Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Out of my head » Feel afraid

Out of my head

3 okt 2009 - 19:37

1120

2

209



Feel afraid

Iets langer stukje, is een beetje achtergrond (het eerste deel) dus ik hoop dat jullie het niet saai vinden.. Krezip - Don't you feel afraid http://www.youtube.com/watch?v=q45B01SHDkU

Eve
Omdat we allemaal nogal down waren, zaten we stilletjes ons ontbijt naar binnen te werken. Tom staarde vol afschuw naar zijn houten kom, waar een soort pap in zat van een of andere groente met stukjes gebraden vlees.
‘Vieze kledder,’ bromde hij en hij trok een nóg viezer gezicht.
‘Eet nou maar, ze hebben niet veel en al helemaal niet veel anders.’ Georg had zijn eten al op en stond zich uit te rekken. ‘Misschien kunnen we ook iets terug doen. Zij hebben ons zonder mopperen opgenomen, dus ik ga kijken of ik kan helpen met iets.’ Opgewekt liep hij bij ons weg. Hoe kon hij zo monter doen, als er iemand op sterven lag?
‘Zijn manier om met pijn om te gaan,’ beantwoordde Gustav mijn onuitgesproken gedachte. Ik knikte en bracht mijn kom naar de aparte ruimte, die we kortweg het washok waren gaan noemen, omdat alle vieze dingen hier als schoon uitkwamen. Het voordeel van deze plek was de rivier die er dichtbij stroomde.

Het hele kamp stond op palen, vanwege de moerasachtige bodem, en bestond uit dierenhuiden, houten palen en hier en daar een muurtje van een soort kleiachtig gedoe. Het was niet warm buiten en meestal hing er mist in de lucht. De ingang bestond uit twee delen, zodat de koude lucht buiten bleef, en liep daarna gelijk over in het gedeelte wat wij de “woonkamer”ť zouden noemen. Tevens was dit ook de keuken, hier kon je altijd komen voor warmte, van een groot vuur, eten en gezelschap. De slaapgedeeltes, opslagplaatsen en ruimtes waarvan ik het doel niet kon bedenken waren verbonden met het woondeel. Ik schatte dat er tussen de twintig en vijfendertig mensen permanent leefden.

Glimlachend, om een beetje goodwill te kweken in de hoop dat ik dan geholpen zou worden, gaf ik mijn kom aan een zeer timide meisje. Zij dompelde het voorzichtig onder in een bak met water. Ik bleef kijken hoe zij de kom schoonmaakte met wat zand van de bodem en hem vervolgens doorgaf aan een andere vrouw, die hem afdroogde en wegzette. Het meisje bloosde onder mijn nieuwsgierige blik en liep naar de woonkamer. Uit interesse volgde ik haar om te zien wat ze ging doen. Misschien was afleiding inderdaad nog niet zo’n gek idee. Nadat de woonkamer doorkruist hadden, betraden we een kleine ruimte waar allemaal manden waren opgestapeld en waar hele bossen van stevige stengels lagen. Ze pakte zo’n bos en keerde terug naar het licht van het grote vuur.

Aanvankelijk ging ze op in haar werk, een mand van de stengels maken, maar toen ik haar bleef aankijken probeerde ze iets uit te leggen. Voor mij bleven haar gebaren zonder betekenis. Hoe zou ze heten? Ik nam aan dat iedereen tenminste namen had. Duidelijk wees ik op mezelf en zei: ‘Eve.’
Ze keek op. Haar groene ogen kregen een verbaasde uitdrukken, totdat ik opnieuw het gebaar herhaalde. Nu was het haar beurt om zich voor te stellen.
‘Fèhliss,’ zei ze, haar groene ogen kregen een zachtere expressie.
‘Fehl ies?’ probeerde ik.
‘Felyss.’ Rare naam.
Tom, Gustav en Bill hadden mij nu pas in de gaten en kwamen er gelijk bijzitten.
‘Wow, lekker ding zeg. Hoe heet ze, Eve?’ Tom nam haar taxerend op en knikte goedkeurend. Nu de jongens erbij waren, had Felyss meteen weer haar ogen neergeslagen en werkte vlijtig door.
‘Ze heet Felyss en hou alsjeblieft je commentaar voor je, ja Tom!’ Gustav en Bill grinnikten om Toms zielige blik, maar ik had geen medelijden met zijn zogenaamde onschuld.
‘Echt knap van haar, dat ze zomaar een mand kan maken,’ zei Bill bewonderend.
‘Echt leuk, om te praten alsof ze er niet bij is,’ mompelde Gustav.
‘Nou, sorry hoor, maar ik weet niet hoe ik haar duidelijk moet maken dat het mooi wordt.’
Daarop tikte Gustav zachtjes op haar arm en maakte grote gebaren. Tom schudde bijna van het lachen om de komische aanblik, maar Felyss kleurde rood om het compliment.
‘Zo dus, Bill,’ tevreden met zichzelf leunde Gustav achterover en neuriede een stukje van een liedje dat ik niet zo één, twee, drie herkende.
‘Ik heb dorst. Zou ze weten waar we drinken kunnen vinden?’ Tom wachtte niet op antwoord, maar stoorde haar gelijk weer. Bill zuchtte. Haar werk liet ze meteen in de steek om aan Toms wensen te voldoen en even later verscheen ze weer met drinken voor ieder. Met een buiginkje en neergeslagen ogen overhandigde ze hen. Over onderdanigheid gesproken, het was bijna te zielig om aan te zien.
‘Luilak,’ mopperde Bill.
‘Nee, broertje, dat heet gewoon goede service.’

Sanne
Ik struinde wat rond over de moerasbodem nabij het kamp. In mijn korte rokje had ik het koud, maar ik weigerde terug te keren, ook omdat ik toch geen andere kleren had, maar vooral vanwege Lies. Mijn honger was ik allang voorbij, voelde me nu een beetje te down om mee te doen aan het dagelijks leven. Wat boeide het nog als Lies er straks niet meer zou zijn? Een traan voegde zich bij de andere op mijn wangen. Misschien zag ik het te somber in, toch was het onvermijdelijk dat ze de operatie niet zou overleven, zelfs al was ze in het beste ziekenhuis geweest. Waarvoor moesten ze haar eigenlijk opereren? Ik wilde het allemaal niet meer weten. Het was gedaan met mijn hoop.
Een natte plek kwam op mijn wang neer, geen traan. Vermoeid keek ik op naar de hemel, waar zachtjes witte vlokken vandaan fladderden. Sneeuw. Maar het was nog herfst! Op de grond verdwenen ze zachtjes, totdat er teveel sneeuw was om nog te smelten. Ik bleef stilstaan, de al kaal geworden bomen om mij heen leken op de schaduwen van overledenen.

‘Sanne. Sanne!’ Een paar kolossale schoenen bleven vlak naast mijn hoofd staan. Met knipperende ogen probeerde ik te bevatten wat er was gebeurd, maar er drong zich niets op, behalve de kou in mijn botten. Een hand trok mij op en een andere veegde ruw de sneeuw van me af. ‘Leuk hoor, ik mag weer voor oppas spelen van een stelletje destructieve mormels,’ bromde de stem van de man.
‘Ik ben geen mormel en al helemaal niet suïcidaal, Burchart.’
‘Ah, mooi, het beestje kan nog praten.’ Hij gooide me over zijn schouder en stapte opgewekt naar het kamp terug. Door zijn manier van lopen wist ik dat het alleen een oppeptruc was geweest, maar toch. Niemand kon mij ongestraft een mormel noemen.
Geschokt van mijn eigen gedachtes, die niet bij de les waren geweest, zette ik hem van me af. Het enige waar ik aan behoorde te denken was Lies, niet aan de woorden van een onbelangrijke man. Hoe zou Lies zich nu voelen? Zou ze zich überhaupt van de wereld om zich heen bewust zijn? Of voelde ze helemaal niets, met alleen het donkerte van haar oogleden als gezelschap?


Reacties:


Xpam05
Xpam05 zei op 4 okt 2009 - 13:13:
Ik weet niet zoo goed wat k moet zeggen, maar het is erg mooi!
snel verdeer <3


Juliette
Juliette zei op 3 okt 2009 - 20:57: