mogelijk?’ ‘Eh, ja, natuurlijk?’ Nanami begreep niet wat hij nou eigen van haar wilde. Toch besloot ze te doen wat hij van haar vroeg en liep naar de kamer met het rode licht. Ze vond het vreemd dat ze de weg ineen keer wist te vinden. Dat was niet haar normale gang van zaken. Zoals gevraagd zette ze klaar zo ver het kon en liep de kamer weer uit. Net toen ze de kamer uit liep kwam Eijiro eraan. Hij liep de kamer in en controleerde of alles aan stond. ‘je hebt niets aangezet?’ ‘Nee, ik weet toch niet hoe die apparaten van jou werken?’ Antwoordde Nanami een beetje verontwaardigd over dat hij haar zo iets vroeg. Toen alles aan stond gingen ze weer naar buiten, opnieuw konden ze beide de weg terug snel vinden. Ze waren nog maar net buiten op Souta kwam al naar hun toe lopen. ‘Mizore is nog steeds niet bij gekomen, ik breng haar naar mijn huis en zorg verder voor haar, waarschijnlijk zie ik jullie morgen wel.’ Nog niet eens een antwoord afwachten liep hij al weg, pakte Mizore op en liep in de richting van zijn huis. ‘Tot morgen dan maar?’ Zei Nanami met een verbaasde blik. Souta antwoordde niet meer. Hij liet Nanami en Eijiro alleen achter en het kon hem niets schelen. Hij maakte zich meer zorgen om Mizore. Ze was al meer dan een half uur bewusteloos. ‘Als ze na een uur nog niet bij komt ga ik het ziekenhuis bellen.’ Dacht hij. Wanneer hij thuis was legde hij haar in zijn bed. Voor deze keer mocht het van hem. Toen ze in bed lag ging hij naast haar zitten en probeerde haar wakker te maken om te kijken of ze bij kwam. ‘Mizore, Mizore word wakker.’ Zijn grote hoop werd in vervulling gebracht. Mizore opende langzaam haar ogen. ‘Souta? Ben jij dat?’ ‘Ja, ik ben het, ga maar gauw weer slapen. Ik let je morgen alles uit.’ Dat hoefde hij geen tweede keer te zeggen. Per direct was Mizore weer vertrokken in een diepe slaap deze keer. Souta ging terug naar de woonkamer, ging op de bank liggen en net als Mizore, was hij per direct vertrokken.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.