Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Schrijfwedstrijden II » Schrijfwedstrijd Light, opdracht 1: Geen Steek

Schrijfwedstrijden II

21 nov 2016 - 21:07

1573

0

275



Schrijfwedstrijd Light, opdracht 1: Geen Steek

Geen Steek


Zuko is praktisch perfect.
Zuko heeft mooie ogen en een fijne, licht ongemakkelijke halve glimlach. Hij is aardig en voorzichtig maar pakt toch door. Hij kan koken, hij kan dansen, hij kan sturen én kan zwaarden gebruiken. Hij is een goede luisteraar. Hij is sarcastisch en heeft een leuk gevoel voor humor.
Zuko is praktisch perfect, en vreemd genoeg lijkt hij zich dat niet te realiseren.
Alsof het hem niet opvalt dat Katara én Suki naar hem staren als hij Aang traint. Alsof het hem niet opvalt dat Aang graag in zijn buurt is, en alsof het hem niet opvalt dat Toph graag met hem praat.
Als hij voor de lol Suki leert hoe ze zwaarden moet gebruiken, giechelt ze te vaak. Hij had binnen een week al uitgevogeld hoe Aang in elkaar zit en weet nu op welke knopjes hij moet drukken. Toph bloost als ze zijn aanwezigheid voelt. En Katara krijgt geen genoeg van het aanblik van zijn gezicht.
Sokka kan het niet uitstaan.
Hij is de grappige. Hij is degene tegen wie Aang opkijkt – toch? – en hij is degene op wie Toph en Suki verliefd zijn. Hij is Katara’s oudere broer.
En die klootzak van een Zuko kan daar geen verandering in brengen.
Als Zuko op een bijzonder warme middag Aang traint, gluurt Sokka vanachter een pilaar naar het duo. Ontblote borst, badend in de gouden stralen van de zon. Hij rolt met zijn ogen. Het lijkt net alsof de twee in een pot met glanster – of hoe dat spul ook heet, hij zag het op de markt in het dorp – zijn gestopt.
Aang heeft zichtbaar moeite met een bepaalde kata, en Zuko helpt hem er geduldig doorheen. Als de serie van bewegingen klaar zijn, grijnst Aang breed naar de jonge prins, die een voorzichtige glimlach teruggeeft.
Sokka negeert de steek in zijn maag.
Zuko zegt wat en de jonge luchtmeester begint te lachen – hij raakt zijn volledige concentratie kwijt en Zuko geeft Aang een duw tegen zijn schouder, waardoor Aang omvalt.
Hij lacht alleen maar harder.
Sokka vernauwt zijn ogen als Zuko licht verhit zachtjes tegen Aang aanschopt, maar dan ook begint te grinniken. Zichzelf niet langer in staat achtend om het aan te zien, stapt hij weg van achter de pilaar en begint naar het andere gedeelte van het huis te lopen.
Om natuurlijk net weer opgemerkt te worden door die verdomde luchtmeester.
“Hey, Sokka!” roept Aang. Hij zwaait uitgelaten en Sokka plakt een neppe glimlach op zijn gezicht. Hij zwaait slapjes terug. Bijna meteen daarna draait Aang zich weer naar Zuko en begint uitgebreid tegen hem te praten. Sokka laat zijn hand weer hangen, en de glimlach maakt plaats voor een grimas.
Verdomme, denkt hij, als de gedachte van Aangs bewonderende blik op Zuko. Verman jezelf.

Die avond heeft hij een besluit genomen. Zodra iedereen klaar is met eten – Katara werd knalrood toen Zuko haar complimenteerde over de rijst – stapt hij, borst vooruit, op de jongen af, die op dat moment met Momo speelt.
“Wij moeten praten,” sist hij, en hij prikt Zuko in zijn borst als benadrukking.
Zuko’s wenkbrauw gaat omhoog. “Moet dat nu? Ik ga Katara helpen afwassen.”
“Ja, dat moet nu.”
Zuko zucht uitgebreid, en Sokka raakt alleen nog meer geïrriteerd. “Privé, neem ik aan?”
Sokka knikt zonder iets te zeggen. Zuko rolt met zijn ogen en draait zich met een ruk om, terwijl hij Momo onder z’n kin kriebelt. “Ik weet wel een plekje.”

Niet veel later komen ze aan bij een klif. Het is belachelijk stil, als je het geruis van de zee en het gekrijs van vogels vergeet, en Zuko draait zich om. Hij slaat zijn armen over elkaar heen, en kijkt Sokka nieuwsgierig aan.
“Wat is er?”
Dit is het moment, denkt hij, en hij raapt al zijn moed bij elkaar. “Oké.” Begint hij, en hij besluit met de deur in huis te vallen. “Ik heb er genoeg van.”
Zuko’s ene wenkbrauw schiet weer omhoog.
“Ik heb er genoeg van,” verklaart Sokka, “dat jij zo met mijn vrienden omgaat.”
De blik van de jongen vernauwt. “Wat-”
“Aang” onderbreekt hij Zuko, “kijkt verschrikkelijk naar je op. Serieus. Het is alsof je ons het afgelopen jaar niet hebt achtervolgd en hebt geprobeerd hem te vangen. Hij denkt dat je de verdomde zon in de lucht hebt geschoten. En dan Katara,” hij zucht dramatisch, “ik weet niet waar ik bij Katara moet beginnen. Volgens mij is ze verliefd op je. En Toph. En dan heb je nog Suki, die op dit moment meer met jou omgaat dan met mij. Zelfs Momo-” Sokka wijst naar de vliegende Maki, die zich genesteld heeft in Zuko’s nek. “houdt van je. Agni, Appa is dol op je.”
“En jij?”
Sokka schrikt. “En ik wat?”
“En jij?” een hint van een glimlach speelt rond Zuko’s lippen. “Wat denk jij van me? Ik neem aan dat het wel wat goeds is, anders had je me allang van de klif afgeduwd.”
Oké, oké, kalm blijven. “Ik mag je,” zegt Sokka nors. “Je bent erg aardig. Alleen ik vind het gewoon niet fijn dat je zo – zo gemakkelijk met mijn vrienden omgaat.”
Iets klikt in Zuko, lijkt het. Zijn blik wordt helderder, en zijn mondhoeken krullen omhoog tot een klein glimlachje. Hij zegt niets, laat zijn ogen niet die van Sokka verlaten, en duwt zijn wijsvinger tegen Sokka’s borst.
“Je bent jaloers,” zegt hij dan, geamuseerd.
“Wat?” roept hij uit. “Nee. Natuurlijk niet. Waar heb je het over. Je bent gek.”
Zuko’s glimlach wordt zelfvoldaner met de seconde. “Je bent zo jaloers.”
Sokka’s hand gaat naar zijn nek en hij trekt nerveus aan zijn wolvenstaartje. De zeewind laat het donkere haar dat in de goudkleurige ogen van zijn vijand-naar-vriend valt voorzichtig bewegen.
“Luister.” Hij schudt zijn hoofd. “Ik ben hier niet om je plek in te nemen, oké?”
Sokka knippert.
“Ik ben er gewoon bijgekomen.” Zegt Zuko. “Ik ben er bijgekomen omdat ik Aang vuursturen wilde leren, en origineel om niks anders. Toevallig heb ik vriendschap in jullie gevonden, en tot voor kort wist ik niet eens wat dat was. Ik neem je plek niet in, Sokka.” Hij geeft een vriendelijk duwtje tegen Sokka’s arm. “Ik zou niet durven.”
“Je had geen vrienden?”
Zuko’s glimlach glijdt van zijn gezicht en zijn wenkbrauw schiet omhoog. “Dat is het enige dat je eruit haalde?”
“Ook niet als klein, lief, nog-niet-slecht kind?”
“Je maakt een grapje.”
Sokka lacht. “Sorry.” Hij wrijft in zijn nek. “Ook sorry voor, nou ja, het jaloers zijn.”
Zuko schudt zijn hoofd. “Normale reactie. Je hoeft je niet te excuseren.” Hij kijkt kort naar de horizon. “Het ziet ernaar uit dat het zometeen donker is. Zullen we teruggaan?”
Sokka knikt, en de twee lopen al snel het pad af, op naar het huis.
Terwijl Sokka zijn uiterste best doet om niet te struikelen over de losse stenen, lijkt Zuko in gedachten verzonken. De jongere van de twee werpt een kleine blik op de ander, en tuit zijn lippen.
“Waar denk je aan?”
Zuko schrikt op uit zijn gedachten en zijn voet glijdt weg; een seconde later ligt hij op de grond. “Agni’s hete-”
Sokka barst in lachen uit. “Gaat het?” vraagt hij, terwijl hij zijn hand uitsteekt om de jongen overeind te helpen. Zuko pakt ‘m dankbaar aan, en geeft Sokka dan een zachte stoot tegen zijn arm aan.
“Dankjewel. En niemand komt dit te weten, oké?”
Sokka grijnst alleen maar. “Waar dacht je nou aan, Sifu Heethoofd?”
Zuko klopt het zand van zijn kleding. “Dingen.”
In een flits van ergernis geeft Sokka de jongen een zachte duw, waardoor hij bijna weer omvalt. “Agni, Sokka, flikker op!”
“Kom op,” grinnikt hij. “Iedereen denkt aan ‘dingen’. Ik bedoelde specifiek wat voor dingen.”
“Dat snap ik ook wel.” Een lichte blos kleurt Zuko’s wangen, en hij kijkt stuurs vooruit. “Ik dacht even aan mijn familie.”
“Omdat die zo top zijn.”
Zuko kijkt hem geërgerd aan. “Je snapt best wat ik bedoel.” Hij stopt met lopen, en kijkt naar het vakantiehuis. “Vroeger, echt heel vroeger, waren we echt gelukkig. Of ik was te jong om te zien dat we ongelukkig waren. Azula was nog niet moordlustig. Mijn vader gedroeg zich nog niet als een gewelddadige tiran met grootheidswaanzin. En mijn moeder was nog niet verdwenen.”
“Je meent het.”
Zuko negeert de opmerking. “Mijn enige echt gelukkige herinneringen komen hier vandaan. En nu zit ik hier, met jullie, een plan tegen mijn vader te smeden.”
Sokka slaat zijn arm over Zuko’s schouders, zoals hij gewend is te doen bij zijn vrienden. De vuurstuurder verstijfd eerst, maar na een paar seconden ontspannen zijn spieren en zucht hij diep.
Sokka grijnst. “Ik hoop dat deze herinneringen, een plan smeden tegen je pa waarin je vriendje Aang hem hoogstwaarschijnlijk al moeten vermoorden, toch je gelukkigste worden.”
Zuko snuift. “Dat zijn ze al.”

“Waar hebben jullie uitgehangen? Zuko, je zou helpen met afwassen.” Katara zet met een frons haar handen in haar zij.
Sokka kijkt even naar Zuko, die met zijn ogen rolt. “Sorry, Katara. Je broertje wilde met me praten. Ben je al klaar?”
“Het staat er nog. Ik kreeg het vuur niet aan dus het water werd niet warm – waar ga je heen?”
“Afwassen.” Zuko schiet Katara en Sokka een kleine grijns over zijn schouder. “Kom je mee?”
“Ja, ik-” Katara veegt een lok uit haar gezicht, licht blozend. “Ik kom zo.”
Zodra Zuko weg is, draait ze zich naar Sokka toe. “Dus?” vroeg ze. “Waarover spraken jullie?”
“Oh, niks.” Hij probeert zo vaag mogelijk te zijn. “Ik moest hem alleen wat vragen.”
Katara lijkt niet overtuigd. “En dat was?”
“Dat maakt nu niets meer uit.” Hij grijnst naar haar. “Echt niet.”
Met nog één laatste, ongelovige blik draait Katara zich om en loopt ze richting het huis, Zuko achterna.
Sokka voelt geen steek.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.