Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Schuilen onder de Regenboog » Zes.

Schuilen onder de Regenboog

8 okt 2009 - 13:09

1234

21

787



Zes.

Het stormt in haar buik. Al een hele week heeft ze Bill niet meer gezien, net nu ze zoveel vragen heeft. Waarom sloeg hij zo plotseling om tegen haar? Zeven dagen op rij is ze naar de meerpaal geweest, zeven keer de teleurstelling als ze zag dat hij er niet was, zeven keer doorweekt naar huis van uren tevergeefs wachten.
De polaroidcamera ligt op de salontafel, de foto van hem ligt ernaast. Die neemt ze elke dag mee tijdens haar wandeling, zonder te weten waarom. Misschien om niet te vergeten hoe het kanaal eruitzag met hem erbij.
‘Snap jij er wat van?’ mompelt ze tegen Fender. Die ligt met zijn kop op de rand van de mand en kijkt haar triest aan. Blijkbaar voelt de hond het humeur van zijn baasje aan. ‘Jij ook niet, hé?’ Ze aait hem over zijn rug, raapt een paar lege theekopjes van het bijzettafeltje en loopt ermee naar de keuken. Een geut afwasmiddel bij het hete water, en de hele gootsteen vult zich met zeepbellen en de geur van meiklokjes.
Kopjes en borden staan uit te lekken op het aanrecht, en Esther spat met haar handen doelloos door het water, op zoek naar vergeten bestek. Haar vingertoppen worden zacht en rimpelig. Met haar duim en wijsvinger maakt ze een rondje, haalt haar hand uit het sop en blaast zacht door het gevormde tunneltje. Een veelkleurige bel bolt naar buiten, wordt groter en spat heel plots uit elkaar.
In een plotse opwelling heft ze haar hoofd op, graait een handdoek van het aanrecht om haar handen af te drogen en rent naar haar slaapkamer. In de lade van haar nachtkastje ligt de gratis bellenblazer die ze een tijdje geleden bij een tijdschrift kreeg.
Weer in de keuken, zittend op het aanrecht, draait ze de dop van het speeltje. Het oranje staafje met de ring bovenaan is een glanzende herinnering aan haar jeugd, aan haar moeder die haar eindeloos vroeg om geen bellen tegen de ramen te blazen, en aan haar vader die de potjes bijvulde met zelfgemaakt sop, dat volgens haar altijd net iets beter werkte dan het waterige spul waarmee ze op de kermis die buisjes vulden.
Blazen en soppen, blazen en soppen. Binnen de paar minuten hangt haar hele appartement vol zeepbellen. Fender is uit zijn mand gesprongen en hapt naar de kleurrijke indringers als ze binnen zijn bereik komen. Esther glimlacht, maar dan zweeft een grote bel voorbij de lamp. Het opvlammende roze en het felle paars doen haar weer denken aan de regenboog van haar foto.
Geen bedenkingen. Ze trekt haar jas aan, slaat haar tas om haar schouder, stouwt de camera erin en stopt de polaroidfoto er voorzichtig bij.
‘Kom, Fender! Wandelen!’

Er zit iemand op de meerpaal. Donkerblond warrig haar, handen op zijn knieën, gezicht naar het water. Haar hart wipt tot in haar keel. Dat profiel zou ze overal herkennen.
Dan draait zijn gezicht zijwaarts en hij kijkt haar aan. Kijkt. Het is Bill niet.
Het is Tom.
‘Kijk, Esther, voor de laatste keer: laat het gewoon gaan. Je hoeft hier echt niet elke dag te komen zitten, Bill wil niet meer met je omgaan.’
‘Hoe weet jij…’ begint ze, maar dan herinnert ze zich iets. Mijn broer wil niet dat ik te ver weg ga, dus ik ga nooit voorbij die meerpaal. Naar het schijnt kan hij me dan zien vanuit het raam van de keuken. ‘Jij zag me. Je wist dat ik hier op hem zat te wachten, en jij hebt hem verteld niet te komen,’ zegt ze zacht. ‘En jij was ook degene die ik-weet-niet-wat-allemaal tegen hem heeft gezegd, waardoor hij nu geen contact meer met me wil.’
‘En wat dan nog?’ vraagt hij op zachte, stekelige toon. ‘Ik moet mijn broer beschermen.’
‘Beschermen tegen wat? Tegen eindelijk zijn eigen leven willen leiden? Tegen de dingen die hem gelukkig maken? Tegen mij? Ben ik dan zo schadelijk voor hem?’
‘Je snapt het niet!’ schreeuwt hij en springt overeind.
‘Nee, ik snap het inderdaad niet!’ gilt Esther terug. Dit is de eerste keer in tijden dat ze haar stem verheft, het voelt vreemd in haar keel. Tom is duidelijk uit evenwicht gebracht en doet een stapje achteruit. En nog één als hij Fender grommend zijn tanden ziet ontbloten.
‘Goed dan,’ zegt hij nog steeds kwaad, maar op een iets kalmere toon. ‘Wil je het hele verhaal? Hier komt het. Je hebt Tina gezien. Vraag je je niet af waar haar moeder is?’ Daar kan ze geen antwoord op geven. Tom geeft haar een minachtende blik, gaat weer op de meerpaal zitten en staart naar het water, zijn gezicht strak van woede en nog iets. Verdriet?

‘Het is intussen anderhalf jaar geleden. We woonden nog in Wenen. Er was een meisje, eigenlijk leek ze zelfs best op jou. Rustig, lief, begrijpend… Babsi was de eerste die mij terugbracht naar de echte wereld na het uiteenvallen van de band. Sinds het ongeluk van Bill had ik me niet meer zo goed gevoeld. Zo levend.’ Hij haalt zijn handen door zijn haar en zucht diep, Esther ziet tot haar verbazing zijn ogen verwateren.
‘Ik was smoorverliefd op haar. Ze werd mijn hele wereld, en op een dag was ze zwanger. We waren nog geen vier maanden samen, maar ik was extatisch. Mijn geluk kon niet op, een eigen gezin. Tot Babsi zei dat ze het kind niet wilde. Ze was nog maar twintig, ze was er nog niet klaar voor. Ze wilde een abortus.’ Nu kruipt de eerste traan uit zijn ooghoek.
‘Ik heb haar moeten smeken, bedreigen, zelfs betalen om te voorkomen dat ze ons kind liet weghalen. Dat was de breuk tussen ons. Na de bevalling dropte ze Tina in mijn armen, het wicht was nog geen dag oud, en ze vertrok. Ik heb niks meer van haar gehoord. Een week later zijn we hierheen verhuisd.’ Twee natte beekjes trekken over zijn gezicht.
‘Toen ze Tina kwam brengen, kreeg ik eindelijk het hele verhaal te horen. Al die tijd was het alleen maar om mijn naam te doen geweest. Tom Kaulitz. Ze was een oude fan, en het idee van het te doen met haar vroegere idool gaf haar een kick. Ze was nooit van plan geweest om bij me te blijven, laat staan mijn kind te dragen.’ Hij veegt zijn ogen droog met een ruw gebaar van zijn mouw en lacht kil.
‘Vijf jaar. Vijf godverdomde jaren later en we zijn nog steeds niet meer dan gezichten op een poster voor die grieten. We zijn geen helden. We zijn zelfs geen mensen voor hen. We zijn trofeeën.’
‘Tom, het…’
‘En waag het niet te zeggen dat het je spijt.’ Hij gaat weer staan. ‘Begrijp je het dan niet? Ik heb Babsi alles gegeven, ik heb zelfs mijn gehandicapte broer voor haar naar de tweede plaats geschoven. En wat kreeg ik in ruil? Een kind in mijn armen en een mes in mijn rug. En dat laat ik hem niet doormaken, hoor je? Jullie zijn allemaal dezelfde, maar hem krijg je niet! Mijn broer heeft genoeg geleden. Waarom laat je hem niet gewoon met rust?’ Esther zucht, veegt haar haren naar achter zodat het doffe, grijze licht haar littekens nog dieper uittekent, graaft in haar tas en drukt de polaroid in zijn hand.
‘Omdat ik om hem geef.’ Met een ruk trekt ze Fender met zich mee, keert haar rug naar Tom en laat hem met de foto in zijn hand achter bij de meerpaal. Morgen, weet ze, gaat ze Bill opzoeken.

Voor Julie, en onze geweldige samenwerking.


Reacties:

1 2 3 4 5

lOveYouX
lOveYouX zei op 11 okt 2009 - 23:05:
<3 wat een pracht stuk. En einddelijk de tijd om te lezen
Ik wil snel een volgend deel <3.


MoonRocker zei op 9 okt 2009 - 17:50:
WAUW!
Aah, wat triest voor Tom.
Ik kan het me zo goed voorstellen, dat hij er nu zo over denkt.
Arme gast.

xoxo <3


Yarsea
Yarsea zei op 9 okt 2009 - 14:06:
sprekenloos,
ademloos,
moets uitlezen


Yarsea
Yarsea zei op 9 okt 2009 - 14:06:
wou...,


Nervous
Nervous zei op 8 okt 2009 - 22:35:
echt een mooi stukje