Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Zielen » S.P.A. (Special Paranormal Agency) De zwarte hond » Hoofdstuk 14 Terugkomst van een oude vriend

S.P.A. (Special Paranormal Agency) De zwarte hond

23 sep 2015 - 22:27

5776

0

240



Hoofdstuk 14 Terugkomst van een oude vriend

Nanami deed haar best om te geloven wie er voor haar stond. Zo veel vragen kwamen in haar op. Eijiro was terug en mankeerde niets. Hij gaf haar een glimlach en zwaaide een beetje. ‘Eijiro?’ ‘Ja, ik ben er echt. Ik ben ontsnapt.’ Na een poos gestaard te hebben schoot Nanami naar de werkelijkheid, ze moest naar huis en snel. Ze greep haar rok en ring achter de boom staan. Zo snel als ze kon trok ze haar rokje aan en deed haar broek uit. Alles in haar tas proppend verliet ze de plek waar Bunzo haar probeerde te kussen. ‘Sorry Eijiro, ik moet echt weg. Vertel me morgen alles!’ Ze zwaaide naar hem en rende verder. De hand van Eijiro ging langzaam heen en weer en zijn mond stond half open. Blijkbaar was ze in een grote haast. Zodra hij aan haar vader dacht kwam er een rilling over hem heen. Hij begon zijn passen naar huis te zetten. Een andere keus had hij niet en hij wilde maar wat graag in zijn bed liggen. Nanami en hij kenden elkaar best wel goed, ze was twee jaar jonger dan hij en ze waren buren dus ze kwamen elkaar vroeger al vaak tegen en nu nog steeds. Zodra Eijiro thuis was en de deur achter zich dicht had gedaan liep hij in het donker de trap op, naar de kamer waar zijn ouders lagen. Toch is het niet wat te verwachten valt als er ouders word gezegd. Eijiro had een verleden achter zich die hij het liefst vergat, maar dat niet kon door de daden van zijn eigen handen. ‘Ik ben thuis.’ Zei hij toen hij de kamer binnen liep. ‘Het duurde een tijd, maar ik ben vrij gekomen, er is veel gebeurd en morgen ga ik alles aan Souta, Mizore en Nanami vertellen.’ Eijiro keek naar de twee skeletten die in het bed naast elkaar lagen. De deken waar ze onder lagen zat onder het bloed en op het kastje naast het bed lag een groot keuken mes. Alles wat hij deed was er naar kijken. Terug denken aan wat hij heeft gedaan. Niemand die het weet, alleen hij. Hij heeft zijn ouders vermoord en nu betaald hij de prijs. Spijt heeft hij er niet van. Het was lang geleden en hij heeft er veel om gehuild, maar nu was hij zijn gevoel er voor kwijt. De twee lijken die ooit is vlees en bloed bezaten hadden de grijns op die een skelet altijd heeft. Vreselijk vond hij het. Die zelfde grijns hadden ze ook toen ze vertelden dat zijn broertje niet meer terug kwam. Als hij toch is de naam van zijn broertje herinnerde. De gedachte hier aan maakte hem woedend. ‘Dit is jullie schuld! Verdiende loon! Gedood door jullie eigen zoon!’ Eijiro verliet het bed en de kamer. Beneden pakte hij de afstandsbediening van de tafel, deed de tv aan en plofte op de bank, zijn voeten op de tafel voor hem geplant. De tv sprong aan en de beelden bewogen voor zijn ogen. Doelloos liet hij programma´s aan zich voorbij flitsen. Het ver in niet vinden van een programma dat bedoeld was om hem af te leiden maakte zijn woede alleen maar erger tot op het moment dat hij er genoeg van had en brak. Eijiro smeet de afstandsbediening tegen de muur en hield zijn handen voor zijn ogen. Zachtjes vielen er tranen langs zijn handen en wangen. Hij stond alleen op de wereld. Geen familie. Hij kon zich niet vertonen onder zijn familie. Ze zouden geheid vragen gaan stellen over zijn ouders. Het shirt dat hij aan had toen Eijiro zijn daad verrichte lag nog steeds op de bank over de leuning. Het heeft zich in geen jaren verplaatst. Vanaf het moment dat Eijiro het uit had gedaan en over de leuning gegooid had. De opgedroogde bloedvlekken zaten er nog steeds in. Eijiro pakte het shirt op en hield het voor zich. Hij bekeek de grote bloedvlek in het midden. De vlek bracht hem pijn toe en hij liet het op de grond vallen om vervolgens in huilen uit te barsten. Eijiro had maar één vriend in zijn verleden en die ging weg omdat hij het niet meer uithield thuis. Wat een tijden. Ze waren onafscheidelijk van elkaar. Beste maatjes en samen stonden ze sterk tegen iedereen die hen moest hebben. Eijiro begon meer te huilen zodra hij in de gaten kreeg dat hij ook de naam van zijn vroegere maatje was vergeten. Geen enkele naam uit zijn verleden kon hij zich herinneren. Niet eens dat van zijn ouders meer. Het leek wel of de personen uit zijn geheugen gegumd waren als een oude tekening die al helemaal is en er dan een witte gum vlek ontstaat en je niet meer kan vertellen wat er had moeten staan. Souta maakte het er bovendien niet makkelijker op. Hij leek zo veel op zijn oude maatje. En Mizore, hij vind haar prachtig, maar hij kan geen liefde voor haar voelen. Voor niemand voelde hij liefde meer. Zijn hele gevoelens leven heeft hij opnieuw moeten opbouwen. Iedereen die hij ooit gekend heeft, heeft hem verraden op verschillende manieren. Souta, Nanami en Mizore waren geen vrienden. Het zijn mensen waar hij mee om gaat. Je zou bijna kunnen zeggen dat Eijiro net als Souta is. In een oorzaak blijft er veel verschil zitten. Voor zijn gevoel was de hele wereld tegen hem. Nooit liet hij iets zien van zichzelf. Hier en nu op dit moment. Op dit moment valt zijn hele karakter weg en word Eijiro dat kleine, bange jongetje dat hij zo lang geleden was. Zijn broertje vond hem zo dapper. Hij was macho, stoer, niemand die hem kon breken. Zo wilde hij altijd worden en als in een droom uitgekomen is Eijiro de ongevoelige macho naar de buitenwereld geworden. Het zat hem in het bloed om macho te zijn. Alles gaf aan dat hij stoer hoorde te zijn. De hele uitdrukking in zijn ogen, zijn half lange haar, zijn kle- ding. Eijiro was bedoeld om een held figuurtje te worden. Hiermee was hij compleet anders dan Souta. Eijiro keek naar buiten de lucht die eerst mooi blauw was had zich dicht getrokken naar een grijze, benauwde lucht. Er hing regen en het zou niet lang duren voor het naar beneden zou gaan vallen. Terug denkend aan wat er gebeurd was in het oude gebouw, waarvan hij de enige was die er nog niets van wist, deed hij de ramen dicht die op een kiertje stonden. Op het moment dat hij de gordijnen dicht wilde trekken stopte hij. Zoals het te verwachten was kwamen de druppels al naar beneden zweven om vervolgens uit elkaar te spatten zodra ze hard materiaal aanraakten. Eijiro keek naar de druppels die naar beneden vielen en bleef kijken. Voor velen was de regen een sombere tijd. Voor hem was het iets moois en iets om van te genieten. Op dit soort dagen is het voor hem moeilijk om zijn vragen voor zich te houden en zichzelf er niet mee lastig te vallen. Eijiro had een hekel aan zijn fantasie. Vooral omdat hij twee kanten van zichzelf tegen komt die iedereen wel heeft. Dol graag wilde hij gaan denken en met zichzelf een discussie aan gaan, maar net zo graag wilde hij de macho blijven die hij is en niet eens willen beginnen over het idee van een discussie met zichzelf. De regen bleef hem fascineren en hij ging op de vensterbank zitten. Voor deze ene keer gaf hij aan geen van beide kanten toe en maakte hij zijn hoofd leeg. De regen maakte de kalmte in zijn hoofd. Het geluid van de regen was goed te horen tegen de ramen waar Eijiro tegen aan zat en hij vol van interesse naar de druppels keek de uit de lucht kwamen vallen. Voor hem waren zijn dromen net zo. Ze vlogen voor een tijd en vervolgens spatten ze uit een als een druppel die de koude grond raakt.

Mizore en Souta trokken zich weinig aan van Nanami´s vertrek. De verhalen die in het dagboek stonden waren veel te interessant. Eindelijk kregen ze een blik in de geschiedenis van het verlaten gebouw dat al zo lang bekend stond als bespookt. Elk klein detail was wel interessant, over de omgang met mensen, de medicatie, hoe de kamers er uit hoorden te zien en zo een beetje alles wat er ook maar over te verzinnen valt kreeg een verklaring. Alles, behalve wat er met de mensen gebeurde die werden afgevoerd. Het gene wat dan toch wel het meest interessant was, was het verhaal over het jongetje dat binnen gebracht werd met de naam Marco. ‘15 juni 1959, Dit was wel één van de raarste dagen die ik in mijn werk heb meegemaakt. Nooit kwamen en kleine kinderen binnen, tot vandaag. Het was een klein jongetje, hij was zes jaar en zijn ouders leken erg bezorgd. Op het feit na dat het kind beweerde dat er een zwarte hond was, leek hij compleet normaal. Totaal anders dan alle andere patiënten die ik hier heb binnen zien komen. Hij deed zo nuchter aan en was volledig overtuigd van het zien van een hond. Vanzelf sprekend klopte er iets niet, want er was geen hond te bekennen. Verder was hij gewoon stil en had hij geen idee wat hij met alle andere patiënten aan moest. Ik had wel te doen met hem. Maar ja, een patiënt is hier om te genezen, niet om zich prettig te voelen…’ Souta stopte voor een moment met lezen. ‘Waarom stop je?’ ‘Valt het je niet op dat Marco steeds de enige is die waarnemingen heeft van de hond? Zelfs jij hebt de hond nog niet gezien en jij ziet zielen.’ Hoop vol op tegen reactie zat Souta naar Mizore te kijken en probeerde contact te maken met haar rood bruine ogen. Haar rood bruine ogen leken zijn ijs blauwe kleur voor een moment te ontwijken. Pas wanneer er in de leegte van de pupillen gekeken werd, keken de rood bruine ogen heb strak aan. ‘Je hebt gelijk, het valt op, waar ligt het aan denk je?’ Er kwam geen reactie, Souta’s gedachten waren ergens anders. Het dagboek glipte hem bijna uit zijn handen. Hij kon zijn gevoelens niet meer verbergen ze moesten eruit. Voor zolang was hij emotieloos. Dit gevoel wist hij niet te benoemen. Mizore was haar lust om contact te zoeken verloren. Alles was stil in de kamer. Het was stil tot Souta het boek liet vallen. Beide kwamen terug naar de realiteit. ‘Ik denk dat we nog niet genoeg weten.’ Zei Souta om zijn verdwaalde gedachten te verbergen. In dezelfde poging stemde Mizore toe. Het moment van staren was romantisch, maar voor beide een noodzaak om te ontwijken. Deze noodzaak was op gevoel en niet te keren tot het juiste moment zou komen. Mizore pakte het boek van de grond en nam haar beurt om voor te lezen. ‘De naam van de patiënt was Marco. De naam kwam me bekend voor, maar ik mocht hem nooit uitspreken. Patiënten hadden geen naam, ze hadden een probleem en wij moesten dat oplossen. Mijn baas was daar heel streng in. Ik hoop alleen dat Marco niet het zelfde overkomt als de andere patiënten.’’ Het bleek de laatste zin te zijn van de bladzijde met de datum waarop Marco binnen gebracht werd. De nieuwsgierigheid wat er met Marco gebeurd was werd steeds groter en daarmee de drang om door te lezen. Mizore was de zin nog maar met een woord begonnen, of Souta drukte het boek naar beneden. ‘We kunnen beter wachten tot Nanami er ook is.’ Eigenlijk wilde hij gewoon wat tijd alleen met haar hebben zonder met de zaak bezig te zijn. Mizore legde het boek op de tafel voor haar een leunde naar achter. Souta voelde zijn grote moment komen. Hij voelde liefde en wilde dat maar wat graag met haar delen. Het meisje met de rood bruine ogen, het rode haar en de naam met de betekenis ijzel: ‘ Mizore’ De lust om contact te maken was terug en baande zijn weg door het tegenstribbelen. Zijn lippen tintelden, ze moesten iets aanraken. Dezelfde tinteling kwam bij Mizore op zetten. Ze keek naar Souta die haar aankeek met de meest charmante blik die hij kon opzetten. Het ging met moeite, maar kwam wel terecht waar het wezen moest. In Mizore´s hart. Het ging wild te keer. Beide harten stonden op het punt uit hun plek te schieten. Zonder het in de gaten te hebben bewogen de twee hoofden zich naar elkaar toe tot het moment dat ze elkaar bijna zouden aanraken. Een tegenstrijd tussen gemak en ongemak kwam opzetten. Het boek dat ze samen aan het lezen waren lag open op de grond, weg van de bladzijdes die ze aan het lezen waren. Twee ijsblauwe ogen en twee rood bruine ogen waren de blik op het open boek verloren en keken in de diepte van de pupillen. Langzaam vielen de hoofden schuin en bewogen zich nog meer naar elkaar toe. Ook de in de diepte starende ogen vielen half dicht. Het grote moment was daar. Het delen van liefde die zo lang verborgen werd. Vanuit zijn oog hoek zag Souta een foto liggen die half van de bladzijde gevallen was. Zijn hoofd keerde weg van Mizore en ging naar de foto toe die op de grond lag. Hij bewoog zich naar de foto toe, wat creëerde dat Mizore zonder resultaat zat te wachten op zijn lippen. ‘Mizore moet je dit is zien.’ Haar ogen die eerst gesloten zaten te wachten op een aanraking gingen open en keken naar Souta die druk was met het bekijken van de foto. Mizore baalde enorm. Opnieuw werd hun moment verbroken door een doorbraak in de zaak, als dat het al was. ‘Wat staat er dan op?’ In haar stem was haar teleurstelling goed te horen. ‘Dan moet je kijken.’ Zijn lieve lach had plaats gemaakt voor zijn nongelante natuur. Mizore keek over zijn schouder mee. De foto was oud en er stonden onbekende mensen op. Ze keken niet vrolijk uit hun ogen, leken rare plekken overal over het lichaam te hebben. Sommige zaten vast in dwangbuizen. En in het midden stond een klein jongetje waar een klein traantje te zien was. Hij had niet de kleding aan die Mizore in haar droom gezien had of in de kamer waar zijn lichaam hing en Souta met hem aan het praten was. ‘Dat moet Marco zijn.’ Merkte Souta op. ‘Maar, hij heeft niet de kleding aan die ik gezien heb.’ ‘Toch moet het Marco zijn. Er zijn daar verder geen kinderen gebracht, alleen hij.’ ‘Dat zou betekenen dat dit een foto is van de patiënten die er toen waren.’ ‘Klopt, maar waarom zou iemand een foto maken van de patiënten?’ Souta stelde de vraag terwijl hij al bezig was om een antwoord te vinden. Haar zin om mee te denken begon ze te verliezen en ze stond op. ‘Waar ga je heen?’ ‘Nergens, ik ga gewoon even rond wandelen hier in huis. Ik heb hier nog lang niet alles gezien.’ ‘Maar…’ Te laat, Mizore was er al vandoor gegaan. Souta fronste zijn wenkbrauwen en ging verder met waar hij mee bezig was. Vreemd hoe dingen kunnen lopen. Op het ene moment is de volle aandacht op elkaar en het volgende moment zijn beide concentraties verdeeld. Mizore liep door het huis heen en stopte bij de deur die altijd dicht zat. Ze wilde weten wat er achter de deur zat en was vast besloten hem te openen.

Nanami was thuis gekomen met haar rugzak half open die ze nog vlug voor het naar binnen gaan dicht deed. Ze wist wat haar te wachten stond. Ze was veel te laat thuis. Door Bunzo was alles in de soep gelopen. ‘Nanami! Ben jij dat?!’ ‘Ja vader!’ De twee stemmen galmden door de gang heen en Nanami zorgde dat ze zo snel als ze kon de eetkamer in kwam. ‘Waar was je?’ ‘Ik was buiten vader, onderweg naar huis.’ ‘Waarom ben jij dan zo laat? Je hoort op tijd te zijn. Dat weet je.’ ‘Ja, dat weet ik vader.’ ‘Verklaar waarom.’ ‘Ik kwam Bunzo tegen en hij liet me niet gaan.’ ‘Wie is Bunzo?’ ‘Dat is de jongen die mij niet liet gaan toen ik onderweg was naar huis.’ ‘Nanami, je vergeet met twee woorden te spreken. Herhaal.’ ‘Ja vader.’ Nanami werd moe van het corrigeren, maar een andere keus had ze niet. ‘Bunzo is de jongen die mij niet liet gaan toen ik onderweg was naar huis vader.’ ‘Heb jij rond gehangen met een jongen?!’ ‘Nee, nee vader. Ik kwam hem tegen en hij blokkeerde mijn weg.’ Haar vader die was opgestaan uit verontwaardiging, ging weer zitten. ‘Hoe dan ook. Je kent de consequenties. Je bent te laat voor het eten. Dus er komt geen eten voor jou.’ ‘Maar vader…’ ‘Jongedame, ik duld geen tegen spraak! Naar je kamer!’ Zonder haar zin af te kunnen maken deed Nanami wat er van haar gevraagd werd. Met een rom-
melende maag ging ze naar haar kamer toe. Ze wist dat ze geen eten meer zou krijgen tot de volgende ochtend. De frustratie om haar vader was voor korte duur. Al gauw was haar frustratie verdwenen en kwamen er gedachten voor terug. Het feit dat Eijiro weer terug was kon ze nog niet plaatsen. Het voelde vreemd aan, hij is dagen weg geweest en nu stond hij ineens voor haar neus. Ze was hem dankbaar dat hij het voor haar had op genomen tegen Bunzo, maar het was simpel weg te plotseling. Nanami plofte op haar bed neer en keek naar de stromende regen die langs haar raam heen ging. Het geluid was rustgevend en het uitzicht al helemaal. Ze was net op tijd binnen. De regen kwam overeen met haar gevoel. Ze was somber. Kreeg niets te eten en het was niet eens haar schuld. Iets stiekem pakken kon niet, dan had ze zeker huisarrest. Alles wat ze nu kon doen is naar buiten kijken. En het was nog zo vroeg, ze moest wachten tot de volgende dag om weer iets interessants te kunnen doen. Nanami zuchtte diep. Ze kon niets bedenken. Op zit soort momenten wenste Nanami zich dat ze weer klein was. Lekker met haar buurt jongetje aan het spelen. Zijn naam wist ze niet meer, maar het was altijd leuk en gezellig. Ze speelden van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Dat ging een hele tijd zo, tot ze op een dag aan belde en hij er niet was. Voor haar doen was dat vreemd, want hij was er normaal gesproken altijd. Zijn ouders deden warrig over waar hij zou zijn. De broer van van haar speel maatje stond achter zijn ouders, maar had net zo een verbaasde blik als Nanami had. Blijkbaar wist hij niet waar zijn kleine broertje was. Elke dag kwam ze vragen of haar speel maatje naar buiten kwam om te spelen en elke dag kreeg ze het zelfde antwoord. Hij was er niet. Na weken proberen gaf ze het uiteindelijk op. Dagen lang was Nanami in groot verdriet omdat ze niet meer kon spelen. Het was haar enige speelkameraadje. De rest van de kinderen in de buurt waren lang niet zo leuk als hij. Eigenlijk had ze bij dit hele team het gevoel dat ze iedereen al kent. Nanami kon alleen haar vinger er niet opleggen. Zelfs Souta en Mizore kwamen haar bekend voor. Niet omdat Souta in dezelfde stad woonde, maar om een andere reden. Ze wist alleen niet welke. Voor Nanami was het een schande om een deel van haar verleden gewoon te zijn vergeten. Ze kon zich niet eens meer de naam van haar beste maatje herinneren. Dat was nog wel het ergste. Al kwam haar gave vlak na dat ze de hoop had opgegeven om ooit nog met hem te kunnen spelen. Zo veel vragen en zo weinig antwoorden. Nanami was zo in haar gedachten aan vroeger verzonken en haar blik was zo gefocust op de vallende regen dat ze de stem van haar vader die haar riep niet gehoord had. Niet dat ze dat zo erg vond, maar haar vader duldde geen negeer gedrag. Een betere vraag was eigenlijk wat haar vader wel duldde. Onbewust gingen haar gedachten wel naar haar vader toe. Het deed haar pijn dat ze nooit meer iets leuks samen deden. Alles was werk voor hem. ‘Mij een beetje als soldaat behandelen. Ik zit niet in het leger hoor. Wel eisen dat ik rokjes draag omdat ik een meisje ben, maar mij wel behandelen als soldaat. DAT KLOPT GEWOON NIET!’ Riep ze uit van frustratie. Niet in de gaten hebbende dat haar vader in de deur opening stond. ‘Nanami?’ Nanami kneep haar ogen dicht, deed ze daarna weer open en keek in de richting van de deur. Met een haast woedende blik keek haar vader haar aan. ‘Bij deze ga jij nu naar bed en slapen. Ik wil niets meer horen. Als ik ook maar één geluidje hoor uit deze kamer, krijg jij huisarrest voor onbepaalde tijd. Is dat duidelijk?’ Tranen verknijpend gaf ze antwoord. ‘Ja vader, heel duidelijk.’ ‘Mooi zo en nu je bed in.’ Haar vader wees naar het bed dat nu nog leeg was, maar snel gevuld zou worden door het lichaam van Nanami. Ze kwam van de venster bank af en ging in bed liggen met de deken over haar heen. Zonder op of om te kijken liep haar vader de kamer uit en liet haar alleen achter. ‘Ik haat jullie. Ik haat jullie allebei.’ Het was zacht, maar duidelijk genoeg. Tranen vielen uit haar ogen en kwamen terecht op de deken die ze dicht naar haar gezicht gebracht had. Net als de regen die uit de lucht kwam vallen, vielen haar tranen uit haar ogen. Haar ouders gaven niets om wat ze over hun dacht. ‘Een soldaat toont geen emotie.’ Hoe vaak ze die zin al wel niet gehoord heeft. Het huilen maakte haar moe. Ze had ook uren naar buiten zitten staren naar de grijze lucht die zijn tranen liet vallen. Drie uur lang had ze op de vensterbank gezeten gaf de klok in haar kamer aan. Alles voor haar ogen werd wazig, net zo lang tot alleen nog maar zwart overbleef en ze zichzelf in slaap gehuild had. Het was nog vroeg, maar het huilen gaf haar een behoefde aan rust. Haar deken werd nat van de tranen. Door het in slaap huilen trok Nanami zich daar niets van aan en besloot ze haar enige weg het wachten op de volgende morgen te maken.

Eijiro had geen ouders die hem opdrachten gaven om hem te vertellen wat hij moest doen. Of hij hier zo gelukkig mee moest wezen wist hij niet. De enige gezelschap die hij had waren de lichamen van zijn ouders die al helemaal verteerd waren en er na al die jaren alleen nog maar botten over gebleven waren. Inmiddels had hij zijn plek bij de vensterbank opgegeven en was hij weer op de bank gaan zitten. De tv stond aan en zijn favoriete programma was bezig. Ghost hunting, wat een pracht programma was dat voor Eijiro. Al zijn technieken en kennis heeft hij uit dit programma gehaald. Zo maakte hij ook aantekeningen bij elke aflevering die hij zag. Zelfs bij de afleveringen die hij al meer dan vier keer gezien had bleef hij aantekeningen maken. Elke keer leerde hij nieuwe dingen. Met volle interesse zat Eijiro te kijken en te schrijven. Er was een marathon bezig dus dat kwam goed uit voor hem. Des te meer om te leren. Laat in de avond begonnen zijn ogen zwaar te worden, maar opgeven wilde hij niet. Alles was gericht op de tv en moest daar blijven, ongeacht de tijd dat het zou duren om elke aflevering te zien en er aan tekeningen van te maken. Sowieso lag alles in huis in zijn handen. Eijiro was pas een tiener, maar wist goed voor zichzelf te zorgen. Door zijn inspanningen in het programma was hij compleet vergeten te gaan eten. Die vergeetachtigheid zette zijn maag hem betaald. Het gerammel in zijn buik was goed te horen. Het enige antwoord dat gegeven kon worden was door het geluid te stillen met iets te eten. Eijiro wilde geen antwoord geven, hij wilde doorzetten. Hoe groot het protest van zijn maag ook was, het antwoord kwam niet. Net als de grote roep om te gaan slapen. Eijiro zette zich over alles heen en ging gewoon door met waar hij mee bezig was. Dat was de enige macht die hij had over zijn lichaam. Het bepalen wanneer het te eten of zijn rust zou krijgen. Heerlijk was die macht. Voor een kleine seconde waren zijn gedachten afgeleid van zijn vel papier. Alleen de gedachte dat hij macht had over zijn lichaam schoot hem te binnen waarna hij weer in alle rust verder ging met schrijven. Uren waren er verstreken en nog hield hij zich bezig met één en het zelfde plan. Alle afleveringen zien en aantekeningen van maken. Hij wist heel goed dat het programma door zou gaan tot de volgende ochtend, maar ja een opdracht is een opdracht. Hij schoot uit zijn focus toen er een zwarte hond op het beeldscherm tevoorschijn kwam. De aflevering ging over die hond, maar na wat er gebeurd was, bleef de schrik er wel in. Zo zwart als de hond was, was ook de plek waar hij om gesloten zat en dan het gegrom. Dat gegrom herkende hij uit duizenden. Eijiro liet zich niet te veel afdwalen en maakte vooral van deze aflevering goede aantekeningen. Ze zouden nog is van pas kunnen komen. Voor de rest van de avond hield hij zich bezig met het bekijken van de afleveringen en aantekeningen maken. Zijn rust nam hij niet, net zo min als iets te eten.

Mizore stond voor de deur die altijd gesloten was voor haar. Ze was vastbesloten. Ze moest en zou zien wat er zich achter die deur verschuilde. Haar hand stond op de deurklink en ze duwde de klink naar beneden. Souta kreeg in de gaten waar ze was en snelde zich naar haar toe. Net voor dat de deur open gingen, duwde hij hem met een vaart weer dicht. ‘Ik zei je deze kamer is verboden terrein voor jou.’ ‘Maar ik wil weten wat daar is.’ ‘Misschien krijg je dat ooit nog is te weten, maar niet nu. Het is al laat, laten we naar bed gaan.’ ‘Oké, oké, ik ga al naar de bank toe.’ Mizore was wat beledigd, maar snapte zijn punt wel. Ze had geduld nodig. ‘Eh, Mizore, waar ga je heen.’ ‘Naar de bank? Wat denk je anders?’ ‘Ik zei laten we naar bed gaan. Dan bedoel ik ook echt naar bed gaan.’ ‘Maar…’ ‘Geen zorgen. Jij mag eerst en dan kom ik wel achter na.’ ‘Eh, goed?’ Mizore kreeg grote vraagtekens, maar deed wat Souta haar zei. Ze liep naar zijn kamer toe en trok haar shirt en broek uit, daarna ging ze in bed liggen. Hij had er niet op gerekend dat ze iets uit zou trekken en kwam dus vlak achter haar aan, waar door hij duidelijk had gezien hoe ze haar shirt en broek uit trok. Hij wilde niet blijven kijken, maar zijn verbazing was te groot. Ze was zo mooi. Haar lange haren vielen terug over haar schouders en rug toen ze haar shirt had uit getrokken. Gelukkig had ze niet in de gaten dat zijn ogen op haar vielen op het moment dat ze zich omdraaide en in bed kroop met enkel nog haar bh en slipje aan. Eigenlijk wist ze heel goed dat het riskant was om te doen. Souta is en blijft een jongen. Toch vertrouwde ze hem op een één of andere manier. Ergens wist ze dat hij niets geks zou doen en haar gewoon zou laten slapen. Eenmaal in bed sloot ze haar ogen. Souta schudde met zijn hoofd en liep de kamer in. Hij trok nooit zijn kleren uit, voor hem was het normaal om gewoon het bed in te gaan met al zijn kleren nog aan. ‘Ik ben een heer, ik laat me niet verleiden, ze is mooi, maar ik ga gewoon slapen.’ Onverstaanbaar als het was deed hij wat hij zichzelf op droeg om te doen. Het vertrouwen van Mizore was hem een eer en hij wilde daar geen misbruik van maken. Souta sloot zijn ogen en keerde zijn rug naar Mizore om zeker te zijn dat er geen verleiding zou komen van zijn gedachten. Nog even waren zijn gedachten bij hem, daarna verdwenen ze in de stilte. De slaap kwam over hen beide heen. Inspanningen waren groter dan gedacht en wanneer de duisternis over de buitenwereld viel hadden hun ogen de duisternis allang bereikt. Het bed was warm en comfortabel. Groot genoeg voor beide waardoor er geen kwestie was van aanraking. Enkele bewegingen van de lichamen in hun slaap bracht ze iets dichter naar elkaar toe terwijl ze met volle geduld aan het wachten waren op de volgende morgen. De oplossingen waren naar bij, ze moesten alleen gevonden en gebruikt worden. Mizore bleef haar ogen maar weer openen. Ze kon niet in slaap komen en de verleiding om dicht tegen Souta aan te gaan liggen was zo groot. Ze kon haar verleiding niet meer weerstaan en kwam tegen hem aan liggen met haar hand op zijn borstkas. Souta kreeg dit in de gaten en sloeg een arm om haar heen. Geen idee waarom hij toe gaf, maar het voelde niet verkeerd. Het was een prettig gevoel om Mizore´s warme lichaam tegen het zijne te voelen. De grens tussen vriendschap en liefde was bijna vervaagd. Souta had zijn eigen grenzen overschreden. Dit had hij nog nooit gedaan. Mizore was de enige die zijn ijs wist te breken. Het maakte niet uit hoe dik het ijs om zijn hart lag. Mizore kwam er met gemak door heen. Het warmde hem op en het voelde overweldigend om weer liefde voor iemand te voelen. Hij begon zijn grootste angst achter wegen te laten. Kreeg het gevoel van leven terug. Nooit meer wilde hij dit kwijt raken.

Tegen de ochtend zonneschijn werd Nanami wakker. Eindelijk was het ochtend. Haar deken voelde nat en klam tegen haar wang aan. Opnieuw had ze een nacht zichzelf in slaap gehuild. Ze keek naar de klok die op vijf voor negen stond. De laatste vijf minuten gebruikte ze om een beetje bij te komen van haar slaap. Toen de klok precies negen uur sloeg ging ze haar bed uit. Normaal had ze zich ook omgekleed, dat was dit keer niet nodig. Nanami was gaan slapen met haar gewone kleding nog aan en had verder geen zin om andere kleding aan te doen. Ze liep door de gang naar de badkamer. Zo zorgde ze er voor dat ze om tien uur klaar zou zijn voor het ontbijt. Geen avond eten had haar niet goed gedaan. Ze werd bijna misselijk van het honger gevoel. In de eetkamer was ze de enige die al aan tafel ging zitten. Haar ouders moesten nog komen. Altijd was Nanami een van de laatste die aan tafel kwam, behalve vandaag. Vandaag was ze de eerste keer. De verbazing kwam ook over haar ouders heen toen ze haar aan tafel zagen zitten. Er werd verder niets gezegd, zo als gewoonlijk. De tafel werd gedekt, er werd gegeten en dat was het. ‘Mag ik van tafel vader?’ ‘Ja dat mag.’ Koud als altijd ging ieders zijn eigen weg. Nanami wilde net het huis gaan verlaten, of de deurbel ging. Ze deed open en voor de deur stond Eijiro. ‘Eijiro, wat doe jij hier?’ ‘Ik kom je ophalen. Zoals altijd.’ ‘Ow, ja, is goed.’ ‘We moeten naar het oude gebouw toch?’ Eijiro had een heel stuk gemist en had dus niet in de gaten dat er al veel antwoorden gevonden waren en de oplossing er al bijna aan kwam. ‘Eh nou, nee.’ ‘Nee?’ Eijiro werd verward en keek haar met een vragende blik aan. ‘Nee, we gaan naar Mizore en Souta. Jij moet nodig bij gepraat worden.’ ‘Eh, goed? Zal wel.’ Hij haalde zijn schouders op en liep achter Nanami aan die hem voorbij gelopen was. Nu pas kreeg Eijiro in de gaten hoe veel hij eigenlijk gemist had. Bij het huis van Souta belde Nanami aan. Ze herkende de blik die Eijiro gaf. Het was dezelfde als bij haar eerste keer. ‘Je wend eraan.’

Zodra Souta de deurbel hoorde schoot hij uit bed. Helemaal vergeten dat Mizore in zijn armen lach liet hij haar op bed ploffen en snelde hij zich naar de deur. Toen hij open deed staarde hij verrast de deur uit. ‘Eh ik was hier gister ook hoor?’ ‘Het gaat ook niet om jou.’ Zwaaiend met zijn hand om duidelijk te maken dat ze haar mond moest houden keek hij naar Eijiro die hem met een scheve glimlach aan keek. ‘Kom binnen, ga op de bank zitten en rustig doen, want Mizore slaapt nog.’ Nanami en Eijiro keken elkaar aan en gingen daarna naar binnen. Ze deden was Souta zei en gingen op de bank zitten. Vlug maakte Souta twee kopjes koffie en twee kopjes thee. Na het drinken op tafel gezet te hebben ging hij door naar de deur opening van zijn kamer. ‘Mizore, wakker worden. Nanami en Eijiro zijn er.’ Zodra Mizore de naam Eijiro hoorde schoot ze omhoog. Ze was helemaal vergeten dat ze in haar ondergoed het bed was in gegaan. De deken viel van haar af en Souta zag haar in volle glorie in haar bh zitten in bed. Zo snel als hij kon draaide hij zijn hoofd weg om Mizore geen ongemakkelijk gevoel te geven. Zo snel als dat Souta zijn hoofd weg draaide, trok Mizore de deken terug over haar heen. ‘Ga je maar gauw om kleden, ik zie je in de woonkamer, heb thee voor je gezet. En please, trek wat kleren aan.’ En hij liep de kamer uit. Met nog een half verslapen gezicht, stapte ze het bed uit en kleedde zich om. Wanneer Mizore de kamer binnen kwam, waren alle ogen op haar gericht en deed ze een stap terug toen ze Eijiro zag. ‘Kom er rustig bij zitten. Hij gaat ons zijn verhaal vertellen.’ Ondanks dat Mizore er nog niet helemaal bij kon dat hij weer terug was, ging ze heel langzaam zitten en begon van haar thee te drinken. ‘Souta, ik lust geen koffie.’ ‘Dan leer je het maar drinken. Nou vertel. Wat is er gebeurd?’ ‘Goed, goed ik vertel al. Op één voorwaarde.’ ‘En die is?’ ‘Jullie vertellen mij wat jullie weten.’


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.