Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Schattenseite » 5. Alien

Schattenseite

20 okt 2009 - 20:21

1365

0

267



5. Alien

In tegenstelling tot wat we aan de bladen vertelden, waren we alle vier kettingrokers, dronken we vaak veel te veel, maar wat zelfs de andere twee bandleden niet wisten, was dat mijn broer en ik al lang niet meer onbekend waren met drugsgebruik. Net als iedereen hadden we wel eens geblowd en daar zouden we nooit echt geheimzinnig over doen. Iets wat we echter niet naar buiten wilden brengen, was hoe gemakkelijk het in deze wereld was om aan sterker spul te komen.

Het was een zwak moment geweest. Zo’n periode waarin ik uitgeput was, nergens meer zin in had en er elke morgen verbaasd over was dat ik mijn bed uit had weten te komen. Soms had ik op het podium gestaan en ontbrak de adrenaline. Dan kon ik me er niet toe zetten om te dansen, te lachen, zelfs. Ik voelde me een trekpop: levenloos, gevoelloos.
Er was een man geweest, een bekende van ons. Hij had gezegd me te kunnen helpen. En op dat moment was dat alles wat ik nodig had: hulp, in welke vorm dan ook.
Het was waar geweest dat ik me gelukkiger had gevoeld. Ik had energie, eindeloze energie. Maar nu kon ik niet meer zonder.

Tom wist ervan. Ik voelde me schuldig dat ik hem erin had meegetrokken want ik begon het aan hem te zien. Er verschenen donkere kringen onder zijn ogen en hij liep erbij als een zombie wanneer hij nuchter was. Er was eigenlijk geen optreden meer waarvoor we niet gebruiken. Ik had de energie nodig, iets wat mijn lichaam zelf niet meer op leek te kunnen brengen. Vaak wisten we met slechte smoezen even bij de crew weg te komen, soms werden we gewoon vijf minuten uit het oog verloren. Dat was alles wat we nodig hadden.

“Bill?” Ik schrok op uit mijn gedachten. “Heb jij nog wat nodig?” Tom hield me een lange boodschappenlijst voor. Zelf konden we nooit even de supermarkt in, dus er was altijd wel iemand die we erop uit stuurden. Steeds opnieuw was ik stik jaloers.
“Nee. Oh - ik wil Goldbären.” Tom krabbelde het onderaan het lijstje en verdween uit mijn kamer. Ik zat met mijn laptop op bed en had wat kleding zitten bekijken. Zo ging het vaak wanneer ik nieuwe kleding wilde: ik zocht de designersites op internet, bepaalde wat ik leuk vond, en zou het binnen enkele weken in een grote stad kunnen kopen. De merken waar ik naar keek waren meestal niet via internet te bestellen: te duur, te exclusief. En ik vond het eigenlijk wel best.
Het aantal nieuwe vondsten vandaag viel behoorlijk tegen: ik had één leuk jasje gezien, maar ik wist niet of ik er het bedrag dat genoemd werd voor over had. Ik sloot de laptop af en liep richting woonkamer. Terwijl ik met grote passen door de gang liep hoorde ik mijn broer opgewonden praten. Hij had een toontje in zijn stem dat ik wel degelijk herkende, maar slechts zelden te horen kreeg. Het was een toon van bezorgdheid, machteloosheid. Ik ving woorden op, halve zinnen.
“Weet ik! … Nee, dat zeg ik niet maar… Mam, ik weet het… het is gewoon… Laatst liep ik naast hem en ik had het gevoel naast iemand te lopen die er helemaal niet was. Als een schaduw. … Ik geef zo veel om hem, mama, en hij maakt me bang.”

Mijn adem stokte. Ging het over mij? Het moest wel over mij gaan, al waren het woorden die ik nog nooit uit Toms mond had gehoord. Ik geef zo veel om hem… Er had paniek in zijn stem geklonken, die ik niet kon verklaren. Ik wist niet waar hij het over had en ik wist wel dat ik het niet zou durven vragen. Het was nog nooit voorgekomen dat hij iets voor me had achtergehouden. En ik had nog nooit getwijfeld om mijn broer om uitleg te vragen. Er was iets veranderd.

Ik was op de bank gaan zitten, typte wat ideetjes die me te binnen waren geschoten uit op mijn telefoon en probeerde geen aandacht te besteden aan mijn broer. Dit was echter gemakkelijker gezegd dan gedaan. Ik bleef me voorstellingen maken van hoe hij op bed gezeten had, van de uitdrukking op zijn gezicht. Ondertussen was het stil geworden. Ik voelde me een beetje slapjes. Alsof mijn lichaam te zwaar was geworden voor mijn spieren. Mijn hoofd voelde alsof het vol stenen zat, vol gedachten die wogen als beton. Ik kende de uitweg. Ik voelde mijn verstand voor de zoveelste keer wegebben.

“Tom?” Alsof ik niets van het gesprek had meegekregen kwam ik, zonder te kloppen, zijn kamer binnen. Zoals ik me voorgesteld had, zat hij inderdaad op bed, zijn telefoon in zijn handen. Ik vermoedde dat hij een sms verstuurde. “Heb je nog…” Mijn stem klonk een beetje gedempt en ik hield mijn duim en wijsvinger een halve centimeter uit elkaar om duidelijk te maken wat ik bedoelde. Hij knikte, maar keek bezorgd. Hij hoefde me niet te vragen of het wel ging - hij kon het tegendeel maar al te goed zien.

Nadat ik, enkele weken nadat ik voor het eerst cocaïne had gebruikt, had laten blijken hoe vervelend ik het snuiven vond, waren ons pillen aangeboden. “Heeft vrijwel hetzelfde effect.” Ik had wantrouwig een lichtblauw pilletje met een sterretje erin op mijn tong gelegd en mijn gezicht was vertrokken. “Doorslikken!” was me gezegd. “Het gaat niet om de smaak.”

Mijn broer pakte met twee vingers een pil uit het doosje, dat hij net uit zijn tas gehaald had. “Doe nou voorzichtig, Bill…” Ik knikte. Uit angst voor mezelf had ik mijn broer de beschikking over de harddrugs gegeven. Ik ontkende dat ik verslaafd was. “Je zou er mee op moeten houden, je ziet het aan je.” Ik haalde mijn schouders op en wees mijn broer op het feit dat hij ook niet altijd zuiver bezig was. “Je wangen… Je begint echt zo’n drugsgezichtje te krijgen en ik weet zeker dat ze het gaan wantrouwen.” Het klopte wat hij zei: al sinds dag één hadden de media bovenop me gezeten, waren er tientallen items aan mijn gewicht en vermeende eetstoornissen gewijd, en was er, hoewel we dat allemaal steevast ontkenden, al vaker in de goede richting gegist. Het zou niet lang duren voor een of andere sensatiegerichte journalist zou aankaarten dat er mogelijk drugs in het spel waren.
Dat zoiets me mijn carrière kon kosten vond ik vooral heel oneerlijk. Zij waren niet degenen waar constant over geschreven werd, zij konden gemakkelijk kwaad spreken over alles waarbij ik mijn voorbeeldfunctie ten schande maakte. Maar ik leefde voor mezelf, en het dragen van mijn eigen lasten kostte me al genoeg moeite. Daarbij kon ik niet ook nog eens letten op de impact die mijn gedrag op anderen kon hebben. Dat ging gewoon niet.

Het duurde twintig minuten, maar ik moest toegeven me beduidend beter te voelen. De waas in mijn hoofd was verdwenen en ik voelde de energie in mijn aderen stromen. Tom keek me geërgerd aan. “Moet jij niets?” vroeg ik belangstellend, doelend op de terneergeslagen blik in zijn ogen. “Het is geen speelgoed”, mompelde hij. “En ik voel me best.”
Ik wist dat hij over dat laatste gelogen had. Toch verdween ik uit zijn kamer om hem niet lastig te vallen met het euforische gevoel dat ik had. Het was nergens mee te vergelijken. Met verliefdheid, misschien, al voelde dit als liefde voor de hele wereld, voor elk stofje dat het zonlicht weerkaatste.
Op de gang kwam een zwartwitte hond in een noodvaart op me afgerend. Ik bukte en pakte hem lachend in mijn armen. Ik verloor mijn evenwicht, viel op de grond en voelde een natte roze tong over mijn gezicht likken. Ik wilde niet weten hoe dit eruit zag, maar ik voelde me gelukkig.

Dat was waar het grootste deel van mijn geluk vandaan kwam: uit illegale fabrieken, uit poeder, gekleurde pilletjes. Het gaf me het heerlijke gevoel dat ik leefde, dat ik de wereld aankon, en verloste me van de last die voortdurend op mijn schouders lag. Het liet me de kleuren om me heen zien. Wanneer het na dertig minuten uitgewerkt was, viel ik vaak uitgeput neer. Zo ging het haast dagelijks. Ik was niet verslaafd.
Ik kon gewoon niet meer zonder.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.