Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen n schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Everything will be fine » 5.

Everything will be fine

21 juli 2009 - 12:51

1226

1

364



5.

Een meisje wandelt op een modderig pad. Ik herken haar niet. Haar haar hangt in slierten om haar gezicht, wat het moeilijk maakt om het helemaal te bekijken.
Het is donker en het overal krijg ik het gevoel dat het hier kil en vochtig is. Alsof ik ergens tussen bomen sta. Voorzichtig tast ik om me heen, helemaal niets. Mijn ogen beginnen te wennen aan het zwakke licht. Ik zie een boom, of toch iets dat er op lijkt.
Het meisje staat nu vlak voor mijn neus. Hoe beter ik me concentreer op haar gezicht, hoe waziger mijn zicht wordt. Net wanneer ik lijk te merken wie ze is, baadt haar gezicht plots in een fel licht. Het lijkt van achter mij te komen, toch voel ik niemand.
Je zou het kunnen beschrijven als het gevoel dat iemand dwars door je heen stapt en die iemand staat nu op de plaats waar ik sta. Ik knipper verbaasd met mijn ogen en nog geen tel later sta ik naast het meisje.
Lies Cooreman?, de zware mannenstem galmt door het bos.
Galmen is misschien een fout woord. Het lijkt alsof hij op een bepaalt moment tegengehouden wordt door een onzichtbare muur, en weer terugkaatst. Zijn gezicht kan ik niet zien. Het licht lijkt afkomstig uit een zaklamp, wat ervoor zorgt dat mijn ogen weer moeten wennen.
Alles wat hier gebeurt is net zoals mijn dromen. Behalve, dat ik dan dat meisje ben.


Mijn snelle adem laat condens achter op het raam terwijl ik nogmaals het bord langs de snelweg lees, Welkom in België. Dit was het dan. Mijn leven is officieel over. Ik ben weer terug in België. Iedereen kent me hier, en dan niet op de manier waarop iedereen bekend wil zijn. Hier zal ik opnieuw een leven moeten opbouwen. Maar het gaat niet zo simpel zijn dan te beginnen in een land waar niemand je kent. Ãâ°én voor één vliegen beelden aan me voorbij, dingen die ik niet wil zien sluipen toch binnen.

Liesje, ik hou van je

Zijn lippen vormen diezelfde zin steeds opnieuw. Wanneer ik mijn ogen sluit zie ik hem, wanneer ik ze open flitst hij voorbij. Mijn ademhaling is snel en schichtig. Mijn hart slaat op een alarmerend tempo. Mijn handen liggen op mijn benen waar mijn nagels diep in mijn jeans klauwen. Mijn moeder kijk bezorgd achterom, maar het dringt niet tot me door. Dit is zelfs erger dan ik ooit had gedacht. Dit is een moment waar ik zou beginnen lopen, weg van alles. Op zoek naar de jongens. Zij zijn de enige personen die me op zon moment kunnen helpen. Hier heb ik niemand.

Kijk hoe ze het doen Liesje. Als zij het kunnen, kun jij dat ook.

Ik voel de tranen komen. Niet van verdriet. Maar van woede. Woede om alles wat hij me ooit heeft aangedaan. Alles wat hij heeft verpest, voor alles wat ik ooit had kunnen zijn.

Zeg het me Liesje, zeg dat je van me houdt!

Ik stond machteloos wanneer hij die spelletjes met me speelde. Hij speelde met mijn hoofd, om zo langzaam mijn gedachten te veranderen. Hij kon me laten zeggen dat ik van hem hield, en ik meende het nog ook. Hij had ervoor gezorgd dat ik hem zelfs dankbaar was geweest. Dankbaar dat hij mijn leven had vergalt.
Het klinkt belachelijk. En toch, als je op zon manier moet leven denk je anders. Hij kon alles van me gedaan krijgen.
Gustav is de enige aan wie ik het heb durven vertellen. Hij heeft mijn verhaal aangehoord. Zonder me te onderbreken of zonder geschokte reacties te geven. Dat was precies wat ik nodig had. Iemand die luisterde, niet omdat hij nieuwsgierig was, maar gewoon om me te helpen. Om me te helpen met alles wat ik doormaakte. Om er te zijn voor mij wanneer ik hem nodig had.
Voor ik het besef staan we stil. Ik wrijf even in mijn ogen en kijk om me heen. We zouden de eerste weken bij mijn tante logeren. Tot ons huis af was. Aan de overkant staat een vrouw nieuwsgierig te kijken. Wanneer mijn moeder de auto uitstapt slaat ze geschokt een hand voor haar mond. Zo zal het vanaf nu altijd gaan.
Ze stapt recht op ons af Als dat de Cooremans niet zijn! Haar ogen glijden meteen over mijn gezicht en ze staart me even met open mond aan. Ik draai me meteen om en loop naar het einde van de straat. Voorzichtig kijk ik om me heen. Blijkbaar had mijn tante de hele buurt verteld dat we vandaag kwamen. Aangezien er slingers zijn opgehangen met mijn naam op. Lies, welkom terug!.
Ik schud mijn hoofd, trek mijn kap over mijn hoofd en loop hun snel voorbij. Niemand zal me nog aanspreken met Lies, dat ga ik niet toestaan. Die naam heeft me teveel pijn gegeven.
Het begint al te schemeren buiten. Dit is iets voor mij. Niemand die me kan herkennen in zon zwak maanlicht. Ik zak voorzichtig neer tegen een paal die wat afgezonderd staat op een grasveldje. Wat verder klinken harde stemmen die mijn ouders verwelkomen. Mensen die zich opdringen om toch maar te horen hoe het nu met me gaat. Naar alle waarschijnlijkheid vertellen ze dan nog dat alles prima is met me. Een gelukkige puber. Mijn ouders zouden er alles aan doen om hier terug aanvaard te worden. Ik zou net het tegenovergestelde doen. Alles op alles zetten om terug te gaan naar waar ik hoor.
Jij moet Lies wel zijn, ik weet wel dat de persoon recht tegenover me het tegen mij heeft maar ik doe alsof ik haar niet hoor. Maar ze blijft praten.
Ik ben Sofie. Ik woon naast je tante. Je moeder zei me dat ik je hier wel kon vinden. Ik dacht, ik ga maar even kennis maken.
Ik keek haar verbaasd aan. Waarom wil er nu iemand kennis maken met mij?
Heb ik je aandacht nu?, haar glimlach spreekt me wel aan.
Het is Yaren trouwens. Niet Lies., zonder meer sta ik op en loop verder het pleintje op. Hier ben ik als kind ook nog geweest.
Ik zet me voorzichtig op het natte, verrotte hout van de schommel. Alsof ze iets van me nodig heeft staat ze me van aan de paal even aan te kijken en komt vervolgens op me af gestapt.
Zoals jij wil., en ze komt weer naast me zitten. Wat is het toch met haar? Normaal zou ik al lang uitgevlogen zijn. Maar ik weet niet. Misschien ben ik te moe, maar ze geeft me het gevoel dat ik ook bij Gustav had gehad. Alleen dan niet zo sterk. Ze lijkt me wel een fijn meisje.
Waarom ben je zo vriendelijk tegen mij? Dat is niet wat ze normaal doen, iemand anders zou het niet gehoord hebben maar ik zag aan haar gezicht dat ze alles had begrepen van mijn zin.
Misschien is niet iedereen zomaar iedereen., met een lach staat ze op, Tot ziens Yaren, en ze vertrekt.
Ze heeft me echt in de wat gebracht. Dat is voor mij al niet echt normaal. Ik laat me niet snel in de war brengen, en al zeker niet door mensen die ik niet ken.
Door al die drukte ben ik zelfs het papier in mijn achterzak vergeten. Ik spring snel recht en trek het eruit. Het is de foto van aan het meer. Een kleine glimlach speelt om mijn lippen terwijl ik mijn vinger voorzichtig over de foto laat glijden.


Reacties:


MyReflection
MyReflection zei op 21 juli 2009 - 14:31:
wow,
dit is een keimooi stuk,
wil je laten weten wanneer je verder bent,
xx