Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Zielen » S.P.A. (Special Paranormal Agency) De zwarte hond » Hoofdstuk 10 ontdekkingen

S.P.A. (Special Paranormal Agency) De zwarte hond

23 sep 2015 - 22:24

4094

0

226



Hoofdstuk 10 ontdekkingen

Mizore opende haar ogen. Ze voelde de zachte deken over haar heen. Bijna alsof ze in haar eigen bed lag, maar dit bed was groter. Het kussen was zachter dan ze gewend was. Dit was absoluut niet haar bed. Ze rolde zich op haar rug en begon de kamer te bekijken. De blik op de bijna spier witte en de ijzig blauwe muren lieten haar de herinnering achter dat ze bij Souta is. Ze wilde rechtop gaan zitten, maar schoot terug zodra ze de pijn in haar schouder voelde. Op dat moment kwam Souta binnen. ‘Goed je bent wakker. Doe eerst je jas maar even uit, we gaan pas vanmiddag weer weg.’ ‘Maar Nanami en Eijiro zitten toch op ons te wachten?’ vroeg ze slaperig. ‘Die wachten wel. Kom doe je jas uit.’ Met pijn en moeite probeerde Mizore haar jas uit te trekken. Zodra haar jas uit was, zag Souta de rode vlek op haar T-shirt. Hij liep naar haar toe en trok haar shirt opzij vanuit haar nek. Een kleine maar diepe snee kwam tevoorschijn die voor nog een klein deel open was en aan het bloeden was. ‘Hoe kom jij hier aan? Wat is er gebeurd?’ De vraag bracht Mizore tranen in haar ogen. De hele gedachte al dat ze haar waargebeurde nachtmerrie opnieuw moest oproepen. Ze zette zichzelf voor een blok wat haar genoeg een duwtje gaf om te vertellen wat haar is overkomen terwijl Souta een pleister pakte om op haar bloedende wond te plakken. ‘Ik volgde een wit puntje, het leek me te hypnotiseren want ik had het gevoel dat ik geen andere keus had dan het te volgen. Na een tijd bleef het hangen, voor best wel een lange tijd. Ik had niet door waar ik was, toen het weer bewoog ging ik liggen, kon me niet verder niet meer bewegen. Het puntje vermenigvuldigde zich naar 3 puntjes die zich gingen vormen naar dokters. Ik wist eerst niet waarom, maar ik raakte in paniek. Ze keken me aan en hielden me vast.’ Mizore beet hard op haar lip ze wou geen tranen door laten. Ze wist dat het nodig was om door te gaan, alles in haar vertelde haar te stoppen, ze opende haar mond en met moeite kwam het laatste gedeelte van haar verhaal eruit. ‘De derde dokter draaide zich om en had een mes in zijn hand, mijn paniek werd alleen maar groter. Hij kwam dichterbij en hij sneed me, ik voelde het echt snijden. Pas toen kon ik schreeuwen. Ik had niet eens door dat ik weer kon bewegen, mijn schouder deed zo veel pijn.’ Ze kon haar tranen niet meer in houden, ze barstte in huilen uit en viel tegen Souta aan nog voor hij de pleister kon op plakken. Hij wist zich hier geen raad mee. Nog nooit viel iemand huilend tegen hem aan. Onwetend in wat hij moest doen hield hij haar zachtjes vast. Souta wist zijn gevoel hiermee niet te plaatsen. Het voelde vreemd, maar niet onprettig. Mizore vertrouwde hem, het gaf hem een glimlach. Hij wist dat ze verder moesten gaan, maar in deze toestand, Mizore gewond en zo een erge ervaring daar, dat kon hij haar niet aan doen. Voor hij het wist had hij het haar al gevraagd nog voor hij had bedacht dat het geen goed idee zou zijn. ‘Mizore, ga je vandaag mee terug naar het gebouw? Of blijf je liever hier?’ Mizore stopte met huilen en keek hem aan. ‘Ik blijf liever hier, maar alsjeblieft, ga naar het gebouw, Nanami en Eijiro wachten daar op ons.’ ‘Ik ga jou niet alleen achter laten hier.’ ‘Geef je echt zo veel om me?’ Souta raakte in paniek van die vraag, ja, hij gaf veel om haar, maar ze mag geen verkeerde signalen krijgen. ‘Ik wil gewoon niet dat er iets in de war raakt in mijn huis, je weet niet eens hoe alles hier werkt, dus ik kan je niet eens alleen laten.’ Zijn koude gedrag verraadde zijn werkelijke gevoel aan Mizore. Ze gaf een kleine glimlach. Alsof ze van niets wist gaf ze een weer woord tegen over Souta. ‘Ga nou maar, vertrouw me een beetje, als ik hier blijf voor een tijd, heb je geen keus.’ Hij moest haar gelijk geven en besloot toch te gaan. Zijn koude gedrag was niet helemaal gelogen. Hij voelde zich altijd onrustig als hij geen controle meer had over zijn eigen spullen. ‘Goed dan ik ga, alles wat jij mag doen hier is thee voor jezelf zetten, voor de rest blijf je overal van af. Ik wil niets verschoven hebben als ik terug ben. ‘Dat beloof ik. Ik blijf overal van af en ik zet alleen thee voor mezelf als ik daar zin in heb.’ Haar bij zijn begon te prettig voor hem te voelen en hij wilde er uit ontsnappen. Zijn haast om weg te gaan werd sterker en bracht hij over aan Mizore die zijn plotselinge lust om te gaan vreemd vond. ‘Ik moet nu gaan, Nanami en Eijiro staan te wachten en ik wil dit snel opgelost hebben. Je kent nu de voorlopige regels, ga anders nog maar wat slapen of weet ik veel wat. Doeg, tot later.’ Zei Souta met alle haast in zich. Hij herkende het gevoel niet dat hij kreeg. Het maakte hem onzeker. Hij liet haar los, duwde haar van zich af, stond op en liep vlug de kamer uit. Zonder dat ze het zag gaf hij een onzeker gezicht, lang genoeg had hij dit onderdrukt. Mizore keek hem na met haar hoofd schuin in haar nek. Ze begreep zijn plotselinge haast niet. Ze bleef alleen achter in zijn grote bed en haar laatste tranen verlieten haar ogen. Souta had inmiddels zijn jas gepakt en was naar buiten gegaan, onderweg naar de plek waar Mizore om huilde. Hij voelde medelijden voor haar. Ze heeft veel door moeten maken en hij kon niet eens iets voor haar doen. En dan dat vasthouden van haar aan hem. Wat moest hij daar mee? Souta kreeg het warme gevoel van vriendschap binnen. Mizore was een vriendin van hem. Zo iets had hij nog nooit eerder gevoeld. Hij bevredigde zijn hoofd met het idee dat het gewoon vriendschap is dat hij nu voelde, sowieso een deel was vriendschap. Dat moest wel. Meer wou hij ook niet. Hij was ervan overtuigd dat hij niet meer voelde, zelfs toen de twijfel begon te komen, bleef hij zit volhouden. Zijn ijzig blauwe ogen gevestigd op de grond liep hij door de straten op weg naar zijn bestemming. Souta’s gevoel speelde een spel, maar Souta had geen zin om mee te spelen. Even keek hij om hoog. De zon scheen in zijn gezicht. ‘Speel geen spel met me. Ik heb geen behoefte aan jouw soort spelletjes.’ Zei hij hard op. Zijn ogen terug gericht op de weg zat hij de straat aan komen waar hij moest afslaan. Zijn gedachten waren zo gefocust op zijn gevoel dat hij was vergeten hoe snel hij eigenlijk liep. ‘Maar hopen dat Mizore zich aan de regels houd.’ Bedacht Souta zich ineens. Zijn zorgen waren voor niets. Mizore wist zich altijd te gedragen als ze ergens te gast is. Ze had voor zichzelf een kopje thee gezet en was weer in bed gaan liggen. Souta’s bed lag heerlijk. Het was zelfs beter dan haar eigen bed. Het spelletje met gevoelens waar Souta geen zin in had om te spelen, speelde Mizore maar al te graag mee. ‘Souta is een goede vriend, mag gewoon bij hem blijven.’ Ze begon een gesprek met haar eigen gedachten. ‘Wacht. Waarom ben ik zo blij dat ik bij hem mag blijven? Zo bijzonder is hij toch niet? Toch voel ik me zo blij als ik bij hem ben. En in dat gebouw….’ Mizore dacht terug aan toen ze door de smalle gang liep met haar gewonde schouder. Zijn naam, dat is het eerste wat ze zei toen ze weer kon praten. Ze wilde een slok nemen van haar thee, maar stopte vlak voor haar mond. Haar kopje ging omlaag en ze keek met verwonderde ogen voor zich uit. ‘het zou toch niet?’ vroeg ze zich af. Souta was weg, dus ze kon niets met hem bespreken. Hij was bij het gebouw met Nanami en Eijiro. Zijn ijs blauwe ogen raakten de oceaan blauwe ogen van Nanami. ‘Hey! Souta!’ Eijiro zwaaide wild met zijn arm om duidelijk te maken waar ze stonden. Rollend met zijn ogen ging Souta er op af. ‘Ik zag jullie al, wild zwaaien helpt niet als iemand je al aandacht geeft.’ Zei hij met een verveelde stem. ‘Waarom zoek jij altijd ruzie? En waar is Mizore?’ Eijiro keek om zich heen om te zien of er een teken van haar was. Hij had een zwak voor haar. Dat lieve gezichtje in slaap had hem echt geraakt. ‘Ook rond kijken is niet nodig, Mizore is niet mee. Trouwens ze heeft geen interesse in jou.’ Eijiro werd helemaal rood en ging in protest. ‘Doe niet zo betweterig, ik heb geen interesse in haar. Ik maakte me gister alleen zorgen.’ Op het moment dat hij het over gisteren had, kwam zijn bezorgdheid terug. ‘Is ze nog wakker geworden?’ ‘Ja, maar ze wilde niet mee, je hebt geen idee wat ze heeft meegemaakt.’ ‘Hoezo? Wat is er gebeurd?’ ‘Dat is een te lang verhaal om nu te vertellen.’ Nanami was stil, ze vond het jammer dat Mizore er niet was. Nu had ze niemand om mee te praten als de jongens weer is een ruzie hadden. Ze keek voor zich uit en was verdwaald in haar gedachten aan Mizore. Ze mocht haar niet echt, maar dat neemt niet weg dat ze, al is het waarschijnlijk voor tijdelijk, bij het team hoort. Eijiro en Souta waren al naar de ingang gelopen terwijl ze aan het ruziën waren. ‘Nanami! Kom je nog?’ Uit haar gedachte gestoten keek ze hun richting op. ‘Ik kom er aan!’ Riep ze. In een klein sprintje zorgde ze er voor dat ze haar achterstand had ingehaald. ‘Eijiro, waarom vroeg je naar Mizore? Je bent een arrogant kereltje, waarom zou je dat doen?’ Souta’s woorden kwamen hard aan, vooral omdat ze waar waren. ‘Ik mag dan wel arrogant zijn, waar ik overigens erg trots op ben, maar ik maakte me wel zorgen. Ze maakt deel uit van het team dat we nu hebben.’ ‘Ik heb mijn momenten dat ik je niet kan uitstaan. Maar dit? Voor dit, het vragen hoe het met Mizore is met die arrogante kop van je….’ Even stopte Souta. Hij moest zijn discussiepartner iets vriendelijks zeggen. Hij kon het niet uitstaan. Met veel moeite en bijna zijn maag inhoud omhoog komend zei hij het vriendelijke woord waar hij zich verplicht aan voelde om te zeggen. ‘Dankjewel.’ Verschrikkelijk vond hij het, maar het moest gebeuren. Hij had het gezegd en dat was wel genoeg voor hem. Het maag omkerende idee om iets vriendelijks terug te zegge kwam ook bij Eijiro boven. ‘Graag gedaan.’ Ze keken elkaar aan met een ontzettend moeilijk gezicht. Namami schudde haar hoofd met een glimlach op haar gezicht. ‘Het is een begin.’ Zei ze met een brede lach. Met een zuur gezicht keken ze haar aan. Ze waren het er beide over eens dat ze dit het liefst nooit meer deden. Geen aardig gedoe meer tegen elkaar. Ze begonnen liever een discussie. ‘Waar staat al die apparatuur van je eigenlijk?’ ‘Overal wel een beetje waar we geweest zijn.’ ‘Alles om te kijken of er echt zielen zijn hier?’ Eijro keek om met een verbaasde blik, alsof hij de term ziel nog nooit eerder gehoord had. ‘Eh, ja. Daar voor heb ik al die spullen ook aangeschaft?’ ‘Ik vertrouw dat spul voor geen meter.’ ‘Dan hoef je hier ook niet te zijn.’ Gaf Eijiro nonchalant als argument. ‘En dan zeker de eer aan jou afstaan. Dat dacht ik dus niet.’ ‘Ik dacht dat jij mijn apparatuur niet vertrouwde?’ ‘Doe ik ook niet, maar ik vertrouw wel op mijn gehoor. Niet zoals jij die eerder een stuk plastic gelooft dan je eigen gevoel.’ Nanami begon dat eeuwige gediscussieer van die twee echt helemaal zat te worden. ‘Ow, alsjeblieft zeg. Iedereen in dit team is belangrijk. Hou er gewoon over op en werk mee. Dat geld voor jullie beide.’ Nanami duwde Souta en Eijiro aan de kant en ging voorop lopen. Souta en Eijiro keken elkaar aan, haalden hun schouders op en liepen achter Nanami aan. Souta vond het leuk om een discussie met Eijiro aan te gaan, maar het leidde hem niet af van de gedachte aan Mizore. Altijd kwam ze terug in zijn hoofd. ‘Rare vorm van vriendschap.’ Dacht hij. Heel zijn gevoel zat te spelen en hij had geen keus dan er in mee te gaan. Souta was stil en keek naar de grond die hem langzaam voorbij ging. ‘Hey! Ben je er nog bij?’ Eijiro gaf hem een duw. Souta keek zijn kant op, maar zijn blik gaf aan dat hij niet uit zijn gedachten gehaald wilde worden. Aan Mizore denken vond hij fijn. De fijnste gedachten die hij ooit gehad heeft. ‘Wow, nou, sorry hoor, wist niet dat ik daar doods blik voor kreeg?’ Eijiro begon een klein sprintje te maken naar de eerste kamer waar een klein deel van zijn apparatuur stond.

Mizore was haar behoefte aan een tv, mobiel of MP3 helemaal kwijt. Ze lag uitgebreid op de bank naar het plafond te staren. Er was maar één persoon die door haar hoofd heen ging: Souta. Zo griezelig was hij niet. Zijn lach was lief, ook al was hij af en toe wat arrogant. Of was het juist zijn arrogantie dat haar aantrok. Mizore draaide zich op haar zij en sloot haar ogen. Ze was moe en wilde maar al te graag nog wat gaan slapen. Ze hoopte op een goede slaap zodat ze morgen weer mee kon helpen. Ze vroeg zich af wat Souta nu aan het doen zou zijn. Ze gaf een glimlach bij de gedachte aan zijn naam en viel in slaap. Al was deze slaap maar voor korte duur. Een droom schudde haar uit haar slaap. Ze zag het gebouw voorbij flitsen. Nanami, Souta en Eijiro liepen er door heen, een schaduw ging achter ze aan. Ze gingen een kamer in. ‘Nee! Niet naar binnen gaan!’ Riep ze uit, maar ze bleken haar niet te horen. Alle drie liepen ze door, achter hun viel de deur dicht. Mizore rende er naar toe, de deur leek steeds verder van haar af te gaan hoe hard ze ook rende. De paniek sloeg in haar hoofd. Ze gaan sterven, als ze daar blijven sterven ze. De vlammen stonden in haar ogen waar tegelijkertijd haar tranen uit kwamen. Souta, ze zou hem kwijt gaan raken. Eijiro, Nanami, haar nieuwe vrienden. ‘Ik wil ze niet kwijt, dat mag niet!’ Ze strekte haar hand uit naar het duister waar de deur steeds kleiner werd. ‘Souta! Nee!’ Schreeuwde ze uit. Haar ogen stonden wijd open, hijgend en zwetend van wat ze net zag ging ze recht op zitten. ‘Dit kan niet gewoon een droom zijn.’ Zei ze vol angst. De tranen rolde over haar wangen. Ze had geen idee wat ze moest doen. Iedereen was daar in dat gebouw en zij zat in het huis van Souta. Mizore legde zich neer, rolde zich op en hield zichzelf niet tegen om te gaan huilen. Ze voelde zich machteloos tegen over deze situatie. Ze wist dat haar droom waarheid zou worden als ze niets deed. Ze wist niet eens waar ze heen moest. Ze had niet op de weg gelet. Daar had ze nu enorme spijt van. Als ze had opgelet kon ze nu naar hun toe. Ze sloot haar ogen en liet Al haar spijt naar buiten komen. Toen Mizore haar ogen weer open deed zag ze een lichtpuntje voor zich. ‘Nee, niet weer.’ Dacht ze. Even keek ze er naar en kreeg direct het gevoel dat het anders was. Het puntje hypnotiseerde haar niet, het voelde niet negatief aan. ‘Je wilt me geen kwaad doen toch? Niet zoals….’ Het kleine lichtpuntje antwoordde haar niet. ‘Dan hoop ik maar dat ik nu een goede keuze maak.’ Mizore sprong van de bank af en begon opnieuw te volgen. Ze pakte haar jas, trok hem aan en rende de deur uit. ‘Als je mij wilt laten zien waar ik heen moet, wees dan maar erg vlug.’ Zei ze al hijgend onder het rennen. Mizore rende zo hard als ze kon achter het lichtpuntje aan dat haar door de lege straten leidde. Haar vrienden waren belangrijk, maar er was er maar één die haar nog belangrijker was. Met alles wat ze in zich Had wilde ze voorkomen dat hem iets zou overkomen. Dat mocht gewoon niet. Zonder hem zou ze echt niemand meer hebben. De hoop dat ze ongelijk had over haar moeder had ze opgegeven. Ze was al drie dagen weg en nog geen oproep voor vermist. Dit maakte de gedachte aan het verliezen van Souta alleen maar erger. Met tranen in haar ogen probeerde ze nog harder te rennen dan ze al deed. ‘Souta, hou vol, ik kom eraan. Ga alsjeblieft niet die kamer in.’ Dacht ze en trok de hardste spring die ze kon nemen.

Eijiro, Nanami en Souta hadden de camera erbij gepakt, waarvan Eijrio claimde dat het paranormale activiteiten zou opnemen. ‘Nou laat maar zien of dat ding van jou echt gewerkt heeft.’ ‘Ik weet dat het werkt, heb het vaak genoeg gebruikt hoor.’ Zei Eijiro die geen twijfel aan zijn werk duldde. ‘Is kijken. Eh….Oeps.’ ‘Wat? Wat is er?’ Vroeg Nanami. ‘We kunnen nu niet kijken, ben mijn laptop in de auto vergeten.’ Zei hij met een moeilijk gezicht. ‘Waarom vind ik dat nou iets typisch voor jou?’ Vroeg Souta op een erg nuchtere toon. ‘Ow, nou sorry hoor, ik zie jou anders ook niet met een laptop lopen. Trouwens jij zegt dat je ze kan horen, wie zegt dat het niet gewoon in je hoofd zit. Zo slim leek je me nu ook alweer niet.’ Eijiro keek hem aan met een gemene lach. ‘Noem jij mij nou gek?’ ‘Misschien, misschien niet.’ ’Ow en Mizore dan? Zij kan ze alleen zien, is zij dan ook gek?’ ‘Mizore lijkt mij niet echt een aandacht vrager. In tegenstelling tot jou.’ ‘Jongens, hou op. We hebben wel wat beters te doen dan ruzie met elkaar zitten te maken.’ Zonder iets te zeggen stemde de jongens in en liepen door. Eijiro met zijn camera onder zijn arm zodat ze de opnames buiten konden bekijken. ‘Waar staat de rest van dat spul van je?’ ‘Bijna overal, dus we zijn nog wel even bezig om alles terug te halen.’ ‘Fijn, zit er nu al om te springen.’ Zei Souta sarcastisch. ‘Hey, als je iets doet, moet je het goed doen. Dat zegt iedereen.’ ‘Ja, maar ik heb het niet zo op wat ‘iedereen’ zegt.’ Dit antwoord van Souta gaf Eijiro enorme frustratie. Op alles wat hij zei moest Souta wel weer commentaar geven. Discussiëren vond hij leuk, maar op alles commentaar hebben? Dat werd gewoon irritant. ‘Waarom ben jij zo anders! Gedraag je is als een normaal persoon!’ Riep Eijiro uit in al zijn irritatie en frustratie. Nog nooit heeft Souta zich beledigd gevoelt. Toch dit keer kwam het hem hard aan. Hij werd niet normaal genoemd. Het deed hem terug denken aan zijn kindertijd op school. Hij hoorde het gelach om zich heen dat hij altijd gehoord had. Hij herinnerde zich waarom hij nooit vrienden had en wilde. Beheerst als altijd gaf hij antwoord op Eijiro’s irritaties. ‘Ik ben anders omdat er mensen zijn die nou eenmaal anders zijn dan de rest en ik ben daar één van. Als je daar een probleem mee hebt is dat jouw probleem.’ Eijiro’s frustratie zakte toen hij het bezorgde gezicht van Souta zag. ‘Het lijkt me goed als we door gaan, deze plek is niet fijn om dit soort dingen te bespreken. Ze voeden zich ermee.’ Zei Nanami om Souta en Eijiro wat afleiding van elkaar te geven. ‘Ze? Wat bedoel je met ze?’ Vroeg Eijiro die er vraagtekens van in zijn hoofd kreeg. Souta zat nog steeds voor zich uit te kijken terwijl Nanami aan Eijiro uitlegde wat ze bedoelde. ‘Hey, Souta? Laten we het nu even vrede vol houden zolang we hier binnen zijn.’ ‘Eijiro, vergeet je niet iets tegen Souta te zeggen?’ ‘Ow, eh, ja, sorry dat ik je niet normaal noemde.’ Het was te horen dat hij het met tegenzin zei, maar wel meende. ‘Ehm, ja, oké, het is al goed. Laten we nou maar door gaan en die dingen van jou ophalen.’ Zei Souta een beetje van zijn doen af. Toen ze langs een gesloten deur kwamen bleef Nanami staan. ‘Eijiro, stond hier niet ook wat van jou?’ ‘Dat weet ik niet meer, moeten we maar even gaan kijken.’ Eijiro liep op de deur af, maar Souta nam vlug de zogenaamde leiding weer over zodra hij in de gaten kreeg dat Eijiro de neiging maakte de leiding te nemen. Souta wilde net de deurklink vastpakken toen hij opeens zijn naam hoorde. ‘Souta! Souta! Niet doen!’ Souta draaide zijn hoofd en zag Mizore op zich af komen. ‘Mizore?’ Kwam er verbaasd uit. Niet alleen hij, maar ook Nanami en Eijiro waren erg verbaasd om haar te zien. Pijnlijk als haar schouder was heeft ze het hele stuk van het huis van Souta naar het oude instituut af gerend, een klein lichtpuntje volgend en opzoek naar Souta en de rest. Hijgend stopte ze met rennen en stond ze naast Souta. ‘Mizore, wat doe jij hier? Je wou toch rusten?’ Vroeg Souta die nog steeds niet van zijn verbaasdheid af was. ‘Doe die deur niet open. Alsjeblieft ga daar niet naar binnen.’ Mizore had moeite om haar woorden uit te spreken. Ze had zo hard gerend dat haar wond weer open was gegaan en is gaan bloeden. Haar benen trilden en ze kon niet langer meer staan. Ze zakte in op de grond en herhaalde wat ze eerder zei: ‘Die deur, doe hem niet open, alsjeblieft, niet naar binnen gaan.’ Opnieuw stonden de tranen haar in de ogen. ‘Rustig nou, straks val je weer flauw door die wond van je. Wat is er met die kamer, waarom mogen we daar niet naar binnen?’ Vroeg Souta heel kalmerend aan haar. Hij wou haar niet nog meer paniek geven door de harde manier waarop hij dingen kan zeggen. Huilend vertelde Mizore over haar visioen. ‘Souta, ik kreeg een visioen. Als je daar naar binnen gaat sterf je. Er is iets goed mis met die kamer. Ik weet niet wat, mijn gevoel zegt het me en mijn visioen ook.’ ‘Het is al goed. We gaan daar niet naar binnen. We laten de deur dicht.’ Voor het eerst hield Souta iemand uit zichzelf vast. Hij deed alles om Mizore te kalmeren. Ze had de kalmte nodig, dat wist hij. ‘Misschien ga jij dan niet naar binnen, maar als daar nog apparatuur van mij staat, wil ik die terug.’ Eijiro liet zich niet tegen houden om wat Mizore zei. ‘Eijiro, daar staan geen spullen van jou.’ Zei Mizore zacht. Uitgeput van het rennen en de kalmte die Souta haar gaf. Nanami hoorde aan haar stem dat ze de waarheid sprak. ‘Eijiro, luister naar Mizore. Doe nou maar, ze liegt niet.’ Probeerde Nanami hem over te halen om niet naar binnen te gaan. ‘Zeg me niet wat ik moet doen Nanami! Ik maak zelf wel uit wat ik wel en niet doe! En ik laat me niet tegen houden alleen omdat hier iemand zegt dat ik niet naar binnen mag gaan, die niet eens weet of ik hier wel of niet dingen van mij heb staan.’ Eijiro snauwde naar iedereen die bij hem in de buurt stond. Zijn gedachten spraken hem tegen. Dit kon hem niets schelen, hij pakte de deurklink en maakte de deur open. Zodra de deur open was en Eijiro de klink los liet, vormde de deur zich naar een zwart gat. Er kwam een grote aantrekkingskracht van af en Eijiro werd naar binnen gezogen. Alle drie tegelijk riepen ze het uit van schrik. ‘Eijiro!’ Nanami reikte nog naar zijn hand om hem terug te halen, maar ze was te laat. Bang om zelf ook naar binnen gezogen te worden deed ze weer een paar stappen achteruit. Vreemd genoeg, sloot het gat zich weer na dat Eijiro weg was. De rest van het team keek naar de deur die terug was gekomen. Ze konden het niet geloven. Eijiro was weg.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.